Uitspraak 201200978/1/R4


Volledige tekst

201200978/1/R4.
Datum uitspraak: 7 november 2012

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. de vereniging Roeivereeniging "Nautilus", gevestigd te Rotterdam,
2. [appellant sub 2], wonend te Rotterdam,
appellanten,

en

de raad van de gemeente Rotterdam,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 24 november 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "DWL-de Esch" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben Nautilus en [appellant sub 2] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 augustus 2012, waar [appellant sub 2], Nautilus, vertegenwoordigd door [appellant sub 2], en de raad, vertegenwoordigd door mr. K.I. Siem en ing. J.P. van der Torre, zijn verschenen.

Overwegingen

Intrekking

1. [appellant sub 2] heeft zijn beroepsgrond met betrekking tot de manege aan de [locatie] te Rotterdam ingetrokken.

Het plan

2. Het plan voorziet in een actualisatie van de planologische regeling voor het gebied Drinkwaterleiding De Esch. Het plan maakt een aantal nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Deze ontwikkelingen zijn de woningbouwlocatie op het voormalige terrein van Leonidas (hierna: Leonidasterrein), een kantoorgebouw voor het Surface Deployment and Distribution Command (SDDC) van het Amerikaanse leger, de nieuwbouw van een logiesgebouw op het terrein van de Van Ghentkazerne en de nieuwbouw van maatschappelijke doeleinden met woonfunctie aan de Plantagelaan. Voorts is de programmatische uitbreiding van het wijkcentrum en de aanpassingen op het sportcomplex aan het Toepad in het bestemmingsplan geregeld.

Ontvankelijkheid

3. Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) kan door een belanghebbende bij de Afdeling beroep worden ingesteld tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan.

Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

3.1. Met betrekking tot de ontvankelijkheid van [appellant sub 2] overweegt de Afdeling als volgt. [appellant sub 2] heeft onder meer beroepsgronden aangevoerd tegen de plandelen met de bestemmingen; "Maatschappelijk - Kazerne", ter hoogte van de Van Ghentkazerne, "Bedrijf", ter hoogte van de Nesserdijk en de zogenoemde Autostrada, "Gemengd-2" ter hoogte van de school aan de Lage filterweg en "Sport- sport- en speelterrein", voor zover is voorzien in een buitenschoolse opvang. [appellant sub 2] woont aan de [locatie 2] in het plangebied. Dit is op een afstand van minimaal 300 m van de hiervoor genoemde plandelen in het plangebied. Vanuit zijn woning heeft [appellant sub 2] geen zicht op de betrokken gronden. Mede gelet op de aard en omvang van de ruimtelijke ontwikkelingen die op de door [appellant sub 2] bestreden plandelen mogelijk worden gemaakt, is deze afstand naar het oordeel van de Afdeling te groot om een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang te kunnen aannemen. Voorts heeft [appellant sub 2] geen feiten of omstandigheden aangevoerd in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat ondanks deze afstand een objectief en persoonlijk belang van hem rechtstreeks door het besluit zou worden geraakt. Een louter gevoel van betrokkenheid bij een besluit, hoe sterk dat gevoel ook is, is daarvoor niet voldoende. [appellant sub 2] kan daarom niet als belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb worden aangemerkt bij de plandelen waarop de eerder genoemde ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien en kan daartegen ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wro, geen beroep instellen. Het beroep van [appellant sub 2] is in zoverre niet-ontvankelijk.

Toepassing Crisis- en herstelwet

4. [appellant sub 2] betoogt dat de raad ten onrechte de Crisis- herstelwet (hierna: Chw) op het plan van toepassing heeft verklaard, omdat volgens hem het plan grotendeels conserverend van aard is en binnen het plangebied geen uitgewerkte ontwikkelingen zijn voorzien die plaatsing onder de Chw rechtvaardigen. Het plan maakt volgens hem meer mogelijk dan alleen woningbouw, waardoor er ook bestemmingen in het plan zijn waarbinnen geen woningbouw wordt mogelijk gemaakt. Verder voert hij aan dat reeds in 2004, vóór inwerkingtreding van de Chw, is begonnen met de ontwikkeling van het plan.

4.1. Ingevolge artikel 1.1, aanhef en onder a, van de Chw, voor zover hier van belang, is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van toepassing op alle besluiten die krachtens enig wettelijk voorschrift zijn vereist voor de ontwikkeling of verwezenlijking van de in bijlage I bij deze wet bedoelde categorieën ruimtelijke en infrastructurele projecten.

In categorie 3, onder 3.1, van bijlage I van de Chw, voor zover hier van belang, wordt als categorie ruimtelijke en infrastructurele projecten als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, aangemerkt de ontwikkeling en verwezenlijking van werken en gebieden krachtens afdeling 3.1 van de Wro ten behoeve van de bouw van meer dan 20 woningen (thans: 11 woningen) in een aaneengesloten gebied of de herstructurering van woon- en werkgebieden.

4.2. Nu het plan voorziet in de bouw van meer dan 20 woningen en voor de ontwikkeling of verwezenlijking van deze woningen is vereist, is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Chw van toepassing op dit plan. Dat niet binnen alle bestemmingen van het plan woningbouw wordt mogelijk gemaakt, maakt dit niet anders. Ook de door [appellant sub 2] aangevoerde omstandigheden dat de procedure tot vaststelling van het plan reeds in 2004 is begonnen en het plan volgens [appellant sub 2] vooral conserverend van aard is, staan er niet aan in de weg dat de Crisis- en herstelwet van toepassing is op het bestreden besluit.

Verkeersgegevens

5. [appellant sub 2] betoogt dat in het akoestisch onderzoek en het luchtkwaliteitsonderzoek, die ten grondslag liggen aan het plan, is uitgegaan van onjuiste verkeersgegevens. Hij voert in dat kader aan dat onvoldoende rekening is gehouden met de verkeersaantrekkende werking van de diverse voorziene ontwikkelingen in en buiten het plangebied. Daarbij noemt hij onder andere de uitbreiding van de Park & Ride voorziening Kralingse Zoom, de ontwikkelingen op Campus Woudestein, de realisatie van kantoren op het terrein van de Van Ghentkazerne, de vestiging van een grootschalige buitenschoolse opvang op de sportvelden aan het Toepad, de realisatie van maximaal 100 woningen op het Leonidasterrein en de uitbreidingsmogelijkheden met winkels, kantoren, maatschappelijke voorzieningen, parkeerplaatsen en woningen bij het wijkcentrum. Ook is volgens hem ten onrechte geen rekening gehouden met de nieuwe ontsluitingsstructuur van het plangebied en campus Woudestein en de omstandigheid dat de Abram van Rijckevorselweg daarvoor een belangrijke hoofdroute is.

5.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de relevante te verwachten ruimtelijke ontwikkelingen in het plan zijn betrokken in de gehanteerde verkeersgegevens.

5.2. De resultaten van het aan het plan ten grondslag liggende akoestisch onderzoek zijn neergelegd in het akoestisch rapport van 11 oktober 2010. In het akoestisch rapport is vermeld dat gevolgen van de in het plan voorziene woningbouw, de uitbreiding van het wijkcentrum en de uitbreiding van maatschappelijke voorzieningen in het akoestisch onderzoek zijn betrokken.

De resultaten van het aan het plan ten grondslag liggende luchtkwaliteitsonderzoek zijn neergelegd in de notitie van 30 oktober 2009. Uit de notitie inzake luchtkwaliteit volgt dat de in het akoestisch rapport betrokken ontwikkelingen ook zijn betrokken in het luchtkwaliteitsonderzoek. Daarnaast zijn volgens de notitie ook de gevolgen van de in het plan voorziene kantoren betrokken in het luchtkwaliteitsonderzoek.

5.3. In zowel de plantoelichting als in het akoestisch rapport en in de notitie inzake luchtkwaliteit is vermeld dat voor de verwachte verkeersintensiteiten gebruik is gemaakt van de gegevens die zijn verstrekt door de Dienst Stedenbouw en Volkshuisvesting, afdeling Verkeer en Vervoer. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat deze verkeersintensiteiten zijn berekend met behulp van verkeerstellingen en het regionaal verkeersmodel. Volgens de raad houdt het verkeersmodel rekening met de verkeersgevolgen van alle concrete en bekend zijnde ruimtelijke ontwikkelingen in en rondom het plangebied. Het gebruik van dit model is volgens de raad eerder door de Afdeling geaccepteerd in de uitspraak van de Afdeling van 25 april 2007, in zaaknr. 200600614/1 inzake bestemmingsplan "Polder zestienhoven". Over de door [appellant sub 2] gestelde wijzigingen van de ontsluitingsstructuur, vanwege de ontwikkelingen op het terrein van Campus Woudestein, heeft de raad naar voren gebracht dat het plangebied en Campus Woudestein geen gezamenlijke ontsluitingswegen hebben, zodat de gevolgen voor de verkeersintensiteiten vanwege het plan op zichzelf beoordeeld kunnen worden.

[appellant sub 2] heeft zijn stelling dat van te lage verkeersintensiteiten is uitgegaan niet met een tegenrapport onderbouwd, noch anderszins aannemelijk gemaakt dat de door de raad gegeven toelichting onjuist is.

5.4. Gelet op de in het akoestisch rapport en de notitie luchtkwaliteit betrokken ontwikkelingen en het verhandelde ter zitting acht de Afdeling niet aannemelijk gemaakt dat in het gehanteerde verkeersmodel niet de relevante en redelijkerwijs te voorziene ruimtelijke ontwikkelingen zijn ingevoerd die van invloed zijn op de te verwachten verkeersintensiteiten in en nabij het plangebied. De raad heeft gelet daarop in redelijkheid van de gehanteerde verkeersgegevens kunnen uitgaan.

Geluid

6. [appellant sub 2] betoogt dat het aan het plan ten grondslag liggende akoestisch rapport ondeugdelijk is. Daartoe voert hij - kort samengevat - aan dat van onjuiste brongegevens is uitgegaan en de bebouwing onjuist is gemodelleerd. Volgens hem is ten aanzien van de Abram van Rijckevorselweg gerekend met een maximum snelheid van 50 km per uur, terwijl feitelijk de maximum snelheid 70 km per uur bedraagt. Ook is geen rekening gehouden met het wegverkeerslawaai afkomstig van de A16, aldus [appellant sub 2]. Verder voert hij aan dat de in het plan toegestane bouwhoogten hoger zijn dan de waarneempunten die zijn gehanteerd in het akoestisch rapport. Volgens hem is daarom de geluidbelasting op de voorziene woningen, zoals de woningen op het Leonidasterrein, niet goed berekend.

6.1. Ingevolge artikel 1.9 van de Chw vernietigt de administratieve rechter een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.

6.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 19 januari 2011, in zaaknr. 201006426/1/R2) kan uit de memorie van toelichting op het wetsvoorstel van de Chw (Kamerstukken II 2009/10, 32 127, nr. 3, blz. 49) worden afgeleid dat de wetgever met artikel 1.9 de eis heeft willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en de daadwerkelijke (of: achterliggende) reden om een besluit in rechte aan te vechten en dat de bestuursrechter een besluit niet mag vernietigen wegens schending van een rechtsregel die niet strekt tot bescherming van een belang waarin de eisende partij feitelijk dreigt te worden geschaad.

6.3. De Afdeling begrijpt het beroep van [appellant sub 2] aldus dat hij betoogt dat het plan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, omdat de raad een onzorgvuldig tot stand gekomen akoestisch onderzoek aan het plan ten grondslag heeft gelegd. In het akoestisch rapport is de geluidbelasting berekend ter plaatse van de voorziene geluidgevoelige bestemmingen. [appellant sub 2] beroept zich op het belang van een goede ruimtelijke ordening ter plaatse van de nieuw te ontwikkelen woningen in het plangebied. Dit belang regardeert de toekomstige eigenaren en bewoners van de nieuw te ontwikkelen woningen en niet het belang van [appellant sub 2]. Nu de door [appellant sub 2] ingeroepen norm, te weten dat qua geluid in een goed woon- en leefklimaat moet worden voorzien, kennelijk niet strekt ter bescherming van het woon- en leefklimaat ter plaatse van zijn eigen woning, maar ter plaatse van de nieuw te ontwikkelen woningen, kan het door hem betoogde op grond van artikel 1.9 van de Chw niet leiden tot vernietiging van het besluit.

Luchtkwaliteit

7. [appellant sub 2] betoogt dat de luchtkwaliteit ter plaatse zal verslechteren, vanwege de toename van de verkeersintensiteiten in het plangebied. Hij voert daarbij aan dat vooral vanwege de toename van het verkeer op de Abram van Rijckevorselweg de luchtkwaliteit langs deze weg zal verslechteren. Hij wijst er in dat kader op dat vlakbij deze weg op het Leonidasterrein nieuwe woningen en een buitenschoolse opvang zijn voorzien.

7.1. De raad stelt zich op het standpunt dat in het aan het plan ten grondslag liggende luchtkwaliteitsonderzoek aannemelijk is gemaakt dat dit bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit en dat daarmee wordt voldaan aan de in de Wet milieubeheer gestelde luchtkwaliteitseisen.

7.2. Het beroep van [appellant sub 2] ziet vooral op de aan het luchtkwaliteitsonderzoek ten grondslag liggende verkeersgegevens en op de vraag of daarbij rekening is gehouden met de ontwikkelingen op Campus Woudestein. Reeds hiervoor is overwogen dat de raad mocht uitgaan van de door hem gehanteerde verkeersgegevens. [appellant sub 2] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de raad niet van het verrichte luchtkwaliteitsonderzoek mocht uitgaan. De raad heeft zich naar het oordeel van de Afdeling op goede gronden op het standpunt gesteld dat de wettelijke regeling inzake luchtkwaliteitseisen niet aan de vaststelling van het plan in de weg staat.

Externe veiligheid

8. [appellant sub 2] betoogt dat het aan het plan ten grondslag liggende rapport met betrekking tot de externe veiligheid ondeugdelijk is. Volgens hem is geen rekening gehouden met de toename van de werkgelegenheid en de voorziene buitenschoolse opvang. Verder is volgens hem wat betreft het LPG-transport over de Abram van Rijckevorselweg gerekend met een onmogelijke route, waardoor de veiligheidsrisico's niet duidelijk in kaart zijn gebracht.

8.1. Het door [appellant sub 2] onvoldoende geachte onderzoek heeft betrekking op met name de naleving van de normen voor het beperken van de veiligheidsrisico's als gevolg van de LPG-transporten in het plangebied. [appellant sub 2] kan zich, teneinde een vernietiging van het besluit tot vaststelling van het plan te bewerkstelligen, slechts beroepen op deze normen, indien het plan ontwikkelingen mogelijk maakt waarvan hij - in dit geval -veiligheidsrisico's als gevolg van de LPG-transporten ter plaatse van zijn woning zou kunnen ondervinden. Voor [appellant sub 2] gaat het echter niet om de bescherming van zijn eigen belang, maar om de bescherming van de belangen van anderen, zodat hij zich gezien artikel 1.9 van de Chw niet op deze normen kan beroepen en het betoog niet kan leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.

Bestemming "Gemengd-4"

9. Het beroep van Nautilus is uitsluitend gericht tegen het plandeel waaraan de bestemming "Gemengd-4" is toegekend. Voorts is ook het beroep van [appellant sub 2] gericht tegen dit plandeel. Binnen de bestemming "Gemengd-4" wordt de vestiging van een maatschappelijke voorziening in de vorm van een woonvoorziening met 24-uurs begeleiding mogelijk gemaakt. Tevens is binnen deze bestemming een sportcentrum toegelaten en is op het adres [locatie 2], onder de in artikel 11, lid 11.3, van de planregels gestelde voorwaarden, een dienstwoning toegestaan. [appellant sub 2] woont aan de [locatie 2] waar ook Nautilus gevestigd is. De woonvoorziening is voorzien op het perceel aan de [locatie 2].

9.1. Nautilus en [appellant sub 2] betogen dat de woonvoorziening ten onrechte is voorzien binnen de veiligheidscontour die ingevolge artikel 11, aanhef en onder b, van de Verordening Ruimte van de provincie Zuid-Holland moet worden aangehouden vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Nieuwe Maas. Nautilus voert daarbij aan dat op het perceel [locatie 2] geen veilige vluchtroute kan worden gerealiseerd zonder gebruik te maken van het perceel van Nautilus. Volgens Nautilus is de raad er ten onrechte van uitgegaan dat Nautilius medewerking verleent aan de realisering van een vluchtweg ten behoeve van de woonvoorziening.

9.2. Ingevolge artikel 4.1, eerste lid, van de Wro, voor zover hier van belang, kunnen bij of krachtens provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen en de daarbij behorende toelichting, indien provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken.

9.3. Op 2 juli 2010 hebben Provinciale Staten van de provincie Zuid-Holland, op grond van artikel 4.1, eerste lid, van de Wro, de Verordening Ruimte (hierna: Verordening Ruimte) vastgesteld. De Verordening Ruimte is op 26 juli 2010 in werking getreden.

Ingevolge artikel 1, vierde lid, van de Verordening Ruimte, worden onder bestaande functies en bebouwing begrepen functies en bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening rechtmatig aanwezig zijn, of waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening vrijstelling of bouwvergunning is verleend danwel een aanvraag om vrijstelling of bouwvergunning is ingediend die kan worden verleend, of die in overeenstemming met deze verordening tot stand zijn gekomen of waarvoor ontheffing van deze verordening is verleend of wordt geacht te zijn verleend. Het vervangen van een rechtmatig aanwezige gebouw door een gebouw van gelijke aard, omvang en karakter wordt hieronder mede begrepen. In alle andere gevallen is sprake van nieuwe functies en nieuwe bebouwing. Onder nieuwe functies of bebouwing wordt ook begrepen uitbreiding van bestaande functies en bestaande bebouwing tenzij anders is bepaald of de bepaling zich daartegen verzet.

Ingevolge artikel 11, aanhef en onder b en c, voor zover hier van belang, moeten bestemmingsplannen voor gronden langs de Nieuwe Waterweg en de Nieuwe Maas in overeenstemming zijn met de in dit artikel genoemde bepalingen; b) In het gebied tussen raainummer 1004 en raainummer 995 (waar alleen binnenvaartschepen met gevaarlijke stoffen langs de kade varen of aanmeren) moet een zone van 25 meter worden vrijgehouden van nieuwe bebouwing. In het gebied tussen 25 en 40 meter vanaf de kade is nieuwe bebouwing slechts mogelijk als sprake is van een groot maatschappelijk of bedrijfseconomisch belang en is advies nodig van de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond; c) In de onder b bedoelde bebouwingsvrije zone langs de oever zijn incidenteel nieuwe kleinschalige voorzieningen toelaatbaar ter ondersteuning van het dagrecreatieve karakter van de oever, zoals restaurants, cafés en kiosken, alsmede voorzieningen die noodzakelijk zijn voor het functioneren van de vaarweg of de haven, zoals radarposten en kranen. Hiervoor moet worden voldaan aan de in het artikel genoemde voorwaarden.

9.4. De [locatie 2] is gelegen aan de Nieuwe Maas. Niet wordt betwist dat de bestaande bebouwing aan de [locatie 2] op een afstand van minder dan 25 meter is gelegen van de Nieuwe Maas. Daarmee wordt niet voldaan aan de in artikel 11, onder b, van de Verordening Ruimte vastgestelde afstand van 25 meter.

9.5. De door Nautilus en [appellant sub 2] ingeroepen norm uit de Verordening Ruimte strekt ertoe te voorkomen dat het plan een onnodig veiligheidsrisico in verband met de aanwezigheid van binnenvaartschepen met gevaarlijke stoffen in het leven roept ter plaatse van de voorziene woonvoorziening aan de [locatie 2]. Voor Nautilus en [appellant sub 2] gaat het echter om het belang dat hun percelen gevrijwaard blijven van de ruimtelijke invloed van de voorziene woonvoorziening. De ingeroepen norm in de Verordening Ruimte heeft kennelijk niet de strekking dit belang te beschermen. Gelet hierop wordt overwogen dat het betoog van Nautilus en [appellant sub 2], wat hier verder ook van zij, ingevolge artikel 1.9 van de Chw niet tot vernietiging van het bestreden besluit kan leiden.

9.6. Ten aanzien van het betoog van Nautilus over de realisering van de vluchtroute overweegt de Afdeling dat dit een uitvoeringsaspect betreft dat in deze procedure niet aan de orde kan komen. Overigens heeft de raad ter zitting toegelicht dat een vluchtroute kan worden gerealiseerd.

10. [appellant sub 2] voert aan dat de bewoners van de woonvoorziening risico lopen op wateroverlast in verband met de te lage ligging van het pand en de hoge waterstanden.

10.1. De Afdeling begrijpt het beroep van [appellant sub 2] aldus dat het plan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, omdat de mogelijke wateroverlast ter plaatse van de voorziene woonvoorziening onvoldoende bij de vaststelling van het plan is betrokken. De met dit betoog van [appellant sub 2] ingeroepen norm dat uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening niet gebouwd moet worden op plaatsen waar risico van wateroverlast bestaat, strekt kennelijk niet tot bescherming van zijn eigen belang van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van zijn woning, maar tot bescherming van belangen van anderen. Gelet op artikel 1.9 van de Chw kan dit betoog niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.

11. Nautilus voert aan dat ten onrechte de voorgevelrooilijn op het perceel [locatie 2], zoals weergegeven op de verbeelding, is verlegd richting het water. Nautilus vreest door deze verschuiving van het bouwvlak richting het water voor aantasting van het uitzicht, aangezien het raam op de eerste verdieping van haar pand dan moet worden verwijderd. Tevens is er volgens haar vanaf het balkon minder zicht op de binnenkomende roeiboten. Verder voert zij aan dat zij door de verschuiving van het bouwvlak geen gebruik meer kan maken van de nooduitgang van haar pand.

11.1. De raad erkent dat het bouwvlak op het perceel [locatie 2] niet juist in de verbeelding is vastgelegd. Volgens de raad moet de grens van het bouwvlak worden gelegd op de voorgevelrooilijn van de bestaande bebouwing. De voorziene bebouwing van de woonvoorziening wordt niet verder richting het water gebouwd. Gelet hierop is het bestreden besluit in zoverre genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het bestreden besluit dient in zoverre wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd.

12. Nautilus betoogt dat de wijziging van de bestemming die in het voorgaande plan aan haar percelen was toegekend naar de bestemming "Maatschappelijke doeleinden" in strijd is met het gemeentelijke beleid, aangezien in het gemeentelijk beleid de nadruk wordt gelegd op sport.

12.1. De raad stelt zich op het standpunt dat ook in het voorgaande bestemmingsplan op de percelen van Nautilus niet louter sport was toegestaan.

12.2. De bestemming voor de percelen aan de [locatie 2]-3 is gewijzigd naar de bestemming "Gemengd-4". Nautilus heeft niet nader onderbouwd met welk beleid van de gemeente het plan in strijd zou zijn. Bovendien is op grond van artikel 11, lid 11.1, aanhef en onder b, van de planregels binnen de bestemming "Gemengd-4" een sportcentrum toegestaan, zodat nog steeds sportactiviteiten binnen de bestemming zijn toegestaan. De Afdeling ziet in hetgeen Nautilus heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het plan in zoverre in strijd met het gemeentelijk beleid is vastgesteld.

13. Nautilus vreest voor overlast en aantasting van de privacy van haar leden, aangezien ook in de avonduren en in de weekenden verslaafden zullen worden opgevangen in de voorziene woonvoorziening naast haar pand. Volgens Nautilus zullen leden en potentiële leden daardoor wegblijven. Ook [appellant sub 2] vreest voor hinder als gevolg van de voorziene woonvoorziening. Hij voert aan dat de veiligheid in de omgeving wordt aangetast door rondhangende verslaafden van de voorziene woonvoorziening.

13.1. In de plantoelichting is vermeld dat een intensief beschermde woonvoorziening is voorzien aan de [locatie 2]. Dit is volgens de plantoelichting een kleinschalige woonvorm, waar 20 personen verblijven en waar gedurende 24 uur per dag en 7 dagen per week professionele begeleiding aanwezig is. Na onderzoek van verschillende locaties binnen de deelgemeente Kralingen-Crooswijk is volgens de plantoelichting gebleken dat de [locatie 2] een geschikte locatie is voor deze woonfunctie. Daarbij wordt opgemerkt dat in het voorgaande plan een dagactiviteitencentrum voor dak- en thuislozen op deze locatie was gevestigd.

13.2. De raad stelt in aanvulling op de plantoelichting dat ruime ervaring is opgedaan met de opvang van dak- en thuislozen op deze locatie. Meer dan 15 jaar zijn tijdens de daguren ongeveer 40 dak- en thuislozen op deze locatie opgevangen, zonder dat de omgeving daar noemenswaardige last van heeft ondervonden, aldus de raad. Thans gaat het om een woonzorgcentrum voor niet meer dan 20 mensen die overdag elders bezigheden uitoefenen of een behandeling ondergaan. De raad stelt dat de activiteiten en het aantal mensen dat wordt opgevangen afneemt, maar dat de duur van de aanwezigheid van mensen 24 uur kan zijn. De raad stelt voorts dat de ervaring bij andere vergelijkbare woonzorgcentra leert dat onder goede voorwaarden, zoals het instellen van een beheerscommissie, duidelijk optreden en goede afspraken met de politie de gevreesde overlast kan worden beperkt.

13.3. Gelet op het voorgaande bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad de veiligheid en de leefbaarheid in en om de voorziene woonvoorziening onvoldoende in zijn afweging heeft betrokken.

13.4. Gelet op de door de raad gegeven toelichting heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet leidt tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van [appellant sub 2]. Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op het ledenbestand van Nautilus betreft, ziet de Afdeling geen grond voor de verwachting dat het ledenbestand zodanig zal afnemen vanwege de komst van de woonvoorziening dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plan aan de orde zijn.

14. Nautilus vreest dat zij vanwege de voorziene woonvoorziening op het aangrenzende perceel in haar activiteiten als roeivereniging zal worden belemmerd. Zij voert daartoe aan dat de werkzaamheden aan de boten, die voornamelijk 's avonds plaatsvinden, lawaaiige activiteiten kunnen zijn waarvan ter plaatse van de woonvoorziening mogelijk overlast zou kunnen worden ondervonden. Hierdoor kan volgens Nautilus ter plaatse van de voorziene woonvoorziening geen goed woon- en leefklimaat worden gegarandeerd. In dat kader voert Nautilus aan dat de loods waarin aan de roeiboten wordt gewerkt op korte afstand van de woonvoorziening staat.

14.1. De raad heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de beheerscommissie, die is ingesteld, ook is bedoeld om de eventuele hinder die ter plaatse van de voorziene woonvoorziening kan worden ondervonden van de activiteiten bij Nautilus bespreekbaar te maken en daarvoor een oplossing te zoeken.

14.2. De woonvoorziening is voorzien in een pand dat direct grenst aan het pand van Nautilus. Uit de stukken noch uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat de raad onderzoek heeft gedaan naar de mogelijke gevolgen van de activiteiten van Nautilus op het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woonvoorziening en andersom naar de gevolgen van de woonvoorziening voor de activiteiten van Nautilus. Dat een beheerscommissie is ingesteld, zoals ter zitting door de raad naar voren is gebracht, is naar het oordeel van de Afdeling onvoldoende om te kunnen oordelen dat ter plaatse van de voorziene woonvoorziening een goed woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd en dat Nautilus niet in haar activiteiten als roeivereniging zal worden aangetast. Gelet op het voorgaande heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling deze aspecten onvoldoende onderzocht. Het bestreden besluit is in zoverre genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het bestreden besluit dient in zoverre wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd.

15. Voor zover Nautilus verzoekt voor het overige haar zienswijze als herhaald en ingelast te beschouwen, wordt overwogen dat in de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. Nautlius heeft in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.

Conclusie en proceskosten

16. Het beroep van [appellant sub 2] is, voor zover ontvankelijk, ongegrond. Het beroep van Nautilus is gegrond. Het besluit van 24 november 2011 dient wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Gemengd-4".

17. Voor een proceskostenveroordeling ten aanzien van [appellant sub 2] bestaat geen aanleiding. Ten aanzien van Nautilus is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het beroep van [appellant sub 2] niet-ontvankelijk, voor zover het beroep is gericht tegen de plandelen met de bestemmingen "Maatschappelijk - Kazerne", ter hoogte van de Van Ghentkazerne, "Bedrijf", ter hoogte van de Nesserdijk en de zogenoemde Autostrada, "Gemengd-2" ter hoogte van de school aan de Lage filterweg en "Sport- sport- en speelterrein", voor zover is voorzien in een buitenschoolse opvang;

II. verklaart het beroep van [appellant sub 2] voor het overige ongegrond;

III. verklaart het beroep van de vereniging Roeivereeniging "Nautilus" gegrond;

IV. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Rotterdam van 24 november 2011, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Gemengd-4";

V. gelast dat de raad van de gemeente Rotterdam aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 310,00 (zegge: driehonderdtien euro) voor de vereniging Roeivereeniging "Nautilus" vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. M.A.A. Mondt-Schouten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Alderlieste, ambtenaar van staat.

w.g. Mondt-Schouten w.g. Alderlieste
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 7 november 2012

590.