Uitspraak 201706487/1/A1


Volledige tekst

201706487/1/A1.
Datum uitspraak: 18 juli 2018

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Hoeven, gemeente Halderberge,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 27 juni 2017 in zaak nr. 17/41 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Halderberge.

Procesverloop

Bij besluit van 14 april 2016 heeft het college geweigerd aan [appellant] een omgevingsvergunning te verlenen voor het vervangen van een beheerschuur op het perceel [locatie] te Hoeven (hierna: het perceel).

Bij besluit van 22 november 2016 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 27 juni 2017 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant] en het college hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 juni 2018, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door N.J.M.A. Onrust, zijn verschenen.

Overwegingen

1. [appellant], eigenaar van het perceel, heeft op 21 december 2015 een aanvraag ingediend voor het vervangen van een houten schuur die volgens hem door een calamiteit verloren is gegaan. De aanvraag betreft een schuur met een oppervlakte van 134 m² en een inhoud van 614 m³. Het bouwplan is in strijd met de bestemming "Bos" die het perceel ten tijde van de indiening van de aanvraag ingevolge het bestemmingsplan "Buitengebied Halderberge" had. Het college stelt zich op het standpunt dat de omgevingsvergunning niet op grond van het overgangsrecht van dit bestemmingsplan kan worden vergund. Het college is niet bereid om de vergunning in afwijking van dit bestemmingsplan te verlenen, omdat de gevraagde schuur groter is dan de oppervlakte van 25 m² die het college met een binnenplanse afwijking kan vergunnen. De rechtbank heeft overwogen dat [appellant] geen beroep kan doen op het overgangsrecht, omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat de oorspronkelijke schuur als gevolg van een calamiteit teniet is gegaan.

2. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat de schuur door een calamiteit teniet is gegaan en niet als gevolg van een slechte staat van onderhoud. Volgens hem blijkt uit de drie door hem overgelegde verklaringen dat de schuur is ingestort door bomen die er ten gevolge van de sneeuwval en de storm op 27 december 2014 op zijn gevallen. De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat uit de verklaringen kan worden afgeleid dat de schuur bij een goede staat van onderhoud mogelijk wel zou zijn beschadigd, maar niet teniet zou zijn gegaan. Aangezien de calamiteitenregeling uit het overgangsrecht van toepassing is, mocht de schuur op grond van deze regeling opnieuw worden opgericht en heeft het college de omgevingsvergunning ten onrechte geweigerd, aldus [appellant].

2.1. Artikel 40.1 van de planregels van het bestemmingsplan "Buitengebied Halderberge" luidt:

"a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1 gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2 na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.

c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan."

2.2. Onder een calamiteit moet, zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 3 oktober 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BB4684), worden verstaan een verwoesting door onvermijdelijk, eenmalig, buiten de schuld van betrokkene veroorzaakt onheil. Instorting tijdens een storm als gevolg van achterstallig onderhoud of onvoldoende hechtheid is geen calamiteit.

Het is aan degene die zich op het overgangsrecht beroept om de feiten en omstandigheden waarop dat berust aannemelijk te maken. Dit betekent dat de rechtbank terecht als uitgangspunt heeft genomen dat ter beoordeling staat of [appellant] aannemelijk heeft gemaakt dat de schuur ten gevolge van een calamiteit teniet is gegaan. De Afdeling is van oordeel dat [appellant] met de door hem overgelegde verklaringen van [persoon A] van 6 mei 2016, van [persoon B] van 16 mei 2016 en van [persoon C] van 23 mei 2016 en de berichtgeving over de weersomstandigheden op 27 december 2014 aannemelijk heeft gemaakt dat op die dag ten gevolge van de sneeuwval en de storm enkele bomen op de schuur zijn gevallen. Anders dan de rechtbank, is de Afdeling van oordeel dat [appellant] hiermee aannemelijk heeft gemaakt de schuur door een calamiteit teniet is gegaan. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het aannemelijk is dat de schuur op 27 december 2014 ook zou zijn ingestort indien deze redelijk tot goed onderhouden zou zijn geweest. Dat de schuur in een slechte staat van onderhoud verkeerde en door boktor was aangetast betekent dan ook niet dat deze niet ten gevolge van een calamiteit teniet is gegaan.

2.3. De Afdeling ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of de schuur waarvoor [appellant] een aanvraag heeft ingediend op grond van het overgangsrecht van het bestemmingsplan "Buitengebied Halderberge" mag worden opgericht. [appellant] betoogt in dit verband dat de schuur onder het overgangsrecht van dit bestemmingsplan valt, omdat op 14 juni 1974 een bouwvergunning is verleend voor het verplaatsen van de schuur en omdat de schuur is opgenomen in een voorgaand bestemmingsplan, namelijk het bestemmingsplan "Volkssterrewacht".

2.4. Op 14 juni 1974 is een bouwvergunning verleend voor het verplaatsen van een schuur met een oppervlakte van (16 * 6,5 =) 104 m². De aanvraag die [appellant] op 21 december 2015 heeft ingediend betreft een schuur met een oppervlakte van 134 m². Voor een schuur met deze omvang is in 1974 dus geen vergunning verleend.

Daargelaten of in dit geval betekenis toekomt aan het bestemmingsplan "Volkssterrewacht" en aan het besluit van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 29 januari 1980 over de goedkeuring van dat bestemmingsplan, waarin staat dat de oppervlakte van de schuur moet worden gewijzigd van 100 m² in 125 m², was de op grond van dat bestemmingsplan maximaal toegestane oppervlakte voor een schuur in ieder geval kleiner dan 134 m².

De conclusie is dat de oppervlakte van de aangevraagde schuur groter is dan op grond van de bouwvergunning uit 1974 en het bestemmingsplan "Volkssterrewacht" was toegestaan. Reeds hierom heeft de rechtbank terecht, zij het op andere gronden, geoordeeld dat de schuur niet onder het overgangsrecht van het bestemmingsplan "Buitengebied Halderberge" valt. Voorts heeft het college in redelijkheid kunnen weigeren een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bestemmingsplan, gelet op de oppervlakte van de schuur en de omstandigheid dat deze is voorzien op gronden met de bestemming "Bos".

Het betoog faalt.

3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd met verbetering van de gronden waarop deze rust.

4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. B.J. Schueler, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, griffier.

w.g. Schueler
lid van de enkelvoudige kamer

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2018

457-845.