Uitspraak 202004716/3/R3


Volledige tekst

202004716/3/R3.
Datum uitspraak: 8 december 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

Hunter Douglas Europe B.V. (hierna: Hunter Douglas), gevestigd te Rotterdam,

appellante,

en

de raad van de gemeente Rotterdam,

verweerder.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 28 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:912, heeft de Afdeling de raad opgedragen om enkele gebreken te herstellen in het besluit van 2 juli 2020 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Piekstraat Punt". Deze tussenuitspraak is aangehecht.

Bij besluit van 8 juli 2021 heeft de raad het plan gewijzigd.

Hunter Douglas heeft over dit besluit haar zienswijze naar voren gebracht.

Daarna heeft Hunter Douglas het beroep tegen het besluit van 8 juli 2021 ingetrokken.

De Afdeling heeft vervolgens bepaald dat nader onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.       In de tussenuitspraak is overwogen dat het besluit van 2 juli 2020 is vastgesteld in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), het zorgvuldigheidsbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel.

De raad is opdragen de gebreken in dit besluit te herstellen door - kort samengevat - alsnog inzichtelijk te maken dat het plan wat betreft mogelijke geurhinder niet zal leiden tot een beperking in de bedrijfsvoering van Hunter Douglas, toereikend te motiveren dat de vastgestelde hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting in acht zijn genomen, artikel 8 van de regels te wijzigen dan wel een ander besluit te nemen.

2.       De raad heeft met het besluit van 8 juli 2021 beoogd te voldoen aan deze opdracht.

3.       Hunter Douglas heeft aanvankelijk bestreden dat de raad met het besluit van 8 juli 2021 heeft voldaan aan de opdracht. Daarna heeft Hunter Douglas echter het beroep tegen het besluit van 8 juli 2021 ingetrokken, omdat zij heeft besloten - kort samengevat - om de activiteiten die de meeste geur- en geluidbelasting kunnen veroorzaken niet langer uit te oefenen op haar terrein aan de Piekstraat.

4.       Gelet hierop gaat de Afdeling ervan uit dat de raad met het besluit van 8 juli 2021 heeft voldaan aan de opdracht en de gebreken in het bestemmingsplan heeft hersteld.

Dit leidt tot het volgende oordeel. Het beroep tegen het besluit van 2 juli 2020 is gegrond. Dit besluit moet worden vernietigd. De Afdeling zal bepalen dat de rechtsgevolgen van dit besluit in stand blijven, behalve voor zover uit het besluit van 8 juli 2021 als gevolg van de wijziging van artikel 8 van de planregels andere rechtsgevolgen voortvloeien.

Dit oordeel betekent dat het bestemmingsplan "Piekstraat Punt", zoals gewijzigd, blijft gelden en mag worden uitgevoerd.

5.       De raad moet de proceskosten van Hunter Douglas vergoeden. Hunter Douglas heeft ook verzocht om vergoeding van de kosten voor de deskundigenrapporten van LBP Sight en Tauw, maar deze kosten komen daarvoor niet in aanmerking op grond van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb. De desbetreffende rapporten zijn namelijk opgesteld voor de zienswijze van Hunter Douglas over het ontwerp-bestemmingsplan. Het gaat daarom niet om kosten die Hunter Douglas in verband met de behandeling van het beroep heeft moeten maken.

Voor zover Hunter Douglas verzoekt om vergoeding van kosten voor het raadplegen van LBP Sight tijdens het beroep biedt het Besluit proceskosten bestuursrecht daarvoor geen grondslag. Ook in zoverre kan het verzoek niet worden toegewezen.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep gegrond;

II.       vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Rotterdam van 2 juli 2020 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Piekstraat Punt";

III.      bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand blijven, behalve voor zover andere rechtsgevolgen voortvloeien uit het besluit van de raad van de gemeente Rotterdam van 8 juli 2021 tot wijziging van het bestemmingsplan "Piekstraat Punt" als gevolg van de wijziging van artikel 8 van de planregels;

IV.      veroordeelt de raad van de gemeente Rotterdam tot vergoeding van bij Hunter Douglas Europe B.V. in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.512,21, waarvan € 1.496,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

V.       gelast dat de raad van de gemeente Rotterdam aan Hunter Douglas Europe B.V. het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 354,00 vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. A.J.C. de Moor-van Vugt en mr. B. Meijer, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, griffier.

De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 8 december 2021

159-717