Samenvatting advies wetsvoorstel inzet noodrecht opvang Oekraïense vluchtelingen

Gepubliceerd op 20 april 2022

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft advies uitgebracht over het wetsvoorstel inzake de zogenoemde Voortduringswet artikelen 2c en 4 uit de Wet verplaatsing bevolking. Het wetsvoorstel is op 20 april 2022 bij de Tweede Kamer ingediend. Daarmee is ook het advies van de Afdeling advisering openbaar geworden.

Achtergrond wetsvoorstel

Op 1 april 2022 heeft de regering noodrecht ingezet voor de opvang van mensen uit Oekraïne. Dat gebeurde door het nemen van een koninklijk besluit op basis van de Wet verplaatsing bevolking waarmee twee artikelen in die wet in werking zijn getreden. Hiermee krijgen burgemeesters de wettelijke taak zorg te dragen voor de opvang van mensen uit Oekraïne. In de Wet verplaatsing bevolking is een verplichting opgenomen om na zo’n koninklijk besluit direct een wetsvoorstel aan de Tweede Kamer te sturen over het voortduren van deze twee specifieke wetsartikelen. Daarom wordt zo’n wet een voortduringswet genoemd.

Inzet van het noodrecht

Volgens de regering is sprake van een onmiddellijke bedreiging van de fysieke veiligheid van personen die een veilig heenkomen zoeken als gevolg van oorlog. Dat maakt afwijking van bestaande structuren door inzet van noodrecht noodzakelijk. De Afdeling advisering merkt op dat echter geen toelichting wordt gegeven over de aard en omvang van de situatie, waaronder inschattingen over de mogelijke toekomstige ontwikkelingen van de instroom van Oekraïense vluchtelingen. Ook is niet duidelijk wanneer inzet van de Wet verplaatsing bevolking niet meer nodig is en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) weer volledig verantwoordelijk wordt voor de opvang van vluchtelingen.

Systematiek

De Wet verplaatsing bevolking maakt onderscheid in volksverplaatsingen die worden opgedragen (‘gelast’) door de minister en feitelijke volksverplaatsingen zónder zo’n last. Uit artikel 4 van de wet volgt dat de minister van Justitie en Veiligheid richtlijnen of aanwijzingen kan geven als sprake is van een volksverplaatsing die is gelast. Omdat in dit geval geen last is voorafgegaan aan de volksverplaatsing, heeft de regering daarnaast besloten tot inwerkingstelling van artikel 2c van de Wet verplaatsing bevolking. Volgens de toelichting volgt uit de formulering van artikel 2c dat de werking van artikel 4 kan worden uitgebreid tot gevallen waarin sprake is van een feitelijke, niet-gelaste volksverplaatsing. De Afdeling advisering adviseert deze uitleg van artikel 2c nader toe te lichten.

Status

Uit artikel 4, tweede lid, van de wet volgt dat de minister ‘richtlijnen’ of ‘aanwijzingen’ aan burgemeesters kan geven. De minister van Justitie en Veiligheid heeft dat gedaan door de Regeling opvang ontheemden Oekraïne vast te stellen. De Afdeling advisering vraagt hoe deze regeling in het licht van artikel 4, tweede lid, moet worden aangemerkt. Dit artikel biedt namelijk geen duidelijke grondslag voor het vaststellen van zo’n ministeriële regeling, maar slechts voor ‘richtlijnen’ of ‘aanwijzingen’. Daarom adviseert de Afdeling in de toelichting nader in te gaan op de (juridische) status van de door de minister vastgestelde regeling.

Wijziging Wet verplaatsing bevolking

Het wetsvoorstel regelt niet alleen de inwerkingtreding van specifieke artikelen van de Wet verplaatsing bevolking, maar wijzigt ook de wet zelf. Volgens de toelichting zijn dat technische wijzigingen die noodzakelijk zijn om de wet te actualiseren. De Afdeling advisering merkt op dat deze wijzigingen niet moeten worden doorgevoerd in een voortduringswet. Zo’n wet is immers bedoeld om de bij koninklijk besluit inwerking gestelde noodwettelijke artikelen te laten voortduren. Daarom adviseert de Afdeling advisering de actualisering van de Wet verplaatsing bevolking uit te stellen.


Lees hier de volledige tekst van het advies van de Afdeling advisering en het nader rapport (de reactie) van de minister daarop.