Uitspraak 201606988/2/A1


Volledige tekst

201606988/2/A1.
Datum uitspraak: 8 november 2016

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) in het geding tussen:

[verzoeker], wonend te Egmond-Binnen, gemeente Heiloo,

en

de raad van de gemeente Heiloo,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 11 juli 2016 heeft de raad een regionale nota bodembeheer (hierna: de nota) vastgesteld voor het grondgebied van de gemeente.

Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.

[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[verzoeker] en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 3 november 2016, waar [verzoeker], en de raad, vertegenwoordigd door D. Brouwer en S. IJsselmuiden-Coesel, beiden werkzaam bij gemeente Heiloo, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2. Ingevolge artikel 6:13 van de Awb kan geen beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht.

3. Bij de voorbereiding van het besluit tot vaststelling van de nota wordt ingevolge artikel 49 van het Besluit bodemkwaliteit toepassing gegeven aan afdeling 3.4 van de Awb. Ingevolge artikel 3:12, eerste lid, van de Awb dient voorafgaand aan de terinzagelegging kennis te worden gegeven van de ontwerp-nota in een dag-, nieuws-, of huis-aan-huisblad of op andere geschikte wijze. Van de terinzagelegging van de ontwerp-nota is op 23 december 2015 kennis gegeven in het huis-aan-huisblad "Uitkijkpost". Daarbij is overeenkomstig artikel 3:12, derde lid, en 3:16, eerste en tweede lid, van de Awb vermeld dat eenieder tijdens de periode van terinzagelegging zienswijzen naar voren kan brengen. De ontwerp-nota heeft van 24 december 2015 tot en met 3 februari 2016 ter inzage gelegen.

4. De raad heeft de ontwerp-nota op enkele onderdelen gewijzigd vastgesteld. [verzoeker] heeft echter tegen deze onderdelen in hoger beroep geen gronden aangevoerd. Vaststaat dat [verzoeker] geen zienswijze als bedoeld in artikel 3:15 van de Awb tegen de ontwerp-nota naar voren heeft gebracht. Verder staat vast dat de raad op de bij de Awb voorgeschreven wijze kennis heeft gegeven van de ontwerp-nota in de "Uitkijkpost". De door [verzoeker] naar voren gebrachte omstandigheid dat hij door toedoen van de verhuurder van zijn woning mogelijk de kennisgeving van de ontwerp-nota heeft gemist, kan niet leiden tot het oordeel dat hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij geen zienswijze heeft ingediend. Het ligt immers op de weg van [verzoeker] ervoor zorg te dragen dat zijn brievenbus zodanig is ingericht dat hij kennis kan nemen van gemeentelijke kennisgevingen in de "Uitkijkpost" of dat hij op andere wijze daarvan kennis kan nemen.

Gelet op het voorgaande verwacht de voorzieningenrechter dat het beroep in de hoofdzaak niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek af te wijzen.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Voor terugbetaling van het betaalde griffierecht bestaat evenmin aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, griffier.

w.g. Troostwijk w.g. Soede
voorzieningenrechter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 8 november 2016

270-833.