Uitspraak 202104061/1/R2 en 202104061/2/R2


Volledige tekst

202104061/1/R2 en 202104061/2/R2.
Datum uitspraak: 23 december 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op de beroepen, in het geding tussen:

1.       VvE Woningen De Arendsberg Hoogerheide, gevestigd te Hoogerheide, gemeente Woensdrecht,

2.       [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B], wonend te Hoogerheide, gemeente Woensdrecht (hierna samen en in enkelvoud: [verzoeker sub 2]),

appellanten,

en

1.       de raad van de gemeente Woensdrecht,

2.       het college van burgemeester en wethouders van Woensdrecht,

verweerders.

Procesverloop

Bij besluit van 1 april 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Zorgcomplex Raadhuisstraat 20-32 Hoogerheide" vastgesteld.

Bij besluit van 6 mei 2021 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van het zorgcomplex en bijbehorende voorzieningen.

De besluiten zijn gecoördineerd voorbereid en bekendgemaakt met toepassing van artikel 3.30, eerste lid, aanhef en onder b, en artikel 3.32 van de Wet ruimtelijke ordening.

Tegen deze besluiten hebben de VvE en [verzoeker sub 2] beroep ingesteld.

De VvE en [verzoeker sub 2] hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad en het college hebben een verweerschrift ingediend.

De VvE en [verzoeker sub 2] hebben nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 28 oktober 2021, waar de VvE, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], bijgestaan door mr. W. Koster, rechtsbijstandverlener te Apeldoorn, [verzoeker sub 2], bijgestaan door mr. M.A. de Boer, en de raad en het college, vertegenwoordigd door ing. K. Kegel, ing. M.J.P. Bastiaanse en J.P.M. de Waal, zijn verschenen.

Voorts zijn ter zitting [partij], vertegenwoordigd door mr. A.M.F. van Rooy-de Rooij en mr. W.H. Lindhout, advocaten te Bergen op Zoom, en Stichting tanteLouise, vertegenwoordigd door [gemachtigde B], bijgestaan door mr. J.A. Mohuddy, advocaat te Breda, als partij gehoord.

Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak. De voorzieningenrechter heeft voor het sluiten van het onderzoek ter zitting aangegeven dat als hij uitsluitend uitspraak zou doen over het verzoek om voorlopige voorziening deze uiterlijk binnen 14 dagen openbaar zou worden gemaakt en dat als hij tevens uitspraak zou doen in de hoofdzaak, de uitspraak eerst na circa 6 weken zou worden gedaan. Vervolgens heeft hij het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1.       De voorzieningenrechter is van oordeel dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak en dat gelet op artikel 8:86 van de Awb derhalve tevens uitspraak kan worden gedaan in de bodemzaak.

2.       Het plan en de omgevingsvergunning maken een zorgcomplex met 138 zware zorgunits mogelijk in het gebied Scheldeweg-Noord in Hoogerheide met bijbehorende voorzieningen zoals parkeerplaatsen, bergingen en een gezamenlijke binnentuin. Het zorgcomplex zal worden gebouwd door [partij] en worden geëxploiteerd door Stichting tanteLouise. Een deel van de gronden in het plangebied heeft de bestemming "Maatschappelijk" en een deel de bestemming "Verkeer-Verblijfsgebied".

De VvE en [verzoeker sub 2] kunnen zich niet verenigen met het plan, omdat zij onder andere vrezen voor een verkeersonveilige situatie en een te hoge parkeerdruk.

Ontvankelijkheid van de VvE

3.       [partij] heeft naar voren gebracht dat het beroep van de VvE niet-ontvankelijk is. Volgens [partij] is niet duidelijk welke partij deelneemt aan de onderhavige procedure, VvE De Arendsberg of VvE Woningen De Arendsberg. Beide zijn vereniging van eigenaars, maar de VvE De Arendsberg is gevestigd in Bergen op Zoom en niet aan De Arendsberg in Hoogerheide. In de stukken wordt afwisselend gesproken over bovenstaande verenigingen van eigenaars. Daarnaast is volgens [partij] niet gebleken dat namens de VvE beroep is ingediend. Hiertoe voert [partij] aan dat er geen rechtsgeldig besluit van de vergadering van de vereniging van eigenaars, waarbij de vergadering het bestuur van de VvE, machtigt tot het instellen van beroep, ten grondslag ligt aan het beroepschrift.

3.1.    De VvE betoogt dat voor partijen altijd duidelijk is geweest namens welke VvE het beroep is ingesteld, namelijk VvE Woningen De Arendsberg Hoogerheide en dat het beroep ook met instemming van de vergadering van deze vereniging van eigenaars is ingesteld. Hiertoe voert de VvE aan dat er twee machtigingen zijn overgelegd, namelijk een machtiging van 22 juni 2021, waaruit blijkt dat mr. Koster mag optreden namens de VvE en een machtiging van 17 september 2021 van de algemene vergadering, waaruit blijkt dat de ondergetekenden, zijnde de leden van de VvE, op 21 juni 2021, tijdens de algemene vergadering, volmacht hebben verleend aan het bestuur van de VvE voor het verrichten van alle rechtshandelingen inzake onder meer een procedure tegen de vaststelling van het voorliggende plan en de verleende omgevingsvergunning.

3.2.    Wat betreft de vraag namens welke VvE beroep is ingediend, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. In de stukken die zijn ingediend namens de VvE wordt weliswaar gesproken over zowel VvE De Arendsberg als VvE Woningen De Arendsberg, maar het was, naar oordeel van de voorzieningenrechter, voor partijen voldoende duidelijk namens welke vereniging van eigenaars het beroepschrift is ingediend, aangezien alle partijen beschikken over de stukken in het dossier, waaronder de machtigingen.

Gelet op het voorgaande en de door de VvE Woningen De Arendsberg Hoogerheide overgelegde machtiging, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat de VvE niet-ontvankelijk is.

Het beroep van de VvE is ontvankelijk en zal hieronder inhoudelijk worden behandeld.

Toetsingskaders

4.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De voorzieningenrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De voorzieningenrechter stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

5.       Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo), kan het college een omgevingsvergunning slechts weigeren in de in artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo genoemde gevallen.

Intrekking beroepsgrond

6.       Ter zitting heeft [verzoeker sub 2] zijn beroepsgrond over het leveren van de bergingen ingetrokken.

Parkeerbehoefte

7.       De VvE en [verzoeker sub 2] betogen dat er in de omgeving een te hoge parkeerdruk zal ontstaan als gevolg van dit plan. Hiertoe voeren zij aan dat het plan voorziet in te weinig parkeerplaatsen voor de ontwikkeling en dat de ondergrondse parkeergarage die wordt gerealiseerd niet goed is ingericht, waardoor mensen daar niet gaan parkeren. Wat betreft de inrichting van de parkeergarage voeren de VvE en [verzoeker sub 2] aan dat de maatvoering van de parkeervakken niet optimaal is en de parkeervakken niet voldoen aan de NEN 2443 en dat dit tot gevolg heeft dat bezoekers buiten de parkeergarage zullen parkeren, waardoor de parkeerdruk verder toeneemt Verder verwijzen zij ter onderbouwing naar de "Toets situatie verkeer en parkeren na planrealisatie" uitgevoerd door PRANA Consult Parking Beyond Borders opgesteld op 17 juli 2021 en het "Reactie-memo verweerschrift gemeente Woensdrecht inz. Bestemmingsplan en Omgevingsvergunning d.d. 1 oktober 2021" van PRANA Consult opgesteld op 21 oktober 2021 (hierna: de notities). Daarnaast voeren zij aan dat de 30 parkeerplaatsen die waren voorzien in en vergund op grond van het vorige plan onvoldoende worden gecompenseerd. Hiertoe voeren zij aan dat de compensatie van die parkeerplaatsen niet kan plaatsvinden op de door de raad beoogde locaties aan De Arendsberg en de Raadhuisstraat. De locaties bevinden zich buiten het plangebied en de parkeerplaatsen aan De Arendsberg zijn onderdeel van een handhavingsprocedure vanwege de eigendomssituatie.

7.1.    Artikel 3.4.2 van de planregels luidt:

"Voorwaardelijke verplichting parkeergarage: Het gebruiken en doen (laten) gebruiken van de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden is slechts toegestaan indien een parkeergarage met minimaal 98 parkeerplaatsen is gerealiseerd en vervolgens als zodanig in stand wordt gehouden."

7.2.    De voorzieningenrechter stelt voorop dat de raad bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening moet houden met de parkeerdruk die het gevolg is van het plan. Het is niet nodig dat dit plan bestaande parkeeroverlast in de omgeving van het plangebied, wat daarvan ook zij, oplost (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 7 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1471, onder 12.2).

7.3.    In paragraaf 2.5 van de plantoelichting is uiteengezet dat de raad de parkeernormen in de ASVV 2012 in CROW publicatie 381 heeft gehanteerd. In paragraaf 2.5 staat dat geen parkeernormen bekend zijn voor een zorgcomplex met zware zorgunits en dat daarom de parkeernorm is gehanteerd voor een verpleeg- en verzorgingstehuis. De ontwikkeling wordt voorzien in een "niet-stedelijke omgeving" en in het gebied "rest bebouwde kom". De parkeernorm is 0,5-0,7 parkeerplaatsen per wooneenheid, zo volgt uit de tabel in paragraaf 2.5. De in het plan voorziene parkeergarage voorziet in 98 parkeerplaatsen, één meer dan vereist op basis van 0,7 parkeerplaatsen per unit. Ter onderbouwing wijst de raad op het memo "verkeer en parkeren Raadhuisstraat 12-32 Hoogerheide" uitgevoerd door Compositie 5 stedenbouw bv, van 12 maart 2021 (hierna: het memo) en de "Reactie op notitie Prana Consult inzake bezwaren zorgcomplex Hoogerheide" opgesteld op 28 september 2021 door Peter Nederlof, verkeerskundig adviseur van de gemeente Woensdrecht.

De raad heeft als uitgangspunt gehanteerd dat de 30 parkeerplaatsen die waren vergund op grond van het vorige plan, moeten worden gecompenseerd aan De Arendsberg, met 21 parkeerplaatsen, en aan de Raadhuisstraat, met 9 parkeerplaatsen.

7.4.    De voorzieningenrechter ziet in hetgeen de VvE en [verzoeker sub 2] hebben aangevoerd, noch in de overgelegde notities, aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft mogen stellen dat het plan, wat betreft parkeren, strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Hiertoe overweegt de voorzieningenrechter dat, gelet op paragraaf 2.5 van de plantoelichting en het memo, het plan voorziet in zijn eigen parkeerbehoefte in de ondergrondse parkeergarage en dat deze parkeergarage op grond van artikel 3.4.2 van de planregels moet worden gerealiseerd voordat de gronden met de bestemming "Maatschappelijk" mogen worden gebruikt. In de verwijzing van de VvE en [verzoeker sub 2] naar de notities, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor een ander oordeel, omdat daarin niet wordt betwist dat 98 parkeerplaatsen voldoende is. In de notities is weliswaar uiteengezet dat er meer maatwerk had moeten worden verricht bij de berekening van de parkeernorm, maar ook dat, indien dat was gedaan, de uitkomst zou zijn dat bij het realiseren van de ontwikkeling zou kunnen worden volstaan met 67 parkeerplaatsen.

De voorzieningenrechter ziet in het betoog van de VvE en [verzoeker sub 2] geen aanleiding voor het oordeel dat de parkeervakken niet voldoen aan de NEN 2443 en dat bij de besluitvorming er op voorhand van uitgegaan had moeten worden dat bezoekers, zoals verzoekers vrezen de voorkeur zullen hebben om buiten de parkeergarage te gaan parkeren.

Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de raad zich daarbij in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de 30 parkeerplaatsen die waren voorzien op grond van het vorige plan, voldoende worden gecompenseerd. Weliswaar worden de 30 parkeerplaatsen niet in het plangebied gerealiseerd, maar de parkeerplaatsen zullen direct grenzend aan het plangebied worden gerealiseerd en een openbaar karakter hebben, hetgeen niet wordt betwist. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat deze parkeerplaatsen zijn bedoeld voor de directe omgeving en dat de 9 parkeerplaatsen aan de Raadhuisstraat al gerealiseerd zijn evenals 11 van de 21 parkeerplaatsen aan De Arendsberg. Wat betreft de eigendomssituatie en de parkeerplaatsen aan De Arendsberg, heeft de VvE, met de enkele stelling dat de gronden deels in haar eigendom zijn, onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de parkeerplaatsen niet kunnen worden gerealiseerd.

Het betoog slaagt niet.

Verkeersgeneratie

8.       De VvE en [verzoeker sub 2] betogen dat onvoldoende zeker is hoeveel extra verkeer zal worden gegenereerd. Volgens de VvE en [verzoeker sub 2] dateert het onderzoek dat is verricht, uit 2016 en 2017 en is daardoor verouderd. Daarnaast is er onvoldoende onderzoek gedaan naar de maximumcapaciteit van de Scheldeweg en Raadhuisstraat. Ter onderbouwing verwijzen zij naar de notities.

8.1.    In paragraaf 2.5 van de plantoelichting is de berekening voor de verkeersgeneratie uiteengezet op basis van het memo. In die berekening zijn de gegevens uit 2016 en 2017 geactualiseerd op basis van de ontwikkelingen die zijn gerealiseerd op grond van het vorige plan (een tweetal supermarkten en appartementengebouwen). Daarnaast zijn ten behoeve van de voorliggende ontwikkeling 414 voertuigbewegingen per etmaal opgeteld bij de geactualiseerde gegevens. Die voertuigbewegingen zijn berekend aan de hand van de kencijfer voor de functie aanleunwoning en serviceflat in de ASVV 2012 van het CROW. Wanneer met al deze factoren rekening wordt gehouden, zullen op de Raadhuisstraat 3442 verkeersbewegingen per etmaal zijn en op de Scheldeweg 8076 verkeersbewegingen per etmaal, zo staat in paragraaf 2.5.

Ook wordt uiteengezet in paragraaf 2.5 dat de Raadhuisstraat een erftoegangsweg is binnen de bebouwde kom waarvoor de raad 3500 verkeersbewegingen per etmaal hanteert. De Scheldeweg is een gebiedsontsluitingsweg, voor onder andere de twee supermarkten, met 2x1 rijbaan binnen de bebouwde kom, waarvoor op basis van kengetallen wordt aangenomen dat de capaciteit op ongeveer 33600 verkeersbewegingen per etmaal ligt (beide rijrichtingen). Het aantal verkeersbewegingen op de Scheldeweg is berekend door het personenauto equivalent per uur van 1400 te vermenigvuldigen met 24 uren.

Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat het memo niet verouderd of onvolledig is. De raad heeft het memo dus in redelijkheid aan zijn besluit ten grondslag kunnen leggen. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in overweging dat in de notities waarnaar de VvE en [verzoeker sub 2] hebben verwezen, niet wordt gemotiveerd dat van een te laag aantal vervoersbewegingen is uitgegaan, maar alleen wordt berekend dat op basis van 67 parkeerplaatsen er 290 voertuigbewegingen per etmaal zouden zijn en dat de gegevens uit 2016 en 2017 zijn geactualiseerd. Wat betreft de maximale capaciteit van de weg, overweegt de voorzieningenrechter dat uit paragraaf 2.5 van de plantoelichting volgt dat de raad naar de maximum capaciteit van de Scheldeweg en de Raadhuisstraat heeft gekeken en het aantal verkeersbewegingen onder het maximum blijft. De voorzieningenrechter heeft onvoldoende aanknopingspunten om te oordelen dat deze aanname onjuist zou zijn.

Het betoog slaagt niet.

In- en uitrit parkeergarage

9.       De VvE en [verzoeker sub 2] betogen dat de voorziene ontsluiting van de parkeerkelder naar De Arendsberg in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, vanwege de verkeersveiligheid, terwijl er een alternatief mogelijk is waardoor de parkeergarage wordt ontsloten op de Scheldeweg. De VvE en [verzoeker sub 2] voeren hiertoe aan dat de Raadhuisstraat op dit moment al druk is en dit alleen maar zal toenemen. Daarnaast is er onvoldoende zicht vanuit de in- en uitrit van de parkeergarage op De Arendsberg, waar ook fietsers zich bevinden en parkeervakken. Een ontsluiting op de Scheldeweg is beter, omdat 75% van de verkeersstromen van en naar het plangebied lopen via de Scheldeweg, zoals ook is aangegeven in de plantoelichting, aldus de VvE en [verzoeker sub 2].

9.1.    De raad acht, gebaseerd op het memo, de ontsluiting aan De Arendsberg de meest wenselijke mogelijkheid en voldoende verkeersveilig. Op pagina 5 van het memo is uiteengezet dat de in- en uitrit op de Scheldeweg niet de voorkeur verdient vanwege het expeditieverkeer ten behoeve van de bevoorrading van de winkels in de omgeving. Hierdoor kan het voorkomen dat de in- en uitrit wordt geblokkeerd door vrachtwagens. De in- en uitrit via De Arendsberg heeft dit nadeel niet en kan op een verkeersveilige manier worden gerealiseerd, zo volgt uit het memo. Er is volgens de raad en het memo voldoende ruimte tussen de in- en uitrit en de doorgaande rijbaan voor autoverkeer om horizontaal te staan en daardoor zicht te hebben op die doorgaande rijbaan. Voor het zicht op voetgangers zullen verkeersmaatregelen worden getroffen, zoals een waarschuwingsbord of een ander kleur trottoir, aldus het memo. Daarnaast is in het memo uiteengezet dat op dit moment al haakse parkeervakken aanwezig zijn op De Arendsberg waardoor het verkeer is gewend aan het in- en uitrijdende verkeer. Een in- en uitrit voor een parkeergarage past in dit verkeersbeeld, aldus het memo.

9.2.    De voorzieningenrechter is van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op dit standpunt heeft kunnen stellen. Hiertoe overweegt de voorzieningenrechter dat uit de notities, waarnaar de VvE en [verzoeker sub 2] hebben verwezen, niet volgt dat het memo zodanige gebreken of leemten bevat dat de raad zich daar niet op mocht baseren. Weliswaar wordt in de notities uiteengezet dat de ontsluiting niet voldoet aan de actuele "Duurzaam Veilig inrichtingsambities", maar deze ambities heeft de raad niet ten grondslag gelegd aan zijn overwegingen en de raad was daartoe ook niet gehouden. Wat betreft het betoog dat het merendeel van de verkeersstroom van en naar het plangebied gaat via de Scheldeweg, heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat de verkeersstromen zowel via de Scheldeweg als de Raadhuisstraat het plangebied binnenkomen en verlaten, waardoor een ontsluiting op De Arendsberg voor de hand ligt, aangezien vanuit deze ontsluiting het verkeer beide kanten op kan gaan. Dit standpunt komt de voorzieningenrechter redelijk voor.

Het betoog slaagt niet.

Bestemming "Maatschappelijk"

10.     De VvE en [verzoeker sub 2] betogen dat de onderzoeken die ten grondslag liggen aan dit plan, zijn gebaseerd op het bouwplan, terwijl op grond van de bestemming meer mogelijk is. Volgens hen dient de bestemming "maatschappelijk" te worden beperkt om particuliere bewoning dan wel bewoning zonder dat sprake is van zware zorg in het geheel uit te sluiten. De begrippen "ouderenhuisvesting" en "zorgwoningen" maken dat hetgeen is toegestaan ter plaatse te ruim is geformuleerd. Dit is in strijd met de rechtszekerheid. Nu bovendien meer is toegelaten dan waarvan de raad in de onderzoeken is uitgegaan, mag niet of niet zonder meer worden afgegaan op die onderzoeken. De gevolgen van een maximale invulling van het plan zijn onvoldoende onderzocht, aldus de VvE en [verzoeker sub 2].

10.1.  De raad stelt zich op het standpunt dat uit de planregels voldoende duidelijk blijkt wat ter plaatse is toegestaan. De raad stelt zich op het standpunt dat hij bewust heeft gekozen voor een ruimere bestemming, zodat het gebruik van de gronden toekomstbestendig is. In de onderzoeken zijn de maximale planologische mogelijkheden betrokken, zoals blijkt uit de ruimere parkeer- en verkeersnormen die zijn gehanteerd.

10.2.  Niet in geschil is dat op de gronden met de bestemming "Maatschappelijk" meer mogelijk is dan alleen een zorgcomplex met zware zorgunits. Uit artikel 3.1, aanhef en onder a tot en met g, van de planregels volgt naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende duidelijk wat ter plaatse is toegestaan. Weliswaar is dat meer dan hetgeen is vergund, maar dit maakt de planregel niet rechtsonzeker. De Vve en [verzoeker sub 2] hebben met de enkele stelling dat de planregel had moeten worden beperkt, niet aannemelijk gemaakt dat de raad niet in redelijkheid de bovenstaande bestemming met bijbehorende planregel had mogen vaststellen.

10.3.  Wat betreft de onderzoeken, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. In overweging 5.2 is uiteengezet dat de raad de parkeerbehoefte heeft berekend aan de hand van de parkeernormen voor een verpleeg- en verzorgingstehuis. In overweging 6.1 is uiteengezet dat de raad bij de berekening van de verkeersgeneratie is uitgegaan van de normen die gelden voor de functie aanleunwoning- serviceflat.

Uit het voorgaande volgt dat in de onderzoeken naar verkeer en parkeren is gerekend met normen die ruimer zijn dan de normen die gelden voor een zorgcomplex met zware zorgunits. Dit wordt bevestigd in de notities waarin uiteengezet is dat de parkeerbehoefte voor een zorgcomplex met zware zorgunits minder is en de verkeersgeneratie ook.

Daarom en gelet op hetgeen is overwogen in 7.3 en 8.1, is de voorzieningenrechter van het oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de bestemming "Maatschappelijk" strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Het betoog faalt.

Anti-dubbeltelregeling

11.     De VvE en [verzoeker sub 2] betogen ook dat het plan in strijd is met de anti-dubbeltelregeling in het vorige bestemmingsplan. Volgens de VvE kunnen de parkeerplaatsen uit het vorige plan nog worden gerealiseerd, door de verleende omgevingsvergunning, terwijl de raad nu voorziet in een nieuwe ontwikkeling voor diezelfde gronden.

11.1.  Artikel 13 van het bestemmingsplan "Scheldeweg-noord Hoogerheide" luidt: "Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing."

11.2.  Deze planregel moet op grond van artikel 3.2.4. van het Besluit ruimtelijke ordening worden opgenomen in een bestemmingsplan. Op pagina 60 van de nota van toelichting is uiteengezet dat deze bepaling ertoe strekt te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik mogelijk is gemaakt, na realisering daarvan, opnieuw een tweede keer zou kunnen worden gebruikt op basis van datzelfde plan.

Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is hier geen situatie aan de orde als bedoeld in de anti-dubbeltelregeling, alleen al omdat voor de parkeerplaatsen een vergunning is verleend op grond van een ander bestemmingsplan. Daarna is het voorliggende plan vastgesteld op basis waarvan het zorgcomplex mogelijk wordt gemaakt (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 27 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2121).

Woon- en leefklimaat

12.     [verzoeker sub 2] betoogt dat het plan zijn woon- en leefklimaat aantast, omdat er geen groen meer gerealiseerd wordt tegenover zijn woning terwijl dit wel was voorzien in het vorige plan. Ook is er geen open ruimte meer tegenover zijn woning.

12.1.  In het algemeen kunnen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen. Hieruit volgt dat [verzoeker sub 2] geen aanspraak kan maken op een blijvend vrij uitzicht vanuit de woning. Ook volgt hieruit dat [verzoeker sub 2] geen aanspraak kan maken op de realisatie van groen op grond van een geldend bestemmingsplan. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat [verzoeker sub 2] woont in een centrumgebied in Hoogerheide dat in ontwikkeling is.

De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor [verzoeker sub 2].

Het betoog faalt.

Conclusie

13.     De beroepen zijn ongegrond.

14.     Gelet hierop bestaat aanleiding de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

15.     De raad en het college hoeven geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart de beroepen van VvE Woningen De Arendsberg Hoogerheide en [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] ongegrond.

II.       wijst de verzoeken af.

Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. F. Nales, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 23 december 2021