Uitspraak 201900559/1/R3


Volledige tekst

201900559/1/R3.
Datum uitspraak: 8 juli 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.    [appellant sub 1], wonend te Noordwijkerhout,

2.    [appellant sub 2] en anderen, allen wonend te Noordwijkerhout,

3.    [appellant sub 3], wonend te Noordwijkerhout,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Noordwijkerhout, thans: Noordwijk,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 15 november 2018 heeft de raad van de toenmalige gemeente Noordwijkerhout (thans: de raad van de gemeente Noordwijk) het bestemmingsplan "Schippersvaartweg 39" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De raad en [appellant sub 1] hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 juni 2020, waar [appellant sub 1], bijgestaan door mr. L. Brouwers, rechtsbijstandverlener te Leusden, [appellant sub 2] en anderen, vertegenwoordigd door [appellant sub 2] en [gemachtigde], bijgestaan door mr. A.K. Koornneef, rechtsbijstandverlener te Lisse, [appellant sub 3], en de raad, vertegenwoordigd door S.F. van Putten en R.E. Koekkoek, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Woningstichting Sint Antonius van Padua, vertegenwoordigd door [gemachtigde], gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.    Binnen het plangebied op de locatie Munnekeweij aan de Schippersvaartweg 39 in Noordwijkerhout bevindt zich een voormalig bejaardencentrum waarvan het pand al enige tijd leegstaat. Woningstichting Sint Antonius van Padua heeft het voornemen om deze gronden te herontwikkelen en 45 sociale huurwoningen te realiseren, waarvan 21 appartementen en 24 grondgebonden rug-aan-rug woningen. Het voorliggende plan is vastgesteld om de beoogde woningbouw mogelijk te maken.

[appellant sub 1], [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] kunnen zich niet verenigen met het plan. Zij vrezen dat de met het plan mogelijk gemaakte ontwikkeling hun woon- en leefklimaat zal aantasten.

Toetsingskader

2.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Behoefte en de ladder voor duurzame verstedelijking

3.    [appellant sub 1], [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] betogen dat de behoefte aan de in het plan voorziene ontwikkeling niet is aangetoond. Zij menen dat de Woningstichting het beleid met betrekking tot scheefhuren moet aanpassen, in plaats van woningen bij te bouwen. Voor zover er een behoefte aan sociale huurwoningen is, wordt dat volgens hen namelijk mede veroorzaakt door scheefhuurders.

[appellant sub 1] betoogt dat geen rekening is gehouden met eventuele al ontwikkelde of andere voorgenomen plannen om sociale huurwoningen te realiseren of andere maatregelen, bijvoorbeeld om doorstroom te bevorderen, en geen rekening is gehouden met een mogelijke afname in de behoefte. [appellant sub 3] voert aan dat niet is gebleken van behoefte aan sociale huurwoningen in de omgeving en stelt dat de raad de behoefte aan deze ontwikkeling had moeten onderbouwen.

[appellant sub 2] en anderen betogen dat met de in het plan voorziene ontwikkeling geen of onvoldoende rekening is gehouden met de uitgangspunten van de ladder voor duurzame verstedelijking. Over een goede ruimtelijke ordening en beoordeling van trede 2 van de ‘ladder’ is door de raad ten onrechte niets opgemerkt.

3.1.    De raad stelt dat er behoefte bestaat aan de voorziene ontwikkeling. Dit plan komt tegemoet aan de vraag naar betaalbare sociale huurwoningen. Gelet op de lange wachttijden van ongeveer zes jaar binnen de gemeente om in aanmerking te komen voor een sociale huurwoning, is de behoefte aan sociale huurwoningen groot, aldus de raad.

In het portefeuilleplan van de Woningstichting is uitgewerkt dat zij de sociale huurvoorraad aanvult met nieuwe, goedkope woningen met een huurprijs tot de aftoppingsgrenzen voor de primaire doelgroep met een inkomen onder de huurtoeslaggrenzen. Dit doet de Woningstichting om het met de gemeente afgesproken percentage van 30% sociale huurwoningen te waarborgen. Als er in de vrije sector wordt bijgebouwd en de Woningstichting geen sociale huurwoningen meer bouwt, zal volgens de raad de voorraad afnemen en lopen de wachttijden nog verder op.

De raad voert tevens aan dat de Woningstichting al een huurbeleid hanteert om het aantal scheefhuurders te laten dalen.

Wat de ladder voor duurzame verstedelijking betreft verwijst de raad naar paragraaf 3.1.3 van de plantoelichting, waar is aangegeven dat er wordt gebouwd binnen het bestaand stads- en dorpsgebied.

3.2.    Het plan voorziet in de mogelijkheid om 45 sociale huurwoningen te realiseren. Daarvoor is aan drie stukken grond binnen het plangebied de bestemming "Wonen" toegekend. Er is een bouwvlak opgenomen binnen deze gronden. Ter plaatse van zowel het oostelijk als het westelijk gesitueerde bouwvlak is de aanduiding "maximum aantal wooneenheden = 12" opgenomen. Ter plaatse van het derde bouwvlak, gelegen tussen het oostelijk en het westelijk bouwvlak, is de aanduiding "maximum aantal wooneenheden = 21" opgenomen. Aan de gronden rond de bouwvlakken is de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" toegekend. Op de gronden aan de buitenkant van het plangebied rust de bestemming "Groen".

Artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) luidt:

"De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."

3.3.    Uit de woningbehoefteraming 2016 (hierna: WBR), waarnaar in de plantoelichting wordt verwezen, blijkt dat er vraag is naar meer woningen in de regio Holland-Rijnland en binnen de voormalige gemeente Noordwijkerhout. De groei van de woningbehoefte voor de periode 2015-2019 is volgens de WBR 15.400 woningen voor de regio Holland-Rijnland. In de periode 2015-2040 is in de voormalige gemeente Noordwijkerhout, gezien de woningbehoefte, een groei van tussen de 698 en 2.014 woningen gewenst. In het WBR is ook opgenomen dat er met name vraag is naar goedkope woningen of woonruimten. Er staat een grotere druk op de woningvoorraad voor woningen onder de liberalisatiegrens.

De raad stelt zich op het standpunt dat de beoogde ontwikkeling voorziet in de behoefte aan sociale woningbouw vanwege de gemiddelde wachttijd van zes jaar voor een sociale huurwoning in de gemeente Noordwijkerhout. Daarbij komt dat op de regionaal afgestemde woningbouwplanlijst, die op 20 september 2016 door het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland is goedgekeurd, de 45 sociale huurwoningen op deze locatie als passend binnen de WBR staan opgenomen. De raad heeft ter zitting verklaard dat deze behoefte ten tijde van de vaststelling van het plan nog steeds actueel was, en dat de wachttijden voor een sociale huurwoning zelfs verder zijn opgelopen. [appellant sub 1], [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] hebben onvoldoende onderbouwd waarom dit standpunt onjuist zou zijn. Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er behoefte is aan de in het plan voorziene ontwikkeling. De raad hoefde voor de invulling van deze behoefte aan sociale huurwoningen de aanpak van het scheefhuren niet af te wachten, wat daar ook van zij. Deze mogelijke aanpak laat de huidige bestaande woningbehoefte zoals die blijkt uit de WBR, onverlet.

Wat de ladder voor duurzame verstedelijking betreft ziet de Afdeling zich gesteld voor de vraag of de ontwikkeling die het voorliggende plan mogelijk maakt, een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro is. Het vorige plan kende de bestemmingen "Wonen - Maatschappelijk", "Tuin" en "Verkeer - Verblijfsgebied" toe aan de gronden binnen het plangebied. De Afdeling overweegt dat de met het nu voorliggende plan beoogde functiewijziging niet zodanig ingrijpend is dat - in samenhang bezien met de ten opzichte van het vorige plan gewijzigde bebouwingsmogelijkheden - het plan voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de functies waarin het huidige plan ten opzichte van het voorheen geldende plan voorziet wat de aard ervan betreft slechts weinig verschillen. Nu het ruimtebeslag waarin het nu voorliggende plan voorziet vergelijkbaar is met het voorheen voor het plangebied geldende plan, ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de voorziene ontwikkeling moet worden gekwalificeerd als een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro. Deze bepaling is op dit plan daarom niet van toepassing.

De betogen falen.

Passend binnen de omgeving

4.    [appellant sub 1], [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] betogen dat de ontwikkeling waarin het plan voorziet niet past binnen de omgeving, omdat deze tegen de bestaande woonwijk wordt aangeplakt. Een mix van verschillende typen woningen achten zij mogelijk, als er sprake is van geïntegreerde woningbouwtypen die binnen de woonwijk een prettige omgevingsbeleving en woonklimaat waarborgen. Het plan zoals dit nu voorligt, zorgt er volgens hen juist voor dat er alleen sociale woningbouwontwikkeling zal plaatsvinden. Hierdoor concentreren de sociale woningen zich in één deel van de wijk, in plaats van dat er spreiding is. Het feit dat er zicht op de ontwikkeling is vanuit bestaande aanliggende wijken en woningen wil volgens hen niet zeggen dat er diversiteit in de wijk is. Het is onwenselijk dat een separaat cluster woningtypen ontstaat binnen de huidige wijkopzet. Door de realisatie van de voorziene woningen zal het percentage sociale woningbouw binnen het woongebied gelegen tussen de watergangen oplopen tot 57,5%.

[appellant sub 2] en anderen betogen dat de voorziene ontwikkeling in strijd is met de woonvisie van Noordwijkerhout, waarin het uitgangspunt wordt gehanteerd om diversiteit na te streven en kansen te pakken om de ruimtelijke kwaliteit in de woonwijk te vergroten.

4.1.    De raad stelt dat het beeldkwaliteitsplan is vertaald in het voorliggende bestemmingsplan, waarmee de stedenbouwkundige kwaliteit van de voorziene ontwikkeling wordt gewaarborgd. De raad meent niet dat deze voorziene ontwikkeling tegen de bestaande woonwijk is aangeplakt. Door de gekozen stedenbouwkundige opzet wordt aansluiting gezocht bij de bestaande woningen aan de Schippersvaartweg. Ruimtelijk wordt het plangebied aan de noord- en oostzijde begrensd door water en aan de zuidzijde door een belangrijke invalsweg, de Schippersvaartweg. Daarmee ontstaat volgens de raad een gebied dat als beëindiging van het bebouwingslint van de Schippersvaartweg moet worden gezien en stedenbouwkundig inspeelt op de ruimtelijke opzet van de wijk Mossenest, die bestaat uit de delen Mossenest I en Mossenest II.

De raad voert aan dat de wijk gevarieerd is. De woningen zijn voor een brede doelgroep toegankelijk, waaronder één- en tweepersoonshuishoudens, starters en ouderen. Er moet daarbij worden gekeken naar de hele wijk, niet alleen naar de in het plan voorziene nieuwbouw en de tegenover het plangebied liggende straten omgeven door de door appellanten bedoelde watergangen. Het percentage sociale woningbouw ligt in dat geval een stuk lager, rond de 30%. Het percentage voor de hele gemeente Noordwijk ligt rond de 20%. De raad meent dat met de komst van de in het plan voorziene nieuwe woningen een meer gevarieerde samenstelling van de wijk Mossenest ontstaat. In de omgeving komt een grote diversiteit aan woningtypen in verschillende prijsklassen voor, van appartementen, rijenwoningen, twee-onder-één-kapwoningen en vrijstaande woningen, zowel koop, in de vrije sector als sociale woningen. De met het plan gekozen stedenbouwkundige opzet laat ruimte voor doorzichten vanuit de bestaande aanliggende wijken en woningen. Daarnaast speelt het plan in op de positionering van de woningen aan de Schippersvaartweg. Daarmee wordt aansluiting verkregen en past de in het plan voorziene ontwikkeling binnen de omgeving van de wijk Mossenest waarin het plangebied is gelegen en waarvan het deel uitmaakt, aldus de raad.

4.2.    Binnen het plangebied is met het plan alleen in de realisering van sociale sectorwoningen voorzien. De Afdeling stelt vast dat in de wijk Mossenest waar het plangebied deel van uitmaakt zowel sociale als vrijesectorwoningen staan. Ten noorden van het plangebied bevinden zich met name woningen in de vrije sector. In het noordoosten van de wijk bevindt zich meer sociale woningbouw. Ten zuiden van het plangebied bevinden zich zowel vrijesector als sociale sectorwoningen. In de wijk komen verder diverse woningtypen voor. Uit de afbeelding die door de raad bij het verweerschrift is gevoegd, blijkt dat het plangebied ongeveer midden in de wijk ligt. Gelet hierop acht de Afdeling de overweging van de raad om voor de omgeving van het plangebied naar deze wijk als geheel te kijken, en niet slechts naar het woongebied gelegen tussen de watergangen, begrijpelijk. Binnen deze wijk wordt op deze wijze een evenwichtige verdeling tussen de verschillende typen woningen gerealiseerd. De Afdeling ziet onder de genoemde omstandigheden in hetgeen [appellant sub 1], [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] betogen geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de in het plan voorziene sociale sectorwoningen passend zijn in de omgeving.

De betogen falen.

Parkeren

5.    [appellant sub 1], [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] betogen dat het plan niet voorziet in voldoende parkeergelegenheid. Er wordt niet voldaan aan de in het beleid van de gemeente Noordwijk gehanteerde parkeernorm van 1,8 parkeerplaats per woning. De raad gaat in het plan vooralsnog uit van 1,4 parkeerplaats per woning. Uitgaande van de geldende parkeernorm van 1,8 parkeerplaats moeten er binnen het plangebied 81 parkeerplaatsen worden aangelegd, in plaats van het in het plan voorgeschreven aantal van 63 parkeerplaatsen. Parkeerplaatsen desnoods aanleggen op het gedeelte van het plangebied waarin het plan voorziet in groenvoorzieningen, zoals door de raad is geopperd in de nota van beantwoording zienswijzen, zal volgens hen tot nog meer verstening leiden en is in strijd met de planregels.

5.1.    Op 28 september 2017 is de Nota parkeernormen Noordwijkerhout vastgesteld. De raad stelt dat op basis van de doelgroep voor de in het plan voorziene 45 sociale huurwoningen feitelijk volstaan kan worden met het hanteren van een parkeernorm van 1,4 parkeerplaats per woning, zoals deze was opgenomen in het ontwerpplan. Vanwege de wens van omwonenden om zoveel mogelijk groen te behouden is daarom in het plan voorgeschreven om ten minste 63 parkeerplaatsen aan te leggen. Mocht in de toekomst blijken dat dit toch onvoldoende is, dan kunnen volgens de raad binnen het plangebied aanvullend maximaal 18 parkeerplaatsen worden aangelegd. Op deze plaatsen wordt in eerste instantie de aanleg van groenvoorzieningen voorzien. Dat de extra parkeerplaatsen niet realiseerbaar zouden zijn binnen het plan is volgens de raad onjuist. De extra parkeerplaatsen zouden niet op gronden met de bestemming "Groen" worden gerealiseerd, maar op gronden met de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied", waardoor ze binnen het plangebied te realiseren zijn.

5.2.    Artikel 3, lid 3.3, van de planregels luidt:

"Artikel 3 Groen

3.3 specifieke gebruiksregels

Het is verboden de gronden te gebruiken of te laten gebruiken als parkeerplaats voor motorvoertuigen."

Artikel 4, lid 4.1, van de planregels luidt:

"De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

[…]

c. parkeervoorzieningen;

[…]."

Artikel 10, lid 10.3, van de planregels luidt:

"10.3 Parkeren

De functies als bedoeld in artikel 6 lid 1 sub a zijn toegestaan onder voorwaarde dat wordt voorzien in:

a. de aanleg van niet minder dan 63 parkeerplaatsen binnen de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'."

5.3.    In paragraaf 2.2 van de plantoelichting staat het volgende:

"Verkeer en parkeren

De ontsluiting voor het autoverkeer vindt direct plaats op de Schippersvaartweg. Op eigen terrein worden in totaal 63 parkeerplaatsen gepland. Deze worden gerealiseerd binnen de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Er is afgesproken dat vooralsnog, gezien het feit dat het hier gaat om 45 sociale huurwoningen en gelet op het bijbehorende huishoudinkomen, het aantal te realiseren parkeerplaatsen conform de CROW-norm van 1,4 pp/woning 63 parkeerplaatsen is. Mocht in de toekomst blijken dat dit aantal parkeerplaatsen niet voldoende is, dan is er in het plangebied ruimte om 81 parkeerplaatsen aan te leggen, zodat wordt voldaan aan het nieuwe parkeerbeleid van de gemeente Noordwijkerhout met een norm van 1,8 parkeerplaatsen per woning."

5.4.    In de plantoelichting heeft de raad gemotiveerd hoe het plan voorziet in voldoende parkeergelegenheid, verwijzend naar de CROW-norm. In artikel 10, lid 10.3, van de planregels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor de aanleg van niet minder dan 63 parkeerplaatsen. Het plan verzet zich niet tegen de aanleg van 81 parkeerplaatsen. In de plantoelichting wijst de raad op het gemeentelijk parkeerbeleid en de daarin opgenomen norm van 1,8 parkeerplaatsen per woning, maar de raad heeft gemotiveerd waarom in dit geval van dit beleid is afgeweken en kan worden volstaan met een norm van 1,4 parkeerplaatsen per woning. Omdat de voorziene woningen sociale woningbouw betreffen, zullen de bewoners naar verwachting minder auto’s hebben dan bij een ander type woningen het geval zou zijn. Ook heeft de raad hierbij betrokken dat de parkeerdruk in de omgeving van het plangebied relatief laag is. Daarnaast heeft de raad toegelicht dat wanneer blijkt dat er toch vraag is naar meer parkeerplaatsen, deze alsnog binnen het plangebied gerealiseerd kunnen worden. Dit is op eenvoudige wijze mogelijk en planologisch passend binnen de gronden met de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied". De Afdeling heeft geen aanwijzingen dat de raad hiermee het parkeeraspect onderschat. De conclusie is dat de raad zich onder de genoemde omstandigheden in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan voorziet in voldoende parkeergelegenheid.

De betogen falen.

Provinciaal beleid

6.    [appellant sub 3] betoogt dat de realisatie van de in het plan voorziene ontwikkeling tot verstening in de wijk zal leiden. Momenteel is er in het plangebied sprake van een groenvoorziening met monumentale bomen en een grasveld. De verstening zal verder worden versterkt indien er in de toekomst meer parkeerplaatsen worden gerealiseerd binnen de groenvoorzieningen. Dit is volgens [appellant sub 3] in strijd met het provinciaal beleid, waarin tot uitdrukking is gebracht dat een aantrekkelijke leefomgeving met zorg voor groen, zoals landschap, natuur, recreatie en landbouw, van groot belang is.

6.1.    Het beleid van de provincie is er volgens de raad op gericht dat nieuwbouw binnen het bestaande stads- en dorpsgebied wordt gerealiseerd, ook wel "inbreiden boven uitbreiden" genoemd. De in het plan voorziene ontwikkeling voldoet hier aan. De opzet van het stedenbouwkundig plan is zo dat de binnenhoven, bestaande uit groen en parkeren, zoveel mogelijk tegenover bestaande woningen zijn gesitueerd. Het parkeren van auto’s is op een evenwichtige wijze verdeeld over het gehele plangebied, zodat er volgens de raad voldoende ruimte is voor de inpassing van groen. De structuur van de binnenhoven aangevuld met groene randen is vastgelegd in de planregels door hieraan de bestemming "Groen" toe te kennen. Hierdoor vindt er volgens de raad een verantwoorde stedenbouwkundige invulling van het plangebied plaats van bebouwing in combinatie met voldoende groen en parkeervoorzieningen.

Er zijn volgens de raad geen monumentale bomen aanwezig. Wel is in overleg met de omwonenden nagegaan of in het plangebied zoveel mogelijk groen kan worden behouden. Door langs de watergang in het plangebied een meanderende oever te creëren, kunnen bomen en bosschages worden gespaard. In het kader van het vooroverleg is het ontwerpbestemmingsplan voorgelegd aan de provincie Zuid-Holland. De provincie had geen op- of aanmerkingen op dit bestemmingsplan, aldus de raad.

6.2.    De voorziene ontwikkeling wordt mogelijk gemaakt in bestaand stads- en dorpsgebied. Het plan kent aan verschillende stukken grond binnen het plangebied de bestemming "Groen" toe. De raad heeft aangegeven dat het niet de bedoeling is dat de parkeerplaatsen op deze gronden gerealiseerd zullen worden. Artikel 3, lid 3.3, van de planregels staat een dergelijk gebruik ook niet toe. [appellant sub 3] heeft niet aannemelijk gemaakt dat met het plan geen zodanige stedenbouwkundige invulling van het plangebied kan plaatsvinden dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In hetgeen [appellant sub 3] heeft aangevoerd ziet de Afdeling ook geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het plan in zoverre niet in overeenstemming is met het provinciaal beleid.

Het betoog faalt.

Woon- en leefklimaat

7.    [appellant sub 1], [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] betogen dat het plan een te grote inbreuk op hun privacy oplevert. Zij menen dat bij de vaststelling van het plan hun belangen niet of onvoldoende zijn meegewogen in de belangenafweging.

[appellant sub 1] voert in dit verband aan dat er meer bebouwing aan de achterzijde van zijn woning komt, waardoor zijn uitzicht en privacy in de tuin zullen afnemen. [appellant sub 3] voert aan dat de te bouwen woningen op een korte afstand van zijn woning komen te staan.

[appellant sub 2] en anderen betogen verder dat de voorziene ontwikkeling hinder tot gevolg zal hebben vanwege de toenemende drukte en de autokoplampen van de toekomstige bewoners die bij hen het huis in kunnen schijnen.

7.1.    De raad stelt dat er bij de totstandkoming van het plan zorgvuldig met de belangen van de omgeving en de omwonenden is omgegaan. Bij de stedenbouwkundige opzet is zorgvuldig naar de omgeving gekeken om te bepalen wat qua nieuwe bouwhoogte en positionering van de gebouwen verantwoord en passend is in de omgeving. Daarbij is zoveel mogelijk rekening gehouden met het beperken van overlast voor de bestaande bebouwing. De rug-aan-rugwoningen en de appartementen zijn niet direct op de bestaande woningen gericht, maar staan juist haaks daarop. De ontsluiting van het plangebied is op verzoek van omwonenden aangepast aan de bestaande structuur en er worden maatregelen genomen om het eventuele effect van inschijnende koplampen te beperken in de vorm van hagen, aldus de raad.

De kleinste afstand tussen de huidige en de nieuwe bebouwing is volgens de raad ongeveer 17 m. Met de voorgestelde bouwhoogte van respectievelijk 7 en 10 m wordt aangesloten bij de bouwhoogten van de in de omgeving aanwezige bebouwing. Als er al sprake is van een aantasting van de privacy, dan acht de raad de tussengelegen afstanden voldoende en is er slechts sprake van een geringe aantasting van de privacy en het uitzicht van omwonenden, die niet onaanvaardbaar wordt geacht.

Om het zicht op de in het plangebied voorziene nieuwbouw te verzachten, is op verzoek van omwonenden de rand langs de watergang in het plangebied verder vergroend door extra aanplant en behoud van het bestaande groen door de oeverlijn te meanderen. Het oorspronkelijk aan de zijde van de Arena beoogde wandelpad is ook op verzoek van omwonenden verwijderd, aldus de raad.

7.2.    De woningen van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] liggen op ongeveer 17 tot 27 m afstand van de in het plangebied voorziene woningen. De maximum bouwhoogte die in het plan aan de voorziene woningen is toegekend is 10 m voor het middelste gebouw en 7 m voor de buitenste twee gebouwen. De huidige woningen aan de Schippersvaartweg hebben een maximum bouwhoogte van 9 m. De huidige woningen aan de andere kant van de voorziene ontwikkeling, aan de Arena, hebben een maximum bouwhoogte van 11 m.

Enig verlies van de privacy en het uitzicht voor [appellant sub 1], [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] ten gevolge van het plan is niet volledig uit te sluiten. Dit is echter aanvaardbaar. Daartoe overweegt de Afdeling dat de in het plan mogelijk gemaakte ontwikkeling is voorzien in stedelijk gebied. De raad heeft zich naar het oordeel van de Afdeling bij afweging van alle betrokken belangen daarom in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de aantasting van de privacy en het uitzicht van omwonenden niet zodanig is dat er in zoverre geen sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Hierbij betrekt de Afdeling de afstand tussen de in het plangebied voorziene woningen en de bestaande woningen, de maximum bouwhoogte die aansluit bij de maximum bouwhoogtes in de omgeving, de positionering van de voorziene woningen en de beoogde groenvoorzieningen binnen het plangebied. Verder voorzag het voorheen geldende bestemmingsplan voor het plangebied al in de mogelijkheid van bebouwing met een maximum bouwhoogte van respectievelijk 6, 9 en 12 m. De nu in het plan voorziene bouwmogelijkheden zijn hiermee vergelijkbaar.

Dat de drukte in de omgeving als gevolg van de voorziene ontwikkeling zo zal toenemen dat dit onaanvaardbare gevolgen heeft voor het woon- en leefklimaat van [appellant sub 2] en anderen is door hen onvoldoende onderbouwd. Met betrekking tot de inschijnende koplampen heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de in- en uitgangswegen van het plangebied ten opzichte van de omliggende woningen zo zijn gepositioneerd dat er geen onaanvaardbare inbreuk op het woon- en leefklimaat als gevolg daarvan is.

De betogen falen.

Financiële uitvoerbaarheid

8.    [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen betogen dat de financiële uitvoerbaarheid van het plan niet is aangetoond. Dat de gemeente en de woningbouwvereniging zich inzetten voor de realisatie van het plan, zoals aangegeven in de nota van beantwoording zienswijzen, toont volgens hen niet aan dat de economische haalbaarheid van het plan is verzekerd. De verdeling van de kosten en de afspraken die hierover zijn gemaakt, staan op geen enkele manier beschreven in de toelichting bij het plan. De voorziening die door de gemeente beschikbaar is gesteld, had beter voor andere doeleinden ingezet kunnen worden.

[appellant sub 1] meent dat het de vraag is of de woningstichting de planschade kan vergoeden, gezien de financiële situatie, of dat de gemeente daarvoor zal worden aangesproken.

8.1.    De raad stelt dat het plan financieel uitvoerbaar is. De gemeente heeft de gronden van het plangebied in eigendom en zal deze bouwrijp maken en de uitgeefbare grond aan de woningstichting verkopen. Na realisatie van de woningen door de woningstichting zal de gemeente het openbare deel van het plangebied woonrijp maken. Ten behoeve van dit project is door de raad een grondexploitatie geopend. Deze grondexploitatie kent een tekort. Op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten is het toegestaan om een negatieve grondexploitatie te hebben als de gemeenteraad ter grootte van het tekort een voorziening beschikbaar heeft gesteld. In zijn vergadering van 19 april 2018 heeft de raad een voorziening beschikbaar gesteld van € 105.000,00 om de grondexploitatie sluitend te maken.

De raad stelt verder dat er ten aanzien van eventuele planschadeclaims een anterieure overeenkomst is gesloten met de initiatiefnemer. In deze overeenkomst wordt het kostenverhaal geregeld, waaronder de betaling van de eventuele tegemoetkoming in de planschade, die het nieuwe planologische kader kan veroorzaken.

8.2.    In het kader van een beroep tegen een bestemmingsplan kan een betoog over de uitvoerbaarheid van dat plan, waaronder de financieel-economische uitvoerbaarheid, alleen leiden tot vernietiging van het bestreden besluit voor zover het aangevoerde leidt tot de conclusie dat de raad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat het plan om financieel-economische of andere redenen niet uitvoerbaar is. De raad heeft in het verweerschrift uiteengezet hoe de financieel-economische uitvoerbaarheid is gewaarborgd. De raad erkent dat de grondexploitatie een tekort kent, maar stelt een voorziening beschikbaar ter grootte van het tekort om de grondexploitatie sluitend te maken.

Dat de raad het beschikbaar gestelde geld ook voor andere doeleinden had kunnen gebruiken, laat onverlet dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen redenen zijn waarom het plan op voorhand financieel niet uitvoerbaar is.

De betogen falen.

Waardevermindering

9.    [appellant sub 1] en [appellant sub 3] betogen dat het realiseren van 45 sociale huurwoningen in het plangebied tot een flinke waardevermindering van hun woningen zal leiden.

9.1.    Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van de woningen van [appellant sub 1] en [appellant sub 3] betreft, overweegt de Afdeling dat er geen grond bestaat voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan hij heeft gedaan.

De betogen falen.

Staatssteun

10.    [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen betogen dat er sprake is van ontoelaatbare staatssteun van de gemeente voor de realisatie van dit plan. De gemeente draagt volgens hen in substantiële mate financieel bij aan de ontwikkeling. Ter zitting hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen betoogd dat zij hierdoor in hun belangen worden geraakt omdat het woningbouwproject zonder de staatssteun niet uitvoerbaar zou zijn en zij indirect zelf voor het project betalen door het betalen van belasting.

10.1.    Artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) luidt:

"De bestuursrechter vernietigt een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept."

10.2.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (zie de uitspraak van 2 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2892), brengt een redelijke toepassing van artikel 8:69a van de Awb met zich dat belanghebbenden die zich niet met succes kunnen beroepen op Europese regels over aanbesteding en staatssteun omdat die regels kennelijk niet strekken tot bescherming van hun belangen, zich evenmin op die regels kunnen beroepen ten behoeve van het betoog dat het plan niet uitvoerbaar is.

[appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen zijn geen concurrenten van de Woningstichting Sint Antonius van Padua, die de in het plan mogelijk gemaakte voorziening wil realiseren. Ook zijn zij niet onderworpen aan een heffing die integrerend deel uitmaakt van een steunmaatregel die in strijd is met de Europese regels over staatssteun. Hun belang is als omwonenden enkel gelegen in de bescherming van hun woon- en leefklimaat. Gelet hierop strekken de Europese regels over aanbesteding en staatssteun naar het oordeel van de Afdeling niet ter bescherming van de belangen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen. De stelling van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen dat volgens hen het woningbouwproject zonder de staatssteun niet uitvoerbaar zou zijn en dat zij indirect zelf voor het project betalen, doet hier niets aan af. Artikel 8:69a van de Awb staat er dan ook aan in de weg dat het bestreden besluit als gevolg van dit betoog wordt vernietigd. De Afdeling ziet daarom af van een inhoudelijke bespreking van dit betoog.

Flora- en faunaonderzoek

11.    De Afdeling stelt vast dat [appellant sub 1] ter zitting heeft erkend dat de datum 18 januari 2016 in plaats van 18 januari 2017 per abuis als datering op het ‘oriënterend onderzoek naar beschermde flora en fauna aan de Schippersvaartweg te Noordwijkerhout’ (hierna: het onderzoek) is komen te staan. Het onderzoek was dus ten tijde van de vaststelling van het plan niet ouder dan twee jaar. [appellant sub 1] meent niettemin dat de raad nader onderzoek had moeten verrichten naar de flora- en fauna in de omgeving van het plangebied. [appellant sub 1] voert hiertoe aan dat uit onderzoek van buurtbewoners is gebleken dat er nieuwe vogels in de omgeving nestelen.

11.1.    Aangezien het onderzoek ten tijde van de vaststelling van het plan niet ouder was dan twee jaar, is de raad van mening dat hij dit onderzoek, gelet op artikel 3.1.1a van het Bro, aan zijn besluit ten grondslag heeft mogen leggen.

[appellant sub 1] heeft volgens de raad niet gemotiveerd aangegeven waarom dit onderzoek niet aan dit plan ten grondslag zou mogen liggen. Bij de omgevingsvergunning voor het bouwen van de voorziene woningen zal in het kader van de Wet natuurbescherming nader onderzoek worden gedaan voordat de grond bouwrijp kan worden gemaakt.

11.2.    Artikel 3.1.1a van het Bro luidt:

"Bij de vaststelling van een bestemmingsplan kan in ieder geval gebruik worden gemaakt van gegevens en onderzoeken die niet ouder zijn dan twee jaar."

11.3.    De Afdeling stelt vast dat ten tijde van de vaststelling van het plan het onderzoek nog geen twee jaar oud was. Uit artikel 3.1.1a van het Bro volgt overigens niet dat onderzoeken niet ouder mogen zijn dan twee jaar. De enkele niet nader onderbouwde stelling van [appellant sub 1] dat er nieuwe vogels in de omgeving nestelen geeft geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich bij de vaststelling van het plan niet op dit onderzoek mocht baseren.

Het betoog faalt.

Beantwoording zienswijze

12.    [appellant sub 2] en anderen betogen dat hun zienswijze onvoldoende is beantwoord. Op een aantal gestelde vragen is volgens hen geen antwoord gegeven.

12.1.    Artikel 3:46 van de Awb verzet zich er niet tegen dat de raad de zienswijzen samengevat weergeeft. Dat niet op ieder argument ter ondersteuning van een zienswijze afzonderlijk is ingegaan, is op zichzelf geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit niet voldoende is gemotiveerd. Niet is gebleken dat bepaalde bezwaren of argumenten niet in de overwegingen zijn betrokken. In het aangevoerde ziet de Afdeling geen aanknopingspunten voor het oordeel dat er in zoverre geen belangenafweging heeft plaatsgevonden.

Het betoog faalt.

Zienswijze herhaald en ingelast

13.    [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen hebben zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijzen. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijzen. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen hebben in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijzen in het bestreden besluit onjuist zou zijn.

De betogen falen.

Conclusie

14.    Gelet op het voorgaande zijn de beroepen ongegrond.

15.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart de beroepen ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, voorzitter, en mr. A. ten Veen en mr. H.J.M. Baldinger, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, griffier.

De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2020

159-944.