Uitspraak 201505527/1/A1


Volledige tekst

201505527/1/A1.
Datum uitspraak: 23 maart 2016

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te De Lier, gemeente Westland,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 3 juni 2015 in zaak nr. 15/121 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Westland.

Procesverloop

Bij besluit van 21 mei 2014 heeft het college geweigerd handhavend op te treden tegen het langdurig stallen van caravans in de buitenlucht op het perceel aan de [locatie 1] te De Lier.

Bij besluit van 25 november 2014 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 3 juni 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 februari 2016, waar [appellant], bijgestaan door A.P. Voorham, en het college, vertegenwoordigd door F.M. de Schipper, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1. Op het perceel van [belanghebbende] worden bedrijfsmatig caravans in de buitenlucht gestald. [appellant] woont op het naastgelegen perceel. Vanaf zijn perceel aan de [locatie 2] heeft hij zicht op de gestalde caravans of kan hij daarop zicht hebben. Volgens [appellant] is het langdurig stallen van caravans in de buitenlucht in strijd met het bestemmingsplan. Hij heeft het college verzocht om handhavingsmaatregelen te treffen. Het college heeft dat geweigerd. Volgens het college is het stallen van caravans op het deel van het perceel met de bestemming "Bedrijf" en de functieaanduiding "caravanstalling" in overeenstemming met het bestemmingsplan.

Het wettelijk kader

2. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Glastuinbouwgebied Westland" heeft het perceel van [belanghebbende] de bestemmingen "Agrarisch", "Wonen", "Bedrijf" en de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie". Het deel van het perceel met de bestemming "Bedrijf" waarop caravans worden gestald heeft de functieaanduiding "caravanstalling (sb-cs)".

Ingevolge artikel 4.4.1 van de planregels zijn de voor "Bedrijf" aangewezen gronden bestemd voor:

a. één bedrijf;

b. bijbehorende erven, terreinen en voorzieningen, zoals ontsluitingswegen ten behoeve van de bereikbaarheid van de bedrijfspercelen, groen en laad- en losvoorzieningen;

(..) alsmede voor: (..)

m. ter plaatse van de functieaanduiding "(sb-cs)", een caravanstalling met ondergeschikte werkplaats; (..).

Ingevolge artikel 4.4.1 wordt tot een strijdig gebruik van de gronden in elk geval gerekend het gebruik voor:

a. privé gebruik van gronden en bouwwerken met een grotere oppervlakte dan 1.000 m², te meten aansluitend aan het hoofdgebouw van de woning (inclusief de woning);

b. niet aan de bestemming gelieerde bewoning;

c. zelfstandige woonruimte van een bijgebouw;

d. zelfstandige kantoorruimte;

e. showroom;

f. detailhandel;

g. horeca;

h. een geluidzoneringsplichtig bedrijf;

i. een bedrijf dat valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

j. activiteiten uit kolom 1, zoals opgenomen in bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.

Ingevolge artikel 33.1.1 wordt onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.2 van de Wet op de ruimtelijke ordening in samenhang met artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, tenminste verstaan het gebruik van de gronden als uitstalling-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen.

Ingevolge artikel 33.1.2, onder a, geldt het verbod op gebruik van gronden niet voor vormen van gebruik als bedoeld in artikel 33.1.1, die verenigbaar zijn met het doel, waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de doeleindenomschrijving en/of de overige planregels mag worden gebruikt.

De beoordeling van het hoger beroep

3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college niet bevoegd was handhavend op te treden tegen het gebruik van het perceel voor het langdurig stallen van caravans in de buitenlucht. Daartoe voert hij aan dat het woord "caravanstalling" duidt op inpandig stallen. Voorts voert hij aan dat de bedoeling van de planwetgever is dat caravans binnen gestald worden. In dat verband verwijst hij naar de nota van zienswijzen waarin, als reactie op zijn verzoek om in het bestemmingsplan op te nemen dat caravans niet in de buitenlucht mogen worden gestald, is vermeld dat het vanzelfsprekend de bedoeling is dat caravans binnen worden gestald. Tevens stelt [appellant] dat het stallen van caravans in de buitenlucht niet was toegestaan op grond van het voorheen geldende bestemmingsplan en dat het thans geldende bestemmingsplan conserverend van aard is. [appellant] betoogt dat het college in strijd handelt met het vertrouwensbeginsel door thans een andere betekenis te geven aan het begrip "stallen".

3.1. De rechtbank heeft terecht het standpunt van het college gevolgd dat het langdurig stallen van caravans in de buitenlucht ter plaatse van de bestemming "Bedrijf" en de functie aanduiding "caravanstalling (sb-cs)" niet in strijd is met het bestemmingsplan. In de planregels is niet gedefinieerd wat onder "caravanstalling" of "stalling" moet worden verstaan. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college, bij het ontbreken van een definitiebepaling, bij de door hem gehanteerde uitleg wat onder "stalling" moet worden verstaan, mocht betrekken dat volgens het dagelijks spraakgebruik een stalling zowel binnen als buiten aanwezig kan zijn. Het college heeft daarbij als voorbeeld gewezen op een fietsenstalling, waar fietsen niet altijd in een gesloten ruimte worden bewaard maar ook buiten op een daartoe ingericht, al dan niet afgesloten terrein. Het college heeft in dat verband voorts gesteld dat het een vaste praktijk is in de gemeente Westland om zowel binnen een daarvoor bestemde afgesloten ruimte, als buiten het daarvoor bestemde en onbebouwde bedrijfsterrein caravans te stallen. De rechtbank heeft voorts terecht in aanmerking genomen dat in artikel 4.4.1 van de planregels niet is vermeld dat langdurige stalling van - in dit geval - caravans in de buitenlucht valt onder strijdig gebruik als bedoeld in dat artikel. Tevens heeft de rechtbank terecht in aanmerking genomen dat het stallen van caravans in de buitenlucht verenigbaar is met het doel waarvoor het perceel volgens de bestemming en functieaanduiding mag worden gebruikt, zodat [belanghebbende] ingevolge artikel 33.1.2, onder a, van de planregels het bepaalde in artikel 33.1.1 niet kan worden tegengeworpen.

3.2. De rechtbank heeft voorts terecht overwogen dat de omstandigheid dat in de nota beantwoording zienswijzen is vermeld dat het de bedoeling is dat caravans binnen worden gestald, niet kan leiden tot een ander oordeel. De in de nota beantwoording zienswijzen gegeven toelichting op de beoogde reikwijdte van het begrip "stalling van caravans" is niet nader vastgelegd in de planregels. Dat zulks is nagelaten had [appellant] aan de orde kunnen stellen in de procedure met betrekking tot de totstandkoming van bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is thans onherroepelijk en de juistheid daarvan ligt in deze procedure niet ter beoordeling voor. Het college heeft in dat verband gesteld dat het [appellant] heeft gewezen op de mogelijkheid een aanvraag in te dienen voor een tegemoetkoming in planschade.

Het betoog faalt.

Slot en conclusie

4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. R. van der Spoel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.C.M. Wijgerde, griffier.

w.g. Van der Spoel w.g. Wijgerde
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2016

672.