Staatssecretaris J&V moet werkwijze beoordeling asielaanvragen afvalligen en atheïsten verbeteren

Gepubliceerd op 19 januari 2022

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State stelt strengere eisen aan besluiten van de staatssecretaris op asielaanvragen van vreemdelingen die aanvoeren dat zij afvallig of atheïstisch zijn. Op dit moment is de manier waarop de staatssecretaris het onderzoek en de beoordeling verricht onvoldoende duidelijk. Dit staat in twee uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van vandaag (19 januari 2022).

Waar gaan de uitspraken over?

Het gaat concreet om asielaanvragen van een man en een vrouw die aanvoeren dat zij niet kunnen terugkeren naar Iran omdat zij zich hebben afgekeerd van de islam, waardoor zij nu afvallig zijn. De man stelt daarnaast dat hij atheïst is geworden, de vrouw stelt dat zij zich tot het christendom heeft bekeerd. Meer algemeen gaan de uitspraken over de manier waarop de staatssecretaris moet onderzoeken en beoordelen of hij het geloofwaardig vindt dat een vreemdeling afvallig of atheïstisch is. Omdat hierover veel onduidelijkheid is in de rechtspraktijk, geeft de Afdeling bestuursrechtspraak in de uitspraken extra handvatten met het oog op de rechtsontwikkeling en de rechtsbescherming. Zo maakt zij niet alleen duidelijk waaraan de werkwijze van de staatssecretaris moet voldoen, maar ook welke verklaringen van vreemdelingen worden verwacht en hoe rechtbanken de besluiten van de staatssecretaris effectief kunnen toetsen.

Werkwijze nodig voor onderzoek en beoordeling afvalligheid

De Afdeling bestuursrechtspraak is van oordeel dat de staatssecretaris geen duidelijke vaste werkwijze heeft waarmee hij onderzoekt en beoordeelt of een vreemdeling afvallig is. Het is dus aan de staatssecretaris om zo’n werkwijze op te stellen. Zo zou de staatssecretaris kunnen aansluiten bij zijn werkwijze voor zaken van vreemdelingen die stellen dat zij zijn bekeerd tot het christendom.

Werkwijze voor onderzoek en beoordeling atheïsme moet aangescherpt worden

De Afdeling bestuursrechtspraak is van oordeel dat de werkwijze moet worden aangescherpt die de staatssecretaris gebruikt voor het onderzoek naar en de beoordeling van asielaanvragen van vreemdelingen die stellen dat zij atheïstisch zijn. Op dit moment maakt de staatssecretaris onvoldoende onderscheid tussen asielaanvragen van afvalligen en die van atheïsten. Dit onderscheid is nodig, omdat het twee verschillende soorten overtuigingen zijn die daardoor niet op precies dezelfde manier kunnen worden onderzocht en beoordeeld.

Risico's die afvalligen en atheïsten lopen in Iran

Als de staatssecretaris het geloofwaardig vindt dat een vreemdeling afvallig of atheïstisch is, moet hij vervolgens onderzoeken of een vreemdeling hierdoor een risico loopt bij terugkeer. Uit de uitspraken blijkt dat dit onderzoek onvoldoende is voor afvalligen en atheïsten die terugkeren naar Iran. De staatssecretaris zal hiernaar dus nader onderzoek moeten doen.

Gevolg uitspraken

Voor de Iraanse vreemdelingen in deze zaken betekenen de uitspraken allereerst dat de staatssecretaris aan de hand van een verbeterde werkwijze moet onderzoeken en beoordelen of hij hun afvalligheid en atheïsme geloofwaardig vindt. Als dat het geval is, zal de staatssecretaris vervolgens nog moeten beoordelen of zij kunnen terugkeren naar Iran. Daarvoor is dan eerst nader onderzoek nodig naar de risico’s voor afvalligen en atheïsten bij terugkeer naar Iran. De uitspraken zijn ook van belang voor vreemdelingen die uit andere landen afkomstig zijn en die aanvoeren dat zij afvallig of atheïstisch zijn. De staatssecretaris moet in zijn werkwijze voor de beoordeling van asielaanvragen van afvalligen en atheïsten in het algemeen verbeteren.


Lees hier de volledige tekst van de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak met zaaknummers 202005668/1 (atheïsten) en 202102293/1 (afvalligen).