Uitspraak 202105095/2/R4


Volledige tekst

202105095/2/R4.
Datum uitspraak: 4 oktober 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker], wonend te Apeldoorn,

en

het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 15 juni 2021 heeft het college het Uitwerkings- en wijzigingsplan "Sprenkelaar en Anklaar, uitwerking en wijziging 2" (hierna kortheidshalve te noemen: het uitwerkingsplan) vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld. In hetzelfde stuk heeft [verzoeker] de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[verzoeker] heeft een nader stuk ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 30 september 2021, waar [verzoeker], vergezeld door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. W.L. Weskamp, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding en spoedeisend belang

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       Het uitwerkingsplan maakt de bouw van 43 woningen met bijbehorende openbare voorzieningen (waaronder parkeerplaatsen) mogelijk op de plek van het voormalige noodwinkelcentrum Anklaar.

De woningen worden verdeeld over zes aparte blokken. Tussen deze woonblokken is een parkeerterrein gepland.

3.       [verzoeker] woont aan de [locatie] in Apeldoorn, in het woongebouw De Parel. Het plangebied ligt ten noorden van dat woongebouw. [verzoeker] is het niet eens met het uitwerkingsplan.

Hij heeft de voorzieningenrechter gevraagd om het plan te schorsen totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de hoofdzaak.

4.       Het college heeft op de zitting verklaard dat inmiddels is begonnen met het bouwrijp maken van de gronden in het plangebied. Dat betekent dat [verzoeker] een spoedeisend belang heeft bij een schorsing van het uitwerkingsplan.

De voorzieningenrechter zal daarom inhoudelijk ingaan op de gronden die [verzoeker] in beroep tegen dat plan heeft aangevoerd.

Het uitwerkingsplan en het toetsingskader

5.       Het uitwerkingsplan is gebaseerd op de artikelen 19 en 29 van de regels van het bestemmingsplan "Sprenkelaar en Anklaar" (hierna te noemen: het bestemmingsplan).

Artikel 19 bevat een uitwerkingsplicht voor de gronden die in het bestemmingsplan zijn aangewezen voor "Wonen - Uit te werken".

De gronden waarop de nieuwe woningen (en de daarbij behorende openbare voorzieningen) zijn voorzien, zijn in het bestemmingsplan aangewezen voor "Wonen - Uit te werken".

Met toepassing van artikel 29 van het bestemmingsplan kunnen de grenzen van het plan iets worden gewijzigd. Van die bevoegdheid heeft het college gebruik gemaakt.

6.       Wanneer in een bestemmingsplan een uitwerkingsplicht is opgenomen, moet het college van burgemeester en wethouders in beginsel een uitwerkingsplan vaststellen.

Bij een beroep tegen een uitwerkingsplan kan ter beoordeling staan of dit plan is voorbereid en genomen in strijd met het recht.

Onder die beoordeling valt de vraag of de uitgewerkte bestemming strookt met de uitwerkingsregels in het bestemmingsplan en, als die regels daarvoor de ruimte laten, met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij geldt de planologische aanvaardbaarheid van de uit te werken bestemming als een gegeven.

Voorlopig oordeel over de beroepsgronden van [verzoeker]

7.       [verzoeker] stelt dat de bestaande parkeerplaatsen direct ten noorden van woongebouw De Parel zullen verdwijnen bij de bouw van de nieuwe woningen. Dit is volgens hem nadelig voor de bewoners van De Parel, die niet allemaal even goed ter been zijn. Er zullen weliswaar nieuwe parkeerplaatsen worden aangelegd, maar [verzoeker] verwacht dat die voor de bewoners van De Parel minder goed bereikbaar zullen zijn. De nieuwe parkeerplaatsen zullen verder weg komen te liggen dan nu het geval is. Bovendien zijn er hoogteverschillen in het gebied, waardoor er misschien steile hellingen of trappen zullen worden aangelegd. Ten slotte zullen de nieuwe parkeerplaatsen niet exclusief bestemd zijn voor de bewoners van De Parel, wat in de huidige situatie feitelijk wel het geval is. De nieuwe parkeerplaatsen zullen moeten worden gedeeld met de bewoners van de nieuwe woningen.

Verder stelt [verzoeker] dat er bomen moeten worden gekapt voor de uitvoering van het plan en dat het groen anders zal worden ingericht. Dit vindt hij bezwaarlijk. Er zullen weliswaar nieuwe bomen worden geplant, maar deze zullen pas na lange tijd volgroeid zijn, zo stelt hij.

[verzoeker] heeft ook aangevoerd dat de verkeersstromen zullen veranderen. Het aan te leggen parkeerterrein tussen de nieuwe woningen krijgt twee verschillende in- en uitritten. Toch verwacht [verzoeker] dat het merendeel van de bewoners van de nieuwe woningen gebruik zal maken van de in- en uitrit die het dichtst bij De Parel ligt. Hij is bang dat hierdoor overlast zal ontstaan.

[verzoeker] meent dat al zijn bezwaren kunnen worden opgelost als het plangebied in noordelijke richting wordt verschoven (verder van woongebouw De Parel af).

7.1.    Het college stelt dat de plangrens met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid uit het bestemmingsplan op een klein onderdeel is verschoven aan de noordzijde van het plangebied. Het college is echter niet meegegaan in de wens van [verzoeker] om het plan in zijn geheel in noordelijke richting op te schuiven, waardoor er extra ruimte beschikbaar zou komen voor de aanleg van parkeerplaatsen en voor het overbruggen van de hoogteverschillen ten noorden van woongebouw De Parel. Daarbij heeft het college overwogen dat ten noorden van het plangebied een zogenoemde groene as is gepland. Deze zal een recreatieve route door de wijk vormen. Uit landschappelijk oogpunt vindt het college de verschuiving van het plangebied, waardoor de groene as geheel of gedeeltelijk zou moeten verdwijnen, daarom niet wenselijk. Ook is dit volgens het college niet wenselijk, omdat het plangebied dan te dicht bij de geplande woningen aan de Normastraat zou komen.

Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dit standpunt van het college niet onredelijk.

7.2.    Zoals op de zitting is gebleken, is [verzoeker] met name bezorgd over de toekomstige parkeersituatie rondom woongebouw De Parel.

De gronden direct ten noorden van dit woongebouw, waar nu de bestaande parkeerplaatsen aanwezig zijn, vallen echter bijna helemaal buiten het plangebied van het uitwerkingsplan. Voor die gronden blijft het bestemmingsplan ongewijzigd van toepassing. In dat plan zijn de gronden direct ten noorden van De Parel aangewezen als "Erf" of als "Verkeer - Verblijfsgebied". Op die gronden zijn parkeerplaatsen toegestaan.

Het is goed mogelijk - en op basis van de stukken is dat zelfs waarschijnlijk - dat de gronden direct ten noorden van woongebouw De Parel gedeeltelijk zullen worden meegenomen bij de feitelijke herinrichting van het hele gebied. Over zo'n feitelijke herinrichting van de openbare ruimte kan de voorzieningenrechter geen inhoudelijk oordeel geven. Dit is namelijk een kwestie van uitvoering.

7.3.    Wat hier wel aan de orde kan komen, is de vraag of in het uitwerkingsplan voldoende is gewaarborgd dat aan de parkeerbehoefte wordt voldaan na de bouw van de nieuwe woningen.

Bij de beoordeling van de parkeerbehoefte van de nieuwe woningen heeft het college de gemeentelijke parkeernormen toegepast.

De toepassing van die normen is ook vastgelegd in de regels van het uitwerkingsplan in artikel 3.4.1 en in bijlage 2 bij de regels. Daarbij is het college ervan uitgegaan dat voor elke nieuwe woning in het plangebied gemiddeld 1,5 parkeerplaats moet worden aangelegd. Het toepassen van deze norm betekent dat voor de 43 nieuwe woningen een totaal aantal van 65 parkeerplaatsen nodig is.

[verzoeker] heeft deze beoordeling van de parkeerbehoefte niet bestreden.

Verder heeft het college onder ogen gezien dat bij de herinrichting van het openbare gebied - onder meer door de aanleg van een in- en uitrit naar het nieuwe parkeerterrein - mogelijk parkeerplaatsen moeten worden verwijderd bij woongebouw De Parel. Het college hanteert hierbij het uitgangspunt dat er evenveel parkeerplaatsen moeten worden teruggeplaatst als dat er worden verwijderd. In de zienswijzennota heeft het college hierover gesteld dat er in de huidige situatie 20 parkeerplaatsen zijn rondom De Parel. Dat aantal plaatsen zal in elk geval behouden blijven, omdat het uitwerkingsplan de aanleg van in totaal 85 parkeerplaatsen mogelijk maakt. Dit aantal zal feitelijk ook worden gerealiseerd, zo stelt het college.

Wat [verzoeker] heeft aangevoerd, geeft de voorzieningenrechter geen reden om te oordelen dat de benadering van het college op dit punt onredelijk is. Daarbij is van belang dat op de gronden die in het uitwerkingsplan de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" hebben gekregen voldoende ruimte beschikbaar is om 85 parkeerplaatsen aan te leggen.

Dat de nieuwe parkeerplaatsen volgens [verzoeker] mogelijk zo'n 17 meter verder van De Parel komen te liggen dan nu het geval is, waarbij de parkeerplekken ook met de bewoners van de nieuwe woningen moeten worden gedeeld, zodat de afstand naar een beschikbare plek nog groter kan zijn, heeft het college naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet onoverkomelijk hoeven achten bij de planvaststelling. Verder volgt de voorzieningenrechter [verzoeker] niet in zijn standpunt dat er meer dan 20 parkeerplaatsen beschikbaar moeten zijn voor woongebouw De Parel. Nog afgezien van de vraag of de gemeentelijke parkeernormen moeten worden toegepast voor bestaande woningen, heeft [verzoeker] immers aangegeven dat de parkeervoorzieningen rondom De Parel op dit moment voldoende zijn om te voldoen aan de parkeerbehoefte.

7.4.    Waar de parkeerplaatsen voor De Parel precies zullen liggen na de herinrichting van de openbare ruimte, is een kwestie van uitvoering. Zoals hiervoor onder 7.2 al is overwogen, kan de voorzieningenrechter geen inhoudelijk oordeel geven over uitvoeringskwesties. Ter informatie merkt de voorzieningenrechter echter op dat het niet is uitgesloten dat de gronden rondom De Parel zo worden ingericht dat er nog steeds parkeerplaatsen vlakbij de ingang van het woongebouw aanwezig zullen zijn. Ook de aanleg van speciale gehandicaptenparkeerplaatsen is mogelijk. Het college heeft in de zienswijzennota te kennen gegeven dat er in elk geval voor zal worden gezorgd dat er 16 parkeerplaatsen in de Turandotstraat komen te liggen. Ook is in de zienswijzennota vermeld dat het nieuwe straatwerk en alle ingangen, paden en pleinen rondom De Parel straks goed zullen aansluiten, waarbij het gebied rollator- en rolstoeltoegankelijk zal zijn. En hoewel het hier gaat om een uitvoeringskwestie, heeft het college ter zitting toegezegd dat het zal nagegaan of de bewoners van De Parel hun visie hebben kunnen geven op de manier waarop de gronden rondom hun gebouw feitelijk zullen worden ingericht. In elk geval zullen de bewoners worden betrokken bij de verdere ontwikkeling van de inrichtingsplannen, zo heeft het college verklaard.

7.5.    Voor de uitvoering van het uitwerkingsplan moeten ook de groenvoorzieningen ten noorden van De Parel worden aangepast. Daarbij moeten verschillende bomen worden gekapt.

Volgens het college gaat het daarbij om bomen die niet beschermenswaardig of anderszins bijzonder zijn. Verder zullen er nieuwe bomen worden teruggeplaatst bij de herinrichting van het gebied, zo heeft het college te kennen gegeven.

De voorzieningenrechter overweegt dat de feitelijke inrichting van de groenvoorzieningen ook een kwestie van uitvoering is, die in deze procedure niet ter beoordeling staat.

7.6.    De voorzieningenrechter overweegt ten slotte dat de verkeersstromen ter plaatse iets zullen veranderen na de uitvoering van het uitwerkingsplan. Hierover verschillen partijen niet van mening.

Het college stelt dat er in totaal minder verkeersbewegingen in het gebied ten noorden van De Parel zullen zijn als gevolg van het verdwijnen van het noodwinkelcentrum. In de directe omgeving van De Parel zal naar verwachting wel sprake zijn van enige toename van de verkeersbewegingen na het realiseren van de nieuwe woningen. Volgens het college zijn de effecten daarvan bij de planvaststelling onderzocht.

In paragraaf 5.1.4 van de plantoelichting is ingegaan op het akoestisch onderzoek dat is uitgevoerd naar wegverkeerslawaai. Daarbij is geconcludeerd dat er, gelet op het aantal woningen dat mogelijk wordt gemaakt, geen sprake zal zijn van een significante verkeerstoename op de nabijgelegen wegen. Er zal dus ook geen hoorbare geluidtoename zijn bij de bestaande woningen langs deze wegen. Ten opzichte van het eerdere (tijdelijke) gebruik als winkelcentrum is er zelfs sprake van een afname van verkeer (en geluid), zo is vermeld in de plantoelichting.

Wat [verzoeker] heeft aangevoerd, geeft de voorzieningenrechter geen reden om te oordelen dat het college hierin niet kan worden gevolgd.

Conclusie

8.       In wat [verzoeker] heeft aangevoerd, ziet de voorzieningenrechter geen reden om te verwachten dat de Afdeling het uitwerkingsplan in de bodemprocedure zal vernietigen. Daarom wordt het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen.

9.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. H.C.P. Venema, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. N.I. Breunese-van Goor, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.  De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 4 oktober 2021