Uitspraak 201503755/1/A1


Volledige tekst

201503755/1/A1.
Datum uitspraak: 16 december 2015

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te 's-Gravenhage,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 20 april 2015 in zaak nr. 14/11480 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag.

Procesverloop

Bij besluit van 16 juli 2014 heeft het college de Vereniging van Eigenaren [locatie 1]-[locatie 2] te Den Haag (hierna: de VvE) gelast de in het besluit vermelde overtreding van het Bouwbesluit 2012 te beëindigen.

Bij besluit van 12 november 2014 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 20 april 2015 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] heeft nadere stukken ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 december 2015, waar [appellant], en het college, vertegenwoordigd door mr. M.W. van Amerongen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Overwegingen

1. [appellant] is eigenaar van de bovenwoning, plaatselijk bekend als [locatie 1]. De benedenwoning op het perceel, plaatselijk bekend als [locatie 2], wordt bewoond door [2 personen]. [appellant] en [2 personen] zijn de leden van de VvE. Op 3 juni 2014 heeft een inspecteur van de Dienst Stedelijke Ontwikkeling het pand op het perceel [locatie 1]-[locatie 2] (hierna: het perceel) onderzocht. Tijdens deze controle is gebleken dat het gebouw op het perceel niet voldoet aan artikel 3.25 van het Bouwbesluit 2012. Bij besluit van 16 juli 2014 heeft het college de VvE gelast de overtreding van het Bouwbesluit 2012 te beëindigen. De overtreding kan worden beëindigd door de voorzieningen te treffen zoals opgenomen in bijlage I bij het besluit. Volgens bijlage I dient het via het metselwerk vanuit de kruipruimte optrekkende vocht te worden gestopt.

2. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college op goede gronden de VvE heeft gelast onder oplegging van een dwangsom de geconstateerde overtreding van artikel 3.25 van het Bouwbesluit 2012 ongedaan te maken. Hij voert hiertoe aan dat de bewoners van de benedenwoning, gelet op het in zijn opdracht uitgevoerde onderzoek van Lekdetectie Nederland, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een rapport van 4 december 2014, verantwoordelijk zijn voor het ontstaan van vochtschade ten gevolge van achterstallig onderhoud.

2.1. Vast staat dat het pand niet voldoet aan de in artikel 3.25 van het Bouwbesluit 2012 opgenomen voorwaarden voor bestaande bouw en dat het college bevoegd is ter zake handhavend op te treden.

De rechtbank heeft terecht geen grond gezien voor het oordeel dat het college ten onrechte de VvE heeft gelast de geconstateerde overtreding ongedaan te maken. De rechtbank heeft hierbij in navolging van het college terecht van belang geacht dat de VvE verantwoordelijk is voor het onderhoud van gemeenschappelijke onderdelen van het pand en dat de VvE opdracht kan geven tot het ongedaan maken van de geconstateerde overtreding. Niet is gebleken dat de VvE het niet in zijn macht heeft de overtreding te beëindigen. De rechtsfiguur van de VvE maakt het gelet hierop in dit geval mogelijk haar in plaats van een van de leden van de VvE aan te schrijven. Dat [appellant] te kennen heeft gegeven dat de aan de VvE opgelegde last onder dwangsom gezien zijn gezondheidstoestand zeer belastend is voor hem, brengt, anders dan hij stelt, niet mee dat van het college kon worden gevergd dat het onderzoek dient te doen naar de oorzaak van de geconstateerde overtreding, nu de VvE gelet op het voorgaande verantwoordelijk mocht worden gehouden voor het ongedaan maken van deze overtreding.

Het betoog faalt.

3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd, voor zover aangevallen.

4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Voor een vergoeding dan wel terugbetaling van het griffierecht ziet de Afdeling, nu het hoger beroep ongegrond is, evenmin aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevallen.

Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Vermeulen, griffier.

w.g. Michiels w.g. Vermeulen
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 16 december 2015

700.