Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Bondsrepubliek Duitsland inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen, met inbegrip van strafrechtelijke belastingzaken; ‘s-Gravenhage, 29 juni 2017, met toelichtende nota.


Volledige tekst

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Bondsrepubliek Duitsland inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen, met inbegrip van strafrechtelijke belastingzaken; ‘s-Gravenhage, 29 juni 2017, met toelichtende nota.

Bij Kabinetsmissive van 24 juli 2017, no.2017001246, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Bondsrepubliek Duitsland inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen, met inbegrip van strafrechtelijke belastingzaken; ‘s-Gravenhage, 29 juni 2017, met toelichtende nota.

Het verdrag ziet op de uitwisseling van informatie met het oog op de belastingheffing. De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk adviseert de goedkeuringsprocedure voort te zetten, maar acht ter uitvoering van artikel 2 van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen aanpassing van de toelichtende nota aangewezen.

De Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen bepaalt dat bij de voorlegging van een verdrag aangegeven wordt of het verdrag naar het oordeel van de regering bepalingen bevat die naar hun inhoud een ieder kunnen verbinden en, indien dit het geval is, welke bepalingen het betreft. (zie noot 1) Het gaat daarbij om bepalingen die onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig zijn om in de nationale rechtsorde zonder meer als objectief recht te kunnen worden toegepast. (zie noot 2) De toelichtende nota stelt dat het verdrag dergelijke bepalingen naar het oordeel van de regering niet bevat, maar dat het verdrag alleen ziet op verplichtingen tussen staten. (zie noot 3) De Afdeling onderschrijft dit oordeel niet. Het protocol bij het verdrag (dat een integrerend onderdeel uitmaakt van het verdrag) (zie noot 4) bevat bepalingen die onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig zijn om in de rechtsorde zonder meer te kunnen worden toegepast. (zie noot 5)

De Afdeling adviseert de toelichtende nota op dit punt in overeenstemming te brengen met de eerder genoemde rijkswet. (zie noot 6)

De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld verdrag wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal en aan de Staten van Aruba, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De vice-president van de Raad van State van het Koninkrijk


Nader rapport (reactie op het advies) van 6 november 2017

De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert de toelichtende nota in overeenstemming te brengen met artikel 2 van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen. Aan het advies is gevolg gegeven door in de toelichtende nota, in de derde alinea van de inleiding, de passage aan te passen die betrekking heeft op het oordeel van de regering omtrent bepalingen in het Verdrag die naar hun inhoud eenieder kunnen verbinden.

Voorts is van de gelegenheid gebruik gemaakt om de toelichtende nota op enkele punten te corrigeren.

Ik moge U verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld van de toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal en tevens over te leggen aan de Staten van Aruba.

De Minister van Buitenlandse Zaken


(1) Zoals artikel 2, tweede lid, van deze wet luidt na de op initiatief van het Lid Taverne tot stand gebrachte Rijkswet van 21 april 2017, houdende wijziging van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen in verband met het informeren van de Staten-Generaal over een ieder verbindende bepalingen van verdragen (Stb. 2017, 210).
(2) HR 1 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP3044 en HR 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2928.
(3) Inleiding, derde tekstblok.
(4) Artikel 12 van het verdrag.
(5) Zie de onderdelen d, e en f, van de tweede protocolbepaling, waarin het recht voor de betrokken persoon is opgenomen om in kennis te worden gesteld van het verzamelen en verstrekken van op hem betrekking hebbende informatie.
(6) Vergelijk ook het eerdere advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van 29 juni 2017 over het verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Argentijnse Republiek, Amsterdam, 27 maart 2017 (Trb. 2017, 54), nr. W14.17.0136/IV.