Uitspraak 201901586/1/R3


Volledige tekst

201901586/1/R3.
Datum uitspraak: 16 oktober 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant A] en anderen, allen wonend te Hengelo,

en

de raad van de gemeente Hengelo,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 18 december 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Seahorseterrein" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant A] en anderen beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant A] en anderen en de raad hebben nadere stukken ingediend.

VanWonen Investeringsmaatschappij B.V. heeft gebruik gemaakt van de geboden gelegenheid een schriftelijke uiteenzetting te geven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 september 2019, waar [appellant A] en anderen, van wie [appellante B], [appellant C] en [appellante D] in persoon, bijgestaan door [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door mr. A. Otten, zijn verschenen. Voorts is ter zitting als partij gehoord VanWonen Investeringsmaatschappij B.V., vertegenwoordigd door mr. A. Daan, advocaat te Deventer, [gemachtigden].

Overwegingen

Inleiding

1.    Het bestemmingsplan maakt de bouw mogelijk van een nieuwe woonwijk "Woolderlanen", met maximaal 110 woningen op een voormalig fabrieksterrein, het zogenoemde Seahorseterrein. Dit terrein ligt in de wijk Woolder Es in het westen van Hengelo. Het plangebied wordt grofweg begrensd door de Deldenerstraat, de Geerdinksweg, de Woolderesweg en de Curiestraat. Het plan voorziet in een ontsluiting van de nieuwe woningen op de Woolderesweg en de Curiestraat.

2.    [appellant A] en anderen wonen aan de [locatie 1], [locatie 2] en [locatie 3] tegenover de in het plan voorziene ontsluiting op de Woolderesweg. [appellant A] en anderen kunnen zich niet met het plan verenigen. Zij vrezen dat de ontsluiting leidt tot verkeersonveilige situaties voor met name het fietsverkeer op de Woolderesweg. Ook vrezen zij een aantasting van hun woon- en leefklimaat door onder meer inschijnende koplampen, geluidhinder en een vermindering van privacy. Daarnaast leidt het plan volgens hen tot een aantasting van de hoofdgroenstructuur van de wijk Woolder Es en heeft het plan negatieve gevolgen voor het gebruik van de uitritten van hun woningen.

Toetsingskader

3.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Omvang van het geding

4.    Vast staat dat de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw) van toepassing is op het plan. Artikel 1.6a van de Chw luidt:

"Na afloop van de termijn voor het instellen van beroep kunnen geen beroepsgronden meer worden aangevoerd."

4.1.    Ter zitting hebben [appellant A] en anderen voor het eerst de beroepsgrond over het Programma Aanpak Stikstof naar voren gebracht. Dit betekent dat deze grond ingevolge artikel 1.6a van de Chw buiten beschouwing gelaten moet worden.

4.2.    Het vorenstaande laat onverlet dat de reeds aangevoerde beroepsgronden van [appellant A] en anderen nog wel konden worden voorzien van nieuwe argumenten. Voor zover [appellant A] en anderen ter zitting en in hun nadere stuk van 20 augustus 2019 argumenten hebben aangevoerd ter onderbouwing van eerder aangevoerde beroepsgronden, zijn deze door de Afdeling in de beoordeling betrokken.

Ontsluiting woningen

5.    Ter voorbereiding op het bestemmingsplan heeft Royal HaskoningDHV het rapport "Beoordeling varianten ontsluiting Woolderlanen" van 2 oktober 2018 (hierna: het rapport van Royal HaskoningDHV) opgesteld. In dit rapport zijn verschillende ontsluitingsvarianten voor de nieuwe woningen onderzocht.

- Procedurele beroepsgronden

6.    Wat betreft de procedurele beroepsgronden ten aanzien van het rapport van Royal HaskoningDHV, ziet de Afdeling geen aanleiding om daarover anders te oordelen dan de voorzieningenrechter in de overwegingen 6.1., 7.1. en 8.1. heeft gedaan in zijn uitspraak van 18 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1274, waarbij is ingegaan op deze gronden en waarbij het verzoek om een voorlopige voorziening van [appellant A] en anderen is afgewezen.

De betogen van [appellant A] en anderen falen.

- Uitgangspunten en onderzoeksmethode rapport van Royal HaskoningDHV

7.    Volgens [appellant A] en anderen is in het rapport van Royal HaskoningDHV ontoereikend onderzoek verricht naar de effecten van de ontsluiting van de nieuwe woningen op de Woolderesweg. Hiertoe voeren zij aan dat de Woolderesweg de enige hoofdtoegangsweg is van de wijk Woolder Es en dit ten onrechte niet is benoemd en meegenomen in het rapport. Ditzelfde geldt voor de aanwezigheid van de drie scholen in de wijk. Ook is geen rekening gehouden met het gebruik van de Woolderesweg door een buslijn, vrachtverkeer ten behoeve van een supermarkt die vier keer per dag wordt bevoorraad, de landbouwvoertuigen voor de bemesting van agrarische percelen tijdens het voor- en najaar en de extra verkeersbewegingen die het gevolg zijn van een sinds juni 2018 in Hengelo gevestigd groot indoor trampolinepark.

Daarnaast is de COCON-analyse, waarvan in het rapport van Royal HaskoningDHV gebruik is gemaakt, volgens [appellant A] en anderen niet representatief voor de feitelijke situatie. In het rapport zijn standaardwaarden gehanteerd voor het aantal fietsers en de verdeling van de fietsers over de verschillende richtingen op het kruispunt, die niet overeenkomen met de feitelijke situatie op het kruispunt Woolderesweg/Geerdinksweg, zo stellen zij.

7.1.    In paragraaf 2.2 van het rapport van Royal HaskoningDHV staat dat in 2016 door de gemeente Hengelo verkeerstellingen zijn verricht op de Woolderesweg en de Geerdinksweg. Deze verkeersintensiteiten zijn vermeld in tabel 1 van het rapport. Voor de beoordeling van de ontsluitingsmogelijkheden voor de nieuwe woningen is gerekend met de verkeersintensiteit in het toekomstjaar 2028, waarbij is uitgegaan van de verkeersintensiteit op basis van de drukste werkdag in de periode 30 mei tot en met 5 juni 2018 en met een groeiprognose voor de verkeersintensiteit geschat op 1% per jaar, zo staat in paragraaf 2.1 van het rapport. Over het fietsverkeer is in paragraaf 2.4 van het rapport vermeld dat op dinsdag 11 september 2018 in de ochtendspits een fietstelling heeft plaatsgevonden op de Woolderesweg. Bij de telling was tussen 08:00 uur en 08:15 uur sprake van een grote piek in het aantal fietsers vanwege de scholieren richting het Twickel College, zo staat in het rapport van Royal HaskoningDHV.

7.2.    De Afdeling stelt vast dat de voorzieningenrechter in zijn uitspraak van 18 april 2019 heeft overwogen dat hij ervan uitgaat dat de omstandigheid dat de Woolderesweg de enige hoofdtoegangsweg is van de wijk Woolder Es en gelet daarop een hoge verkeersintensiteit kent, tot uitdrukking komt in de verkeersintensiteiten die voor de Woolderesweg zijn vermeld in tabel 1 van het rapport. De Afdeling ziet geen aanleiding om hierover anders te oordelen dan de voorzieningenrechter heeft gedaan. Voor zover [appellant A] en anderen hierover nog hebben aangevoerd dat ten tijde van de telling in 2016 het Twickelcollege was gesloten, wijst de Afdeling erop dat deze telling van de verkeersintensiteiten een telling van motorvoertuigen betreft en dat het fietsverkeer in deze telling buiten beschouwing is gebleven.

Verder heeft de voorzieningenrechter in zijn uitspraak van 18 april 2019 overwogen dat uit de verrichte tellingen van het fietsverkeer, waarvan de uitkomsten zijn weergegeven in paragraaf 2.4 van het rapport, blijkt dat in het rapport rekening is gehouden met het schoolgaand fietsverkeer dat gebruik maakt van de Woolderesweg. De voorzieningenrechter heeft voorts geen aanleiding gezien voor het oordeel dat het gebruik van de Woolderesweg door een buslijn, vrachtverkeer ten behoeve van een supermarkt en landbouwvoertuigen leidt tot een zodanig hoog aandeel zwaar verkeer op de Woolderesweg, dat moet worden getwijfeld aan de representativiteit van de in het rapport van Royal HaskoningDHV vermelde bevindingen op het gebied van onder meer de verkeersveiligheid op de Woolderesweg. De Afdeling ziet geen aanleiding om hierover anders te oordelen dan de voorzieningenrechter heeft gedaan.

7.3.    In de vermelding van [appellant A] en anderen dat sinds juni 2018 in Hengelo een groot indoor trampolinepark is gevestigd, ziet de Afdeling, evenals de voorzieningenrechter, evenmin aanleiding aan de onderzoeksresultaten van Royal HaskoningDHV te twijfelen. In het verweerschrift van de raad en de nadere notitie van Royal HaskoningDHV van 29 maart 2019 is gesteld dat gelet op het recreatieve karakter van een trampolinepark, de verkeersbewegingen vooral midden op de dag en in het weekend zullen plaatvinden en daardoor niet zullen samenvallen met de piekmomenten op de Woolderesweg in de ochtend- en avondspits. Dit komt de Afdeling niet onaannemelijk voor.

7.4.    De effecten van de verwachte toename van verkeer op de cyclustijden en wachtrijlengtes bij de met verkeerslichten geregelde kruispunten die zich nabij het plangebied bevinden, zijn beoordeeld met behulp van een zogenoemde COCON-analyse. De Afdeling stelt vast dat de voorzieningenrechter in overweging 9.4. van zijn uitspraak van 18 april 2019 heeft overwogen dat de omstandigheid dat bij de berekening van de cyclustijden gebruik is gemaakt van de COCON-analyse, geen aanleiding geeft te twijfelen aan de conclusie in het rapport van Royal HaskoningDHV dat ook na de realisatie van het plan het verkeer op de kruising Woolderesweg/Geerdinksweg op aanvaardbare wijze kan worden afgewikkeld. De Afdeling ziet geen aanleiding om anders te oordelen dan de voorzieningenrechter heeft gedaan.

7.5.    Ten aanzien van hetgeen [appellant A] en anderen nog hebben aangevoerd over het maximumaantal motorvoertuigen per etmaal (hierna: mvt/etm) op erftoegangswegen, overweegt de Afdeling als volgt. In paragraaf 3.2 van het rapport van Royal HaskoningDHV staat, onder verwijzing naar Duurzaam Veilig en Shared Space, de CROW-publicatie "ASVV 2012, Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom" (hierna: ASVV 2012) en het Handboek verkeersveiligheid, dat voor erftoegangswegen een capaciteit tot 6.000 mvt/etm acceptabel wordt geacht. In hetgeen [appellant A] en anderen naar voren hebben gebracht ziet de Afdeling geen aanleiding aan de juistheid van de in het rapport gehanteerde maximumcapaciteit van 6.000 mvt/etm te twijfelen. De Afdeling acht daarbij van belang dat [appellant A] en anderen de stelling dat voor de Woolderesweg een maximumcapaciteit van 4.000 mvt/etm had moeten worden gehanteerd, niet nader hebben onderbouwd.

7.6.    Over het betoog van [appellant A] en anderen dat zij de verrichte telling in 2018 niet representatief vinden omdat volgens hen op meerdere momenten tellingen hadden moeten plaatsvinden, overweegt de Afdeling dat de opsteller van het rapport van Royal HaskoningDHV desgevraagd ter zitting heeft toegelicht dat het niet ongebruikelijk is om een telling uit te voeren op een piekmoment. De Afdeling ziet in hetgeen [appellant A] en anderen hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de verrichte telling in 2018 in zoverre geen representatief beeld geeft van de feitelijke situatie ter plaatse.

- De uitkomsten van het onderzoek van Royal HaskoningDHV

8.    Volgens [appellant A] en anderen is de ontsluiting van het plangebied op de Woolderesweg vanuit verkeersveiligheidsoogpunt onwenselijk. Zij voeren aan dat de Woolderesweg in de huidige situatie al te druk is, omdat deze weg de enige hoofdontsluitingsweg is van de wijk Woolder Es en de hoofdfietsroute van schoolgaande kinderen naar twee basisscholen en een middelbare school. Met name dit schoolverkeer kan volgens hen door de ontsluiting ernstig in gevaar komen. Dat het aantal geregistreerde ongelukken op de Woolderesweg tot op heden beperkt is, betekent volgens [appellant A] en anderen niet dat de Woolderesweg verkeersveilig is, omdat niet alle verkeersongelukken worden geregistreerd. Volgens hen adviseren ook Veilig Verkeer Nederland en de Fietsersbond Hengelo om, gelet op het grote aantal scholieren dat van de Woolderesweg gebruikt maakt, alternatieve ontsluitingsmogelijkheden voor de nieuwe woningen te onderzoeken. [appellant A] en anderen verwijzen in dit verband naar een e-mail van het door hen ingeschakelde bureau BVA Verkeersadviezen waarin volgens hen wordt geadviseerd om het proces om tot een goede ontsluitingsvariant te komen anders te benaderen en te onderzoeken. Daarnaast is een lijst met ruim 400 handtekeningen van omwonenden aan de Woolderesweg aan de betrokken wethouder overhandigd, waarin wordt opgeroepen de nieuwe woningen niet op de Woolderesweg te ontsluiten, zo stellen [appellant A] en anderen. Zij wijzen erop dat in reactie op deze lijst tijdens de raadsvergadering waarin het onderhavige bestemmingsplan is vastgesteld twee moties zijn aangenomen. In deze moties wordt het college van burgemeester en wethouders opgedragen om op korte termijn onderzoek te doen naar een verkeersveiligere oplossing voor de Woolderesweg en naar een betere ontsluiting voor de wijk Woolder Es, aldus [appellant A] en anderen.

[appellant A] en anderen hebben in hun stukken een alternatieve ontsluitingsmogelijkheid aangedragen op de Geerdinksweg. Dat deze ontsluiting mogelijk negatieve effecten heeft op de doorstroming van het verkeer op de Geerdinksweg, betekent volgens hen niet dat niet voor dit alternatief kan worden gekozen. Aan de verkeersveiligheid van fietsers dient volgens [appellant A] en anderen altijd een groter gewicht te worden toegekend dan aan de doorstroming van gemotoriseerd verkeer.

8.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening, nieuwe (woon)erven bij voorkeur worden ontsloten op erftoegangswegen. De Woolderesweg is een erftoegangsweg en de Geerdinksweg een gebiedsontsluitingsweg. Ontsluiting op de Woolderesweg ligt volgens de raad voor de hand, temeer nu reeds een ontsluiting op de Woolderesweg aanwezig is. De raad stelt dat uit het onderzoek van Royal HaskoningDHV is gebleken dat de Woolderesweg zowel in de autonome als in de situatie die het plan mogelijk maakt, voldoet aan de criteria die hebben te gelden voor erftoegangswegen. De in het rapport genoemde knelpunten zijn volgens de raad niet het gevolg van het plan maar doen zich reeds in de bestaande verkeerssituatie voor.

8.2.    In het rapport van Royal HaskoningDHV is de ontsluiting van het plangebied onderzocht op de aspecten verkeersafwikkeling, functie-vormgeving-gebruik, verkeersveiligheid, leefbaarheid en ruimtelijke inpassing. Over de verkeersafwikkeling is in paragraaf 4.1 van het rapport geconcludeerd dat zich bij de kruisingen Deldenerstraat/Geerdinksweg en Woolderlanen/Woolderesweg geen knelpunten zullen voordoen. Wat betreft de kruising Woolderesweg/Geerdinksweg staat in het rapport dat tijdens de ochtendspits sprake kan zijn van kortstondig oponthoud op de Woolderesweg als gevolg van een te lange wachtrij voor het verkeerslicht. Volgens het rapport doet dit zich reeds voor in de huidige situatie en is dit niet ongebruikelijk bij binnenstedelijke kruispunten tijdens de spits. Over het aspect functie-vormgeving-gebruik staat in paragraaf 4.2 van het rapport van Royal HaskoningDHV dat ook na de realisatie van het plan de maximumcapaciteit die in de richtlijnen van de CROW voor de verkeersintensiteiten op erftoegangswegen wordt gehanteerd, niet wordt overschreden. Voorts heeft het plan geen negatieve gevolgen voor de oversteekbaarheid van de Woolderesweg, zo is in het rapport geconcludeerd. Wel is in het rapport van Royal HaskoningDHV als aandachtspunt gewezen op de ruime opzet van de Woolderesweg, waardoor gemiddeld genomen harder wordt gereden dan de maximaal toegestane snelheid van 30 km/uur en fietsers worden ingehaald zonder dat de snelheid daarop wordt aangepast. Bij het aspect verkeersveiligheid is vermeld dat door de relatief hoge snelheid een verkeersonveilig gevoel kan bestaan bij de fietsers die van de Woolderesweg gebruik maken. In de nadere notitie van Royal HaskoningDHV van 29 maart 2019 en het verweerschrift van de raad wordt benadrukt dat het mogelijke verkeersonveilige gevoel bij de fietsers op de Woolderesweg het gevolg is van de bestaande inrichting van de weg en dat de toevoeging van de nieuwe ontsluiting van het plangebied geen toename veroorzaakt in dat mogelijke gevoel van onveiligheid.

8.3.    Over de door [appellant A] en anderen aangedragen alternatieve ontsluiting op de Geerdinksweg, wijst de Afdeling erop dat de Geerdinksweg een gebiedsontsluitingsweg is die onderdeel is van de wijkring. Anders dan bij een erftoegangsweg, zoals de Woolderesweg, staat bij een gebiedsontsluitingsweg de verkeersdoorstroming voorop. In de zienswijzennota en het rapport van Royal HaskoningDHV staat dat nabij het plangebied op de Geerdinksweg reeds twee drukke kruisingen met verkeerslichten op korte afstand van elkaar zijn gelegen, namelijk de kruising Woolderesweg/Geerdinksweg en de kruising Deldenerstraat/Geerdinksweg. Een extra uitwisselmogelijkheid naast de twee bestaande verkeerslichten, waardoor drie uitwisselmogelijkheden binnen 200 m ontstaan, past niet bij de functie van een gebiedsontsluitingsweg en is nadelig voor de verkeersdoorstroming, zo staat in paragraaf 4.2.2 van het rapport van Royal HaskoningDHV. De Afdeling ziet geen aanleiding hieraan te twijfelen. De stelling van [appellant A] en anderen dat de raad hiermee een groter gewicht toekent aan de verkeersdoorstroming dan aan de verkeersveiligheid, deelt de Afdeling niet. Naast dat de ontsluiting op de Geerdinksweg negatieve gevolgen heeft voor de verkeersdoorstroming, heeft deze ontsluiting volgens het rapport van Royal HaskoningDHV ook negatieve effecten op de verkeersveiligheid. Op pagina 22 van het rapport is vermeld dat bij de ontsluiting op de Geerdinksweg een uitwisseling van verkeer zal plaatsvinden met relatief hoge snelheden (50 km/u), waardoor het risico op een ongeval hoger zal zijn dan bij de ontsluiting op een erftoegangsweg, zoals de Woolderesweg. Daarnaast is er in het rapport van Royal HaskoningDHV op gewezen dat de kans op kop-staart-ongevallen bij een ontsluiting op de Geerdinksweg groter zal zijn, doordat de ontsluiting zich bevindt tussen twee verkeerslichten met als gevolg dat optrekkend verkeer bij het verkeerslicht soms onverwachts moet remmen voor afslaand verkeer naar de nieuwe woningen.

In hetgeen [appellant A] en anderen hebben gesteld, ziet de Afdeling geen aanleiding aan de juistheid van deze conclusies te twijfelen. Gelet op het vorenstaande heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid kunnen afzien van de door [appellant A] en anderen aangedragen alternatieve ontsluiting op de Geerdinksweg. Dat er voorheen een ontsluiting van het Seahorseterrein op de Geerdinksweg was, betekent niet dat de raad bij dit plan wederom voor een ontsluiting op die weg had moeten kiezen.

Voor zover [appellant A] en anderen nog hebben aangevoerd dat de raad de mogelijkheid van één ontsluiting van het plangebied op de Curiestraat onterecht niet heeft meegewogen bij de vaststelling van het plan, overweegt de Afdeling dat [appellant A] en anderen deze variant voor het eerst ter zitting naar voren hebben gebracht, zodat de raad dit alternatief niet bij de vaststelling van het bestemmingsplan heeft kunnen betrekken.

8.4.    Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de ontsluiting van de nieuwe woningen op de Woolderesweg niet leidt tot een situatie die uit een oogpunt van verkeersveiligheid onaanvaardbaar is. Daarbij acht de Afdeling het van belang dat in paragraaf 4.1.3 van het rapport van Royal HaskoningDHV staat dat in het drukste ochtendspitsuur maximaal 70 extra verkeersbewegingen vanuit het plangebied worden verwacht. Dit betekent dat ongeveer één voertuig per minuut het plangebied uitrijdt waaraan voorrang moet worden verleend door verkeer op de Woolderesweg. Volgens het rapport gaat het in dit drukste uur om naar schatting 233 voertuigen die voorrang moeten verlenen. In het drukste avondspitsuur rijden maximaal 56 voertuigen het plangebied in die voorrang moeten verlenen aan naar schatting 188 voertuigen op de Woolderesweg. Gelet op deze aantallen ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de conclusie in het rapport van Royal HaskoningDHV dat de toename van de verkeersintensiteit als gevolg van de woningbouwontwikkeling niet leidt tot een significante verslechtering ten opzichte van de autonome situatie, niet kan worden gevolgd.

De betogen falen.

Woon- en leefklimaat

- Aantasting privacy

9.    [appellant A] en anderen stellen dat het plan leidt tot een onevenredig verlies van privacy. Zij vrezen voor inkijk ten gevolge van de ontsluiting op de Woolderesweg, omdat weggebruikers die het plangebied uitrijden direct zicht hebben in de woonkamer van met name de woning aan de [locatie 1].

9.1.     De Afdeling stelt vast dat de voorzieningenrechter onder overweging 12.1. van zijn uitspraak van 18 april 2019 heeft overwogen dat de afstand van de gevel van de woning aan de [locatie 1] tot de Woolderesweg ongeveer 5 m bedraagt. De Woolderesweg heeft een breedte van 7 m, zo staat in paragraaf 4.2.1 van het rapport van Royal HaskoningDHV. Gelet hierop is de voorzieningenrechter ervan uitgegaan dat de afstand van de gevel van de woning aan de [locatie 1] tot de nieuwe uitrit van het plangebied, ongeveer 12 m bedraagt. Gelet op deze afstand en in aanmerking genomen de omstandigheid dat de woning aan de [locatie 1] is gelegen in een stedelijke omgeving, was de voorzieningenrechter van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de effecten van het plan op de privacy in deze woning niet zodanig zijn dat hierin aanleiding had moeten worden gezien het plan niet op deze wijze vast te stellen. De Afdeling ziet geen grond om tot een ander oordeel te komen, ook niet wanneer daarbij wordt betrokken dat, zoals [appellant A] en anderen hebben aangevoerd, de voornoemde afstand van 12 m nog wat kleiner zou kunnen worden bij een toekomstige verandering van de wegindeling. Het betoog faalt.

- Hinder door inschijnende koplampen

10.    [appellant A] en anderen betogen dat het plan leidt tot onaanvaardbare lichthinder als gevolg van inschijnende koplampen van het verkeer dat in de ochtenduren vanuit het plangebied de Woolderesweg oprijdt. Zij wijzen erop dat de woning aan de [locatie 1] recht voor de ontsluiting van het plangebied op de Woolderesweg staat.

10.1.    De raad stelt dat hij in overweging 13.2. van de uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 april 2019 aanleiding heeft gezien de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de inschijnende koplampen tijdens de ochtenduren nader te bezien. De conclusies van deze beschouwing geven volgens de raad geen aanleiding voor de opvatting dat de te verwachten hinder door inschijnende koplampen onaanvaardbaar moet worden geacht. De raad wijst er verder op dat indien [appellant A] en anderen dat wensen, de bereidheid bestaat tot het treffen van maatregelen om de lichthinder waar mogelijk te beperken.

10.2.    In de nadere beschouwing heeft de raad de gevolgen van de voorziene ontwikkelingen op de lichthinder ter plaatse van de woningen van [appellant A] en anderen in kaart gebracht. De raad heeft een inschatting gemaakt van de intensiteit van het verkeer op de Woolderesweg in de ochtenduren. Daarbij heeft de raad gebruikgemaakt van de gegevens in paragraaf 4.1.3 van het rapport van Royal HaskoningDHV en van de tabel met nummer 6.2/3 die is opgenomen in ASVV 2012. Deze tabel geeft een indicatie van de verdeling van het verkeer over een etmaal, gebaseerd op verkeerscijfers van verschillende gemeenten. Zoals eerder overwogen onder 8.4. staat in het rapport van Royal HaskoningDHV dat in het drukste ochtendspitsuur, te weten tussen 8:00 uur en 9:00 uur, maximaal 70 extra verkeersbewegingen worden verwacht. Op basis van deze gegevens en de tabel in de ASVV 2012 heeft de raad geconcludeerd dat tussen 6:00 uur en 7:00 uur 19 verkeersbewegingen vanuit het plangebied worden verwacht en dat dit aantal tussen 7:00 uur en 8:00 uur neerkomt op 52. Om een inschatting te maken van het aantal voertuigen dat lichthinder in de woningen kan veroorzaken, heeft de raad een relatie gelegd tussen de verkeersintensiteit en de tijden van zonsopkomst.

10.3.    De Afdeling stelt vast dat op basis van de stukken niet is uitgesloten dat [appellant A] en anderen gedurende bepaalde momenten in een etmaal hinder van inschijnende koplampen ondervinden in hun woningen. Uit de nadere beschouwing volgt dat deze lichthinder met name tijdens de ochtenduren kan worden ondervonden, omdat het verkeer dan hoofdzakelijk vanuit het plangebied richting de Woolderesweg zal rijden. Het aantal voertuigen dat met de koplampen in de woningen van [appellant A] en anderen schijnt is dan groter dan in de avonduren. Bij de woning aan de [locatie 1] zal de lichtinval direct zijn, omdat de ontsluitingsweg in het verlengde van de woning komt te liggen. De Afdeling overweegt dat uit de analyse van de raad volgt dat de meeste hinder van inschijnende koplampen kan worden ervaren gedurende de periode tussen half november en half februari, waarin de zon na 8:00 uur opkomt. In de beschouwing van de raad staat vermeld dat in die periode tussen 7:00 uur en 8:00 uur 52 verkeersbewegingen plaatsvinden. In de periode tussen begin september en half november - de tweede helft van oktober uitgezonderd - en in de periode tussen half februari en half maart kunnen tussen 7:00 uur en 8:00 uur gemiddeld 26 verkeersbewegingen voor lichthinder zorgen. In de periode tussen half oktober en half februari kan tussen 8:00 uur en 9:00 uur van 28 verkeersbewegingen hinder van inschijnende koplampen worden ervaren.

De Afdeling is van oordeel dat de raad voldoende heeft onderbouwd dat de lichthinder die het gevolg is van het plan, niet zodanig is dat deze tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van [appellant A] en anderen leidt. De Afdeling neemt daarbij in aanmerking dat het verkeer vanuit het plangebied in hoofdzaak rechtsaf zal slaan om richting het kruispunt Geerdinksweg/Woolderesweg te rijden. Gelet hierop zal de lichthinder in de woning aan [locatie 2] naar verwachting beperkt, en in de woning aan [locatie 3] zeer beperkt zijn. De Afdeling ziet in hetgeen [appellant A] en anderen op dit punt hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad een groter gewicht aan de belangen van [appellant A] en anderen had moeten toekennen dan hij heeft gedaan. Het betoog faalt.

- Geluid

11.    [appellant A] en anderen vrezen geluidhinder te ondervinden van het verkeer van en richting het plangebied.

11.1.    In de notitie "Aanvullend akoestisch onderzoek geluidtoename bestaande woningen Woolderesweg", opgesteld door Antea Group op 13 september 2018, is in beeld gebracht wat de geluideffecten zijn van het extra verkeer van het plan op de bestaande woningen langs de Woolderesweg. In de notitie van Antea Group is op basis van berekeningen geconcludeerd dat de geluidtoename bij de voor de geluidbelasting maatgevende woningen aan de Woolderesweg maximaal 0,79 dB bedraagt. Deze toename is volgens de raad zodanig gering, dat het plan op het gebied van geluid niet leidt tot een onaanvaardbare verslechtering van het woon- en leefklimaat bij en in de woningen aan de Woolderesweg.

11.2.     De Afdeling stelt vast dat de voorzieningenrechter in overweging 14.2. van de uitspraak van 18 april 2019 heeft overwogen dat de ontsluiting van het plangebied op de Woolderesweg zich tegenover de woningen van [appellant A] en anderen bevindt. Daarom is de voorzieningenrechter ervan uitgegaan dat de snelheid van het extra verkeer dat afslaat richting het plangebied of van het plangebied de Woolderesweg oprijdt ter plaatse van de woningen van [appellant A] en anderen beperkt zal zijn. De Afdeling deelt het oordeel van de voorzieningenrechter en ziet in het door [appellant A] en anderen aangevoerde geen aanleiding te twijfelen aan de in de notitie van Antea Group vermelde geluidwaarden.

Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de ontsluiting van de nieuwe woningen op de Woolderesweg, bij de woningen van [appellant A] en anderen niet tot onaanvaardbare geluidhinder leidt. De door [appellant A] en anderen gestelde omstandigheid dat voor een aantal nieuwe woningen in het plangebied op grond van de Wet geluidhinder hogere grenswaarden zijn vastgesteld, betekent dat voor die woningen kennelijk niet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB kan worden voldaan. Dit wil evenwel niet zeggen dat de geluidbelasting vanwege het wegverkeer voor bestaande woningen in de Woolderesweg niet aanvaardbaar kan worden geacht. Het betoog faalt.

- Groenstructuur en waardevermindering woningen

12.    [appellant A] en anderen betogen dat het plan leidt tot een onaanvaardbare aantasting van de hoofdgroenstructuur van de wijk Woolder Es. Zij wijzen er daarbij op dat ten behoeve van de realisatie van de ontsluiting van het plangebied op de Woolderesweg meerdere bomen moeten worden gekapt. Volgens [appellant A] en anderen zijn deze bomen onderdeel van de groene entree van de wijk. De aantasting van de groenstructuur leidt tot een waardevermindering van hun woningen, zo stellen [appellant A] en anderen.

12.1.    De raad heeft in het verweerschrift gesteld dat de ontsluiting van het plangebied op de Woolderesweg een smalle strook van de hoofdgroenstructuur doorsnijdt, waarmee het ruimtelijke en groene aanzien van de Woolderesweg enigszins wordt geschaad. Volgens de raad kan deze aantasting uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar worden geacht. Ter zitting heeft de raad desgevraagd toegelicht dat ter plaatse van de ontsluiting van het plangebied op de Woolderesweg twee bomen moeten worden gekapt.

12.2.    De Afdeling ziet in hetgeen [appellant A] en anderen naar voren hebben gebracht geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de bestaande bomen ter plaatse van de voorziene ontsluiting op de Woolderesweg een zodanige bijzondere landschappelijke waarde hebben dat het standpunt van de raad onredelijk moet worden geacht. De Afdeling ziet ook geen grond voor de verwachting dat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van de woningen van [appellant A] en anderen zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan hij heeft gedaan. Het betoog faalt.

- Gebruik van uitrit woningen Woolderesweg

13.    [appellant A] en anderen vrezen dat het plan leidt tot belemmeringen in het gebruik van de uitritten van de woningen aan [locatie 1] en [locatie 2]. Zij stellen dat het extra verkeer van en naar het plangebied tot gevolg heeft dat het moeilijker is om vanuit de uitritten van de woningen de Woolderesweg op te rijden. Daarnaast heeft de ontsluiting op de Woolderesweg tot gevolg dat bestuurders van auto’s die staan geparkeerd in de parkeervakken aan de Woolderesweg en die de wijk Woolder Es willen verlaten, niet meer vanuit deze vakken kunnen keren. Dit verkeer zal volgens [appellant A] en anderen eerst de woonwijk moeten inrijden om vervolgens elders te keren in de gewenste rijrichting.

13.1.    Gelet op de aantallen die worden vermeld in paragraaf 4.1.3 van het onderzoek van Royal HaskoningDHV, te weten maximaal 70 extra verkeersbewegingen in het drukste ochtendspitsuur en maximaal 56 extra verkeersbewegingen in het drukste avondspitsuur, acht de Afdeling het aannemelijk dat na de realisatie van het plan voldoende mogelijkheden resteren om de uitritten van de woningen aan de [locatie 1] en [locatie 2] uit te rijden. In de zienswijzennota staat dat na de realisatie van het plan het op de Woolderesweg drukker zal zijn, maar dat er nog voldoende mogelijkheden zijn om de uitritten van de woningen in- en uit te rijden. In de nadere notitie van Royal HaskoningDHV wordt dit bevestigd en gesteld dat ook na de realisatie van het plan voldoende mogelijkheden bestaan om te keren op de rijbaan en de parkeerplaatsen langs de Woolderesweg te bereiken. De Afdeling ziet geen aanknopingspunten hieraan te twijfelen. Het betoog faalt.

Uitvoerbaarheid

14.    [appellant A] en anderen stellen dat het groen in de nabijheid van hun woningen en het plangebied, deel uitmaakt van het leefgebied van eekhoorns. Zij voeren hiertoe aan dat zij eekhoorns hebben waargenomen in dennenbomen en beukenbomen. De voorziene ontwikkelingen zullen volgens hen een onaanvaardbare verstoring van het leefgebied van de eekhoorns met zich brengen.

14.1.    De raad heeft in de zienswijzennota onderkend dat in de omgeving eekhoorns kunnen voorkomen en dat deze zich bewegen tussen de bomen in wijken, buurten en stadsranden. Daarbij wijst de raad erop dat geen vaste rust- en verblijfsplaatsen van de eekhoorn zijn aangetroffen in het plangebied.

14.2.    De Afdeling begrijpt het betoog van [appellant A] en anderen aldus dat zij aanvoeren dat het plan in zoverre in strijd is met de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en daarom niet uitvoerbaar is.

14.3.    De vragen of voor de uitvoering van het bestemmingsplan een vrijstelling dan wel een ontheffing op grond van het soortenbeschermingsregime in de Wnb nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, komen in beginsel pas aan de orde in een procedure op grond van de Wnb. Dat doet er niet aan af dat de raad het plan niet heeft kunnen vaststellen indien en voor zover hij op voorhand in redelijkheid heeft moeten inzien dat het soortenbeschermingsregime in de Wnb aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.

14.4.    De raad heeft aan het plan onder meer het onderzoeksrapport "Natuurtoets Seahorse te Hengelo" van Anteagroup van 21 september 2017 (hierna: de natuurtoets) ten grondslag gelegd. Volgens de natuurtoets zijn negatieve effecten op de eekhoorn uitgesloten, omdat in het onderzoeksgebied in het geheel geen waarnemingen zijn gedaan van nesten of sporen van de eekhoorn.

De Afdeling overweegt dat met het incidenteel waarnemen van een eekhoorn, niet is gezegd dat het plangebied deel uitmaakt van de functionele leefomgeving van eekhoorns. De Afdeling ziet dan ook geen grond voor het oordeel dat de raad op voorhand in redelijkheid heeft moeten inzien dat het soortenbeschermingsregime in de Wnb aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat. Het betoog faalt.

Zienswijze

15.    [appellant A] en anderen hebben voor het overige verwezen naar de inhoud van hun zienswijzen. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijzen. [appellant A] en anderen hebben in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijzen in het bestreden besluit onjuist zou zijn.

Conclusie

16.    Het beroep is ongegrond.

17.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, griffier.

w.g. Daalder    w.g. Lap
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 16 oktober 2019

288-933.