Uitspraak 201908558/4/R4


Volledige tekst

201908558/4/R4.
Datum uitspraak: 10 juni 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) in het geding tussen:

[verzoeker] en anderen, wonend te Kootwijk,

verzoekers,

en

de raad van de gemeente Barneveld,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 9 oktober 2019 heeft de raad het bestemmingsplan "Asselseweg ll, partiële herziening Buitengebied 2012" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.

De Afdeling heeft dit beroep ter zitting behandeld op 30 maart 2021.

Nadien hebben [verzoeker] en anderen de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

[verzoeker] en anderen hebben een nader stuk ingediend.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       Met het verzoek beogen [verzoeker] en anderen onder meer te voorkomen dat op 11 juni 2021, 19 juni 2021 en op 24/25 juni 2021 paardensportactiviteiten worden gehouden in het plangebied van bovengenoemd bestemmingsplan. [verzoeker] en anderen vrezen voor nadelige gevolgen van de paardensportactiviteiten voor hun leefomgeving en voor de natuur.

3.       Ingevolge artikel 8:83, vierde lid, van de Awb kan uitspraak worden gedaan zonder een zitting, indien onverwijlde spoed dat eist en partijen daardoor niet in hun belangen worden geschaad. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter doet deze situatie zich hier voor, omdat [verzoeker] en anderen hebben gevraagd aan de voorzieningenrechter om vóór 11 juni 2021 uitspraak te doen. De voorzieningenrechter doet daarom uitspraak zonder zitting.

4.       De voorzieningenrechter stelt vast dat de bodemzaak (201908558/1/R4) op 30 maart 2021 op zitting is behandeld. Naar het zich thans laat aanzien zal de uitspraak in die zaak op korte termijn worden gedaan. Voor de periode totdat uitspraak in de bodemzaak is gedaan, valt uit de door [verzoeker] en anderen ingebrachte stukken af te leiden dat er op de gronden die in het bestemmingsplan zijn opgenomen op 11 juni 2021 een sporttraining voor dressuur gepland staat, op 19 juni 2021 een sporttraining voor dressuur en/of springen gepland staat, en op 24/25 juni een trainingskamp en/of dressuur gepland staat. Van grootschalige evenementen is hierbij geen sprake; het gaat om trainingen. De voorzieningenrechter vindt het niet aannemelijk dat die trainingen onomkeerbare gevolgen zullen hebben voor de leefomgeving van [verzoeker] en anderen of de natuur. Daarbij is van belang dat het slechts om enkele trainingen gaat, die bovendien in tijd beperkt zijn. Gelet op het feit dat in de bodemzaak op korte termijn uitspraak zal worden gedaan en de geplande activiteiten op 11, 19 en 24/25 juni 2021 in aard en omvang, alsmede in duur beperkt zijn, ziet de voorzieningenrechter, bij afweging van de belangen, aanleiding het verzoek om schorsing af te wijzen.

5.       Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. A. ten Veen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.L.M. van Loo, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2021

418.