Uitspraak 201603369/1/R6


Volledige tekst

201603369/1/R6.
Datum uitspraak: 26 oktober 2016

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. de vereniging Vereniging Stadsschoon Arnhem, gevestigd te Arnhem,
2. IJssalon Buon Giorno, gevestigd te Arnhem,
3. Panino Mi Gusta Espressobar, gevestigd te Arnhem,
4. [appellant sub 4], wonend te Arnhem,
5. [appellante sub 5], gevestigd te [plaats],

en

de raad van de gemeente Arnhem,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 21 maart 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Bebouwing Kerkplein" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben de Vereniging, IJssalon, Espressobar, [appellant sub 4] en [persoon A] en [appellante sub 5] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Vereniging, [appellant sub 4] en [persoon A] en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 september 2016, waar de Vereniging, vertegenwoordigd door Sj. Veenstra, IJssalon, vertegenwoordigd door mr. M.M. Breukers en P. Schroder, Espressobar, vertegenwoordigd door voormelde mr. Breukers en G. Schiera, [appellant sub 4] en [appellante sub 5], vertegenwoordigd mr. F.J. van der Meer, werkzaam bij Van der Meer Juridische Dienstverlening, zijn verschenen.

Overwegingen

Toetsingskader

1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

Het plan

2. Het plan voorziet in bebouwing op het plein voor de Eusebiuskerk in de binnenstad van Arnhem (hierna: het Kerkplein) ten behoeve van de functies wonen, detailhandel, filmtheater, horeca en hostel. Het plangebied omvat tevens gronden die aan de bouwlocatie grenzen.

Intrekking

3. Ter zitting is het beroep van [appellant sub 4] en [persoon A], voor zover ingesteld door [persoon B], ingetrokken.

Geschil

4. De Vereniging stelt zich ten doel het bevorderen en in stand houden van het stadsschoon en de monumentale en landschappelijke waarden in de gemeente Arnhem en kan zich uit dien hoofde niet verenigen met het realiseren van bebouwing op het Kerkplein. IJssalon en Espressobar exploiteren elk een horecaonderneming aan de Broerenstraat tegenover de locatie waar bebouwing is voorzien. Zij vrezen voor negatieve gevolgen van de bouwplannen voor het verblijfsklimaat ter plaatse van hun bedrijven. [appellant sub 4] is toekomstig bewoner van de woning aan de [locatie], deel van het bouwblok Het Paradijs, welke woning grenst aan het Kerkplein. Hij vreest dat hetgeen het plan mogelijk maakt zijn woon- en leefklimaat ernstig zal aantasten. [appellante sub 5] exploiteert een marktstandplaats op de vrijdag- en de zaterdagmarkt in de nabijheid van de Eusebiuskerk. Bebouwing van het Kerkplein is niet mogelijk zonder verplaatsing van de warenmarkt.

5. De wettelijke bepalingen en planregels die in de uitspraak worden genoemd, zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.

Ontvankelijkheid

6. De raad betwijfelt of [appellante sub 5] als belanghebbende is aan te merken. Op 19 januari 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders op grond van de Marktverordening 2004 vanaf 9 december 2016 de aanwijzing van het Kerkplein als marktterrein voor de vrijdag en de zaterdag ingetrokken en de Markt en het gebied tussen de Eusebiuskerk en het Duivelshuis en omstreken voor de vrijdagmarkt en de Markt voor de zaterdagmarkt als marktterrein aangewezen. Dat besluit heeft tot gevolg dat [appellante sub 5] vanaf 9 december 2016 geen standplaats meer kan innemen. Tot die tijd heeft hij recht op een standplaats. Het plan heeft als gevolg dat het innemen van marktstandplaatsen op het Kerkplein niet langer mogelijk is. Gelet daarop is [appellante sub 5] naar het oordeel van de Afdeling als belanghebbende bij het besluit van 21 maart 2016 aan te merken.

Voorbereiding

7. De Vereniging betoogt dat de raad met de vaststelling van het plan vooringenomen heeft gehandeld en daarmee niet zorgvuldig is geweest bij de voorbereiding. Op 29 juni 2015 heeft de raad reeds ingestemd met de investering voor de bouw van een filmhuis op het Kerkplein. Voorts was er in feite geen discussie in de vergadering van de raad over de ingediende zienswijzen. Voor de raad was de komst van een filmtheater kennelijk al een voldongen feit. Ook zijn burgers en maatschappelijke organisaties niet dan wel niet behoorlijk bij de voorbereiding van het plan betrokken.

7.1. De raad stelt dat hij met het eerdere besluit van 29 juni 2015 slechts heeft ingestemd met de investering voor de nieuwbouw van het filmtheater in de zuidelijke binnenstad. Daarmee is nog geen oordeel gegeven over de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de bebouwing in de zuidelijke binnenstad, laat staan het Kerkplein. De raad wijst op de mogelijkheid die bestond om zienswijzen in te dienen en op de omstandigheid dat er verschillende informatieavonden met betrekking tot de zuidelijke binnenstad zijn georganiseerd.

7.2. De Afdeling stelt vast dat met het besluit van 29 juni 2015 nog geen besluit was genomen over de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het project. Voorts maakt het bieden van inspraak voorafgaande aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan geen deel uit van de in de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) neergelegde bestemmingsplanprocedure. Het niet, onvoldoende of op onjuiste wijze bieden van inspraak in deze fase heeft daarom geen gevolgen voor de rechtmatigheid van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan. Het aangevoerde geeft geen aanleiding voor het oordeel dat het plan niet zorgvuldig is voorbereid. De betogen falen.

Maatschappelijk draagvlak

8. IJssalon en Espressobar betogen dat de raad ten onrechte geen rekening heeft gehouden met een gebrek aan maatschappelijk draagvlak.

8.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 27 mei 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1702) betekent de omstandigheid dat geen maatschappelijk draagvlak bestaat, wat hier in dit geval ook van zij, niet dat het plan niet overeenstemt met een goede ruimtelijke ordening. Het betoog faalt.

Behoefte

9. IJssalon en Espressobar betogen dat de noodzaak om op het Kerkplein bebouwing te realiseren niet is aangetoond. De plantoelichting bevat daarvoor geen onderbouwing. Wat betreft de toetsing aan artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro is volgens hen niet aangetoond dat er een actuele regionale behoefte bestaat aan een filmtheater en horeca op het Kerkplein.

[appellant sub 4] voert aan dat wat betreft de woningen die in het plan mogelijk worden gemaakt niet is onderbouwd dat het plan voldoet aan artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro. Wat betreft de detailhandel en de horeca die in het plan mogelijk worden gemaakt, is ook niet voldaan aan de verantwoordingsplicht in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking zoals die door de rijksoverheid en de provincie Gelderland is vastgesteld. De behoefte is volgens [appellant sub 4] door de raad onderbouwd met achterhaalde visies, nota’s, en beleid. Er is volgens hem geen rekening gehouden met ontwikkelingen van de laatste 11 jaar.

9.1. De raad heeft in de plantoelichting aan de hand van het toetsingskader van artikel 3.1.6, tweede lid, van de Bro verantwoording afgelegd over de behoefte aan de mogelijk gemaakte ontwikkelingen en de gevolgen daarvan voor de leegstand. In paragraaf 4.7.2 van de plantoelichting is het resultaat van de toetsing van het initiatief aan de ladder voor duurzame verstedelijking uiteengezet. Voor de functies wonen (stadswoningen en/of appartementen), commerciële functies (horeca en detailhandel), filmtheater, hostel (jeugdherberg) en dienstverlenende bedrijven, maatschappelijke en culturele functies is uiteengezet dat deze voorzien in een kwantitatieve en kwalitatieve behoefte. Realisatie van het filmtheater zal niet tot leegstand leiden. Zelfs als het Rembrandttheater moet sluiten, dan leidt dit niet tot onaanvaardbare leegstand. Het gebouw van dat theater is geschikt en aantrekkelijk voor andere functies. Vernieuwing en versterking van het aanbod van de commerciële functies horeca en detailhandel is volgens de raad wenselijk. Het is de bedoeling om het zogeheten winkelrondje af te ronden en daarmee het kernwinkelgebied te begrenzen (compact centrum) en anderzijds versterking te bewerkstelligen van de verbinding van de binnenstad en de Rijn via corridors.

Aan de in de Omgevingsvisie Gelderland opgenomen ladder voor duurzame verstedelijking is voldaan, zoals in paragraaf 3.2.2.1 van de plantoelichting is aangegeven, aldus de raad.

9.2. In het kader van de toetsing aan artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro moet inzichtelijk zijn gemaakt dat het plan niet zodanige leegstand tot gevolg zal hebben dat dit tot een uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening onaanvaardbare situatie in de betrokken regio zal leiden.

9.3. De Afdeling stelt vast dat de raad niet heeft volstaan met een beschrijving van het geldende beleid, maar per functiecategorie heeft verantwoord dat zowel in kwantitatieve als kwalitatieve zin behoefte aan de voorziene ontwikkeling bestaat. [appellant sub 4] heeft niet onderbouwd op grond waarvan hij meent dat de raad bij de beoordeling van de behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling is voorbij gegaan aan de economische en maatschappelijke ontwikkelingen van de laatste 11 jaar.

De raad heeft onder verwijzing naar het rapport van de Stec Groep van 19 januari 2016 "Ruimtelijke onderbouwing Focus kerkplein", uiteengezet dat de behoefte aan een filmtheater blijkt uit het feit dat een filmtheater zich wezenlijk onderscheidt van reguliere commerciële bioscopen en dat in dit opzicht sprake is van een beperkt aanbod ter zake in de marktregio, de bevolking in de regio Arnhem tot 2030 groeit, de vraag naar filmtheaters in Nederland stijgt en het filmtheater op de nieuwe locatie meer verschillende doelgroepen kan bereiken. Met de enkele stelling van IJssalon en Espressobar dat het aanbod van het voorziene filmtheater zich niet wezenlijk zal onderscheiden van het aanbod van het bestaande Rembrandttheater acht de Afdeling niet gegeven dat de raad in zoverre geen behoefte heeft kunnen aannemen. De raad heeft voorts bij zijn standpunt betrokken dat de eventuele sluiting van de bestaande bioscoop niet tot onaanvaardbare leegstand zal leiden. Wat horeca en detailhandel betreft heeft de raad in de afweging betrokken dat het gelet op artikel 3, lid 3.3, onder b, van de planregels om een geringe toevoeging gaat van per functie maximaal 750 m2 brutovloeroppervlakte en een maximale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van 1.000 m2, die complementair is aan het bestaande aanbod en er nog steeds een beperkte vraag is naar deze commerciële functies. De raad heeft in verband met de vraag gewezen op het aantal transacties dat in de binnenstad de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden en die zijn opgenomen in de Retailscan 2015, die als bijlage bij de plantoelichting is opgenomen. Wat de woonlocaties betreft heeft de raad zich onder verwijzing naar een woningmarktonderzoek van Atrivé uit 2014 op het standpunt gesteld dat de plancapaciteit minder bedraagt dan dat er additionele behoefte aan woningen is en dat de toenemende vergrijzing leidt tot extra vraag naar centrum-stedelijke woningen, waarin in het plangebied kan worden voorzien. Hiertegen zijn geen concrete bezwaren naar voren gebracht.

Hetgeen is aangevoerd, biedt naar het oordeel van de Afdeling geen grond voor het oordeel dat onvoldoende inzichtelijk is gemaakt dat met het plan wordt voorzien in een actuele regionale behoefte en dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan niet zal leiden tot onaanvaardbare leegstand.

9.4. Voor zover IJssalon en Espressobar aanvoeren dat, zou al sprake zijn van een actuele regionale behoefte, met betrekking tot de locatie voor een filmtheater onvoldoende is bezien of daarin binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, overweegt de Afdeling dat het plangebied binnen bestaand stedelijk gebied ligt. Voor de in het plan voorziene ontwikkelingen worden derhalve beschikbare gronden in bestaand stedelijk gebied benut door herstructurering. Uit artikel 3.1.6, tweede lid, onder b, van het Bro volgt niet dat voor dergelijke ontwikkelingen bestaande panden moeten worden hergebruikt of vervangen.

9.5. Gelet op het voorgaande komt de Afdeling tot de conclusie dat in hetgeen IJssalon en Espressobar en [appellant sub 4] hebben aangevoerd geen aanleiding is gelegen voor het oordeel dat het plan is vastgesteld in strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro. Het betoog faalt.

9.6. Met betrekking tot de Omgevingsvisie Gelderland overweegt de Afdeling dat de raad bij de vaststelling van een bestemmingsplan hieraan niet is gebonden. Wel dient de raad daarmee rekening te houden, hetgeen betekent dat de raad dit beleid in de belangenafweging dient te betrekken. De Afdeling stelt vast dat de raad in zoverre het provinciale beleid in zijn belangenafweging heeft betrokken. Het betoog faalt.

Leegstandsbeleid

10. Voor zover de Vereniging betoogt dat de raad door op het Kerkplein bebouwing mogelijk te maken in strijd heeft gehandeld met het gemeentelijk leegstandsbeleid, overweegt de Afdeling dat het in de in maart 2015 vastgestelde nota "Visie op transformatie" neergelegde beleid niet uitsluit dat nieuwbouw wordt gerealiseerd. Niet kan worden staande gehouden dat de raad, door zich op het standpunt te stellen dat de beleidsambities voor de versterking van de samenhang in de binnenstad niet realiseerbaar zijn met het transformeren van bestaand vastgoed, met dit leegstandsbeleid in strijd heeft gehandeld. Het betoog faalt.

Stedenbouwkundige inpassing

11. De Vereniging betoogt dat het bebouwen van het Kerkplein, aan de voet van de Eusebiuskerk, stedenbouwkundig niet aanvaardbaar is. Er is nog geen duidelijkheid over het gehele gebied en over de plannen met de Eusebiuskerk. Zonder behoorlijke integrale stedenbouwkundige studie komt bebouwing in strijd met een goede ruimtelijke ordening. Zij verwijst naar de kritische kanttekeningen in het advies van het kwaliteitsteam voor de Binnenstad Zuid, dat in de plaats is gekomen van de welstandscommissie. Ook wijst de Vereniging op een door haar overgelegde stedenbouwkundige beschouwing van ir. M. van Dort.

IJssalon en Espressobar voeren aan dat bebouwing van het Kerkplein afbreuk doet aan de positieve beleving van de binnenstad en verwijzen naar huns inziens vergelijkbare pleinen in Den Haag, ’s-Hertogenbosch en Maastricht.

[appellant sub 4] acht de bebouwing van het Kerkplein stedenbouwkundig ook niet aanvaardbaar. Ten onrechte is daarbij verwezen naar de uitgangspunten van het Rijnboogplan. [appellant sub 4] betoogt dat de positie van het bouwblok op het Kerkplein zodanig is, dat het zicht op de kerk ernstig wordt aangetast.

11.1. De raad stelt dat het mogelijk maken van bebouwing op het Kerkplein stedenbouwkundig onderdeel uitmaakt van een grotere ontwikkeling, te weten de herontwikkeling van de zuidelijke binnenstad. De ontwikkelingsvisie voor dit gebied is vastgelegd in de beleidsdocumenten "Schetsontwerp Nieuwstraat (2011)", "Uitvoeringsprogramma zuidelijke binnenstad (september 2014)", "Projectbeschrijving zuidelijke binnenstad (oktober 2014)" en "de Arnhemse Binnenstad 2015 (maart 2015)". In deze beleidsdocumenten wordt het verbinden van de binnenstad en het stationsgebied met de Rijn als de belangrijkste opgave beschouwd. Het plangebied vormt een verbindende schakel tussen de historische binnenstad en de zuidelijke binnenstad. Met de voorgenomen bebouwing wordt volgens de raad de overmaat aan openbare ruimte aan de voet van de Eusebiuskerk verkleind en aansluiting gezocht bij de menselijke maat en schaal van de historische binnenstad. De positie van het bouwblok is bepaald op basis van het uitgangspunt om met een heldere hoofdstructuur van straten en pleinen die aansluiten bij het oorspronkelijke stratenpatroon een basis te leggen voor vernieuwing en verbinding. De Eusebiuskerk zal door het realiseren van het plan in visueel opzicht beter tot zijn recht komen. Met de bebouwing wordt het zogeheten winkelrondje Bakkerstraat-Koningstraat afgerond. De kritische kanttekeningen in het advies van het kwaliteitsteam van de Binnenstad Zuid zijn bij de besluitvorming betrokken.

11.2. De Afdeling overweegt dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de bebouwing die het plan op het Kerkplein mogelijk maakt uit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is. De raad heeft inzichtelijk gemaakt dat bebouwing van het Kerkplein zoals in het plan voorzien past binnen de ontwikkelingsvisie voor het gebied, waarmee in zoverre wordt aangesloten bij de historische situatie ter plaatse. Daarbij zijn ook de zichtlijnen op de Eusebiuskerk in ogenschouw genomen, ook vanuit de Broerenstraat en de Turfstraat. Dat andere visies op de binnenstad mogelijk zijn, leidt op zichzelf niet tot een ander oordeel. Op grond van hetgeen de Vereniging heeft aangevoerd, acht de Afdeling niet aannemelijk dat bij de voorbereiding onvoldoende acht is geslagen op voormeld advies van het kwaliteitsteam. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de overgelegde visie van Van Dort niet ervan uitgaat dat het onwenselijk is om het Kerkplein te bebouwen, maar slechts kanttekeningen vermeld bij de keuze om deze bebouwing te realiseren voordat andere "open gaten" zijn volgebouwd en een nadere analyse bepleit van de waarde en de betekenis van de kenmerken van de wederopbouw. Bovendien ziet de Afdeling niet dat de raad niet mocht uitgaan van het ruimtelijke kader voor de integrale gebiedsontwikkeling dat in 2004 is vastgelegd in het masterplan Rijnboog. De betogen falen.

Schaduwwerking

12. IJssalon en Espressobar betogen dat het plan tot een onaanvaardbare schaduwwerking leidt bij hun panden aan de Broerenstraat. Een verblijf op hun terrassen wordt daardoor minder aantrekkelijk. Deze terrassen zullen volgens hen een groot gedeelte van de dag in de schaduw komen te liggen.

12.1. In de plantoelichting staat dat de bezonningsstudie aantoont wat de verschillen zullen zijn tussen de bestaande en de toekomstige situatie. Een algemene conclusie uit de bezonningsstudie is dat het toevoegen van het bouwblok op het Kerkplein negatieve gevolgen heeft op de bezonning van de bestaande woningen en winkels aan de noordkant van het Kerkplein. Deze gevolgen bestaan vooral uit meer schaduw vanaf de start van de herfst tot het begin van de lente. Gelet op de mate van afname van bezonning en de locatie (binnenstedelijk) wordt deze afname acceptabel geacht.

12.2. De Afdeling stelt vast dat in het door IJssalon en Espressobar overgelegde e-mailbericht van Gitsels Vastgoed de uitkomsten van de bezonningsstudie niet worden betwist. Uit de bezonningsstudie volgt niet dat de terrassen een groot deel van de dag in de schaduw zullen liggen. De gevolgen van het benutten van de maximale bouwmogelijkheden betreffen met name de periode van de herfst en de winter, waarin de zon laag staat, en niet de lente en de zomer waarin doorgaans het meest gebruik wordt gemaakt van een terras. Voor zover het realiseren van het plan ertoe zal leiden dat er op de terrassen meer schaduw zal zijn, is van belang dat deze terrassen zijn gelegen in een binnenstedelijke omgeving, waarin schaduwwerking als gevolg van de hoogte van de bebouwing en de onderlinge afstand van gebouwen niet ongebruikelijk is. Gelet op het vorenstaande is de Afdeling van oordeel dat de raad de vermindering van de bezonning op de terrassen niet onaanvaardbaar heeft hoeven achten. Het betoog faalt.

Uitzicht en privacy

13. IJssalon en Espressobar betogen dat het plan onevenredig nadelige gevolgen zal hebben voor het uitzicht vanaf hun percelen. Er is niet gegarandeerd dat de gevel van het filmtheater een interessante aanblik zal hebben. Een "overhoekse" blik op de Eusebiuskerk zal voor het winkelend publiek het terras op zichzelf niet aantrekkelijk maken. IJssalon en Espressobar voeren tevens aan dat de privacy op hun terrassen onevenredig wordt aangetast. Dat er al een beperking in zoverre is, door de boven de horecagelegenheden gelegen woningen, betekent volgens hen niet dat een verdere verslechtering door de beugel kan.

13.1. De raad stelt dat juist om tegemoet te komen aan de belangen van IJssalon en Espressobar ter plaatse van de hoek (noord- en oostgevel) de bouwhoogte is gemaximaliseerd op 13 m, zodat het zicht vanaf de terrassen voor een groot deel behouden blijft.

13.2. IJssalon en Espressobar exploiteren horecaondernemingen aan de Broerenstraat, ten noorden van het plangebied. De locatie van IJssalon is op ten minste 12 m van de grens van het bouwvlak gelegen. De locatie van Espressobar op ruim 13 m. Aan de zijde van de Broerenstraat bedraagt de bouwhoogte ingevolge artikel 3, lid 3.2, onder a en b, van de planregels, in samenhang met de aanduidingen op de verbeelding, minimaal 12 m en maximaal 16 m voor de noordwestelijke hoek en maximaal 13 m voor het resterende grootste deel in de richting van de Eusebiuskerk. De Afdeling stelt vast dat geen blijvend recht op vrij uitzicht bestaat. De Afdeling neemt voorts in aanmerking dat de desbetreffende locaties zijn gelegen in een binnenstedelijke omgeving. De Eusebiuskerk blijft in het zichtveld liggen gelet op de positionering van het bouwvlak en de aan de zijde van de Broerenstraat toegestane maximale bouwhoogtes. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat de raad het verlies van uitzicht niet onaanvaardbaar heeft mogen achten. De Afdeling merkt nog op dat bij bezwaren tegen de vormgeving van de gevel van het filmtheater tegen een omgevingsvergunning voor bouwen een rechtsmiddel kan worden aangewend. In de planprocedure kan dit aspect niet aan de orde komen. Voorts ziet de Afdeling niet in dat door hetgeen het plan mogelijk maakt de privacy van klanten op de terrassen wordt aangetast. Het betoog faalt.

Milieuaspecten

14. [appellant sub 4] betoogt dat de motivering van het plan tekort schiet wat betreft de geluidoverlast op zijn toekomstige woning aan de Turfstraat. [appellant sub 4] wijst in dit verband op de overlast die wordt veroorzaakt door niet zogenaamd "stil asfalt" toe te passen, maar klinkers, alsmede door de hogere intensiteit van motorvoertuigen. Ten opzichte van de huidige situatie leidt dit tot een aanzienlijke geluidtoename op de woningen aan de Turfstraat. Dit geluidniveau neemt ook toe door het toevoegen van busverkeer, door aanpassingen in de hoofdinfrastructuur, en de omstandigheid dat het verkeer, anders dan thans het geval is, in twee richtingen zal gaan rijden. Ook de negatieve gevolgen van fijnstof zijn in het plan onderbelicht gebleven.

14.1. De Afdeling overweegt dat de bezwaren van [appellant sub 4] zich niet richten tegen hetgeen ingevolge artikel 4, lid 4.1, van de planregels de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" ter plaatse van de Turfstraat mogelijk maakt. Zijn vrees voor overlast door geluid en fijnstof heeft betrekking op uitvoeringsaspecten, die in het kader van de planprocedure niet aan de orde kunnen komen. Het betoog faalt.

Marktplaatsen

15. [appellante sub 5] kan zich niet verenigen met het plan voor zover dat ontwikkelingen mogelijk maakt die in de weg staan aan het houden van een markt op het Kerkplein. In dit verband voert hij aan dat hij recht heeft op een marktplaats die wat betreft de locatie voor klanten van zijn vishandel aantrekkelijk gelegen is. Hij heeft al zeer veel jaren ter plaatse een marktplaats en vreest inkomstenderving als gevolg van de nieuwe locatie voor de markt.

15.1. De Afdeling overweegt dat de raad op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden kan vaststellen. Bebouwing op het Kerkplein is ingegeven door stedenbouwkundige motieven, waarbij versterking van de zuidelijke binnenstad voorop staat. De raad heeft bij de vaststelling van het plan de belangen van de marktkooplieden in de afweging betrokken. Er is door de gemeente ten behoeve van de verplaatsing van de vrijdag- en de zaterdagmarkt flankerend beleid ontwikkeld, waarin er voor elke standplaatshouder een plaats zal zijn op de nieuwe locatie voor de markt. Deze locatie is ook in de nabije omgeving van de Eusebiuskerk gelegen. De Afdeling is van oordeel dat tegen deze achtergrond niet kan worden gezegd dat de raad de belangen van [appellante sub 5] onvoldoende gewicht heeft toegekend. Voorts merkt de Afdeling op dat [appellante sub 5] op grond van artikel 6.1 van de Wro een aanvraag om tegemoetkoming in de planschade kan indienen en zijn eventuele schade in die procedure aan de orde kan stellen. Het betoog faalt.

Conclusie

16. De beroepen zijn ongegrond.

Proceskosten

17. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart de beroepen ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. N.S.J. Koeman en mr. G. van der Wiel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, griffier.

w.g. Van Diepenbeek w.g. Zwemstra
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 26 oktober 2016

91.

BIJLAGE

Besluit ruimtelijke ordening

Artikel 3.1.6, tweede lid

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:

a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;

b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;

c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Planregels bij het bestemmingsplan "Bebouwing Kerkplein"

Artikel 3 Centrum

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Centrum" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. het wonen, al dan niet in combinatie met een beroep aan huis;

b. maatschappelijke en culturele functies;

c. dienstverlenende bedrijven;

d. detailhandel, niet zijnde volumineuze detailhandel of een supermarkt;

e. horeca A, B en C;

f. een filmtheater;

g. een hostel;

h. nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, in- en uitritten, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, evenementen, straatmeubilair, groen-, water- en speelvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

a. Op de in lid 3.1 van dit artikel bedoelde gronden mogen, met inachtneming van de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven maximum hoogte, uitsluitend de in de gegeven bestemming passende hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere binnen de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd;

b. Ter plaatse van de aanduiding 'minimum bouwhoogte (m)' geldt voor hoofdgebouwen dat voldaan moet worden aan de aangegeven minimum bouwhoogte voor wat betreft de eerste 5 meter gemeten vanaf de voorgevel (horizontale bouwdiepte);

c. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van woningen of een filmtheater kan slechts worden verleend indien aantoonbaar kan worden gemaakt dat ter plaatse van de woningen sprake zal zijn van een acceptabel woon- en leefklimaat.

3.3 Specifieke gebruiksregels

a. Maatschappelijke en culturele functies, dienstverlenende bedrijven, detailhandel en Horeca A, B en C zijn uitsluitend op de eerste bouwlaag toegestaan, met dien verstande dat horeca ten behoeve van het filmtheater tevens is toegestaan op de overige bouwlagen;

b. Horeca en detailhandel als bedoeld in lid 3.1 onder d en e zijn toegestaan tot en met een maximale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van 1.000 m², met dien verstande dat de brutovloeroppervlakte per functie (horeca dan wel detailhandel) niet meer mag bedragen dan 750 m²;

c. Een filmtheater is toegestaan tot een maximum van 400 stoelen;

d. Een hostel is toegestaan tot een maximum van 80 slaapplaatsen;

[…]

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De als "Verkeer - Verblijfsgebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. (woon)straten, buurtwegen, pleinen en trottoirs met een inrichting hoofdzakelijk gericht op

bestemmingsverkeer en verblijfsfuncties;

b. parkeervoorzieningen;

c. groen- en watervoorzieningen;

d. wandelgebieden en speelgelegenheden;

e. terrassen;

f. evenementen;

g. nutsvoorzieningen;

h. onderdoorgangen, alsmede toegangen tot ondergrondse voorzieningen ten behoeve van direct aangrenzende bestemmingen.