Uitspraak 201502318/1/A4


Volledige tekst

201502318/1/A4.
Datum uitspraak: 28 oktober 2015

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Lesli Vuurwerk B.V., gevestigd te Lichtenvoorde, gemeente Oost Gelre,
appellante,

en

de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 16 juli 2014 heeft de staatssecretaris Lesli Vuurwerk onder oplegging van een last onder dwangsom gelast de geconstateerde overtredingen van artikel 1A.2.1, eerste lid, gelet op het bepaalde in artikel 1A.1.7, en van artikel 1.2.2, vierde lid, van het Vuurwerkbesluit te beëindigen.

Bij besluit van 10 februari 2015 heeft de staatssecretaris het door Lesli Vuurwerk hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft Lesli Vuurwerk beroep ingesteld.

De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

Lesli Vuurwerk heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 juli 2015, waar Lesli Vuurwerk, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. T.D. Rijs, advocaat te Zutphen, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. A. Mearadji, mr. C.J. Kuiper, M.P. van Dop en C.P. van Burk, allen werkzaam bij de Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna: ILT), zijn verschenen.

Overwegingen

1. De staatssecretaris heeft aan de last ten grondslag gelegd dat op 9 april 2014, bij een controle bij de opslagplaats van Lesli Vuurwerk aan de [locatie] te [plaats], een monster is genomen van een partij vuurwerk met artikelnummer LE03327, genaamd 'Levensgenieters'. Artikel LE03327 is een pakket vuurwerk, bestemd voor de Nederlandse markt, bestaande uit vier batterijen van enkelschots buizen. De batterijen zijn aangeduid als 'Levensgenieters A, B, C en D'.

Op 25 april 2014 is het monster getest door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI), in samenwerking met de coördinator productveiligheidsonderzoek van de ILT. De bevindingen zijn vastgelegd in een rapport van 7 mei 2014.

Volgens dit rapport is gebleken dat artikel LE03327 diverse tekortkomingen vertoont. Bij onderdeel 'Levensgenieters A' zijn twee majors ofwel grote fouten geconstateerd. Bij twee van de vijf onderzochte 'Levensgenieters A' is een geluiddrukniveau gemeten hoger dan 120 dB, namelijk 122,1 dB en 122,2 dB. Daarmee wordt, zo staat in het rapport, niet voldaan aan het bepaalde in NEN-norm NEN-EN 15947-5:2010 onder 7.2.7. Bij onderdeel 'Levensgenieters B' zijn drie majors geconstateerd. Bij een van de vijf onderzochte 'Levensgenieters B' is bij een schot een zogenoemd lage burst geconstateerd. De burst vond op een hoogte lager dan 1 meter plaats, waarbij brandende delen op de grond terecht kwamen binnen 8 meter van de afsteekplaats. Hiermee wordt niet voldaan aan NEN-norm NEN-EN 15947-5:2010 onder 7.2.6, zo staat in het rapport. Bij het exemplaar werd ook een geluiddrukniveau hoger dan 120 dB gemeten, namelijk 123,8 dB. Bij twee andere van de vijf onderzochte 'Levensgenieters B' zijn brandende delen lager dan 3 meter hoogte geconstateerd. Hiermee wordt volgens het rapport niet voldaan aan NEN-norm NEN-EN 15947-5:2010 onder 7.2.9. Bij de twee exemplaren werd ook een geluiddrukniveau hoger dan 120 dB gemeten, namelijk 121,6 dB en 122,2 dB.

Volgens de staatssecretaris heeft Lesli Vuurwerk, gelet op het vorenstaande, artikel 1A.2.1, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 1A.1.7 en artikel 1.2.2, vierde lid, van het Vuurwerkbesluit overtreden.

De opgelegde last houdt in dat Lesli Vuurwerk binnen zes weken na de verzenddatum van het besluit de partij consumentenvuurwerk met artikelnummer LE03327 die zij opgeslagen en/of voorhanden heeft, dient af te voeren en te vernietigen en dat zij de door haar aan derden geleverde/ter beschikking gestelde vuurwerkartikelen met nummer LE03327 dient terug te halen, af te voeren en te vernietigen. Indien de vernietiging niet binnen zes weken na de verzenddatum van het besluit is uitgevoerd, is Lesli Vuurwerk een dwangsom van € 3.250,00 ineens verschuldigd.

2. Ingevolge artikel 1.2.2, vierde lid, van het Vuurwerkbesluit is het verboden vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik binnen het grondgebied van Nederland te brengen, op te slaan, te vervaardigen, toe te passen, voorhanden te hebben, aan een ander ter beschikking te stellen of tot ontbranding te brengen indien dit niet voldoet dan wel deze niet voldoen aan het bepaalde bij of krachtens dit besluit.

Ingevolge artikel 1A.2.1, eerste lid, is het verboden vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik in de handel te brengen, voorhanden te hebben of aan een ander ter beschikking te stellen dat niet voldoet dan wel die niet voldoen aan de fundamentele veiligheidseisen.

Ingevolge artikel 1A.1.7, eerste lid, worden bij regeling van Onze Minister de geharmoniseerde normen aangewezen die in Nederland worden erkend en overgenomen.

Ingevolge het derde lid wordt vuurwerk of worden pyrotechnische artikelen voor theatergebruik die voldoen aan de in Nederland erkende en overgenomen, geharmoniseerde normen, geacht in overeenstemming te zijn met de fundamentele veiligheidseisen.

Ingevolge artikel 1A.1.1, eerste lid, wordt in dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen verstaan onder:

fundamentele veiligheidseisen: fundamentele veiligheidseisen, bedoeld in bijlage I van de EG-richtlijn pyrotechnische artikelen, bijlage I van de EG-richtlijn pyrotechnische artikelen: bijlage I bij de EG-richtlijn pyrotechnische artikelen, naar de tekst zoals deze bij die richtlijn is vastgesteld, en geharmoniseerde norm: Europese norm die op basis van een mandaat van de Europese Commissie door een Europees normalisatie-instituut is goedgekeurd overeenkomstig de in richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PB L 204) vastgestelde procedures.

3. Lesli Vuurwerk betoogt dat zij artikel 1A.2.1, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 1A.1.7 en artikel 1.2.2, vierde lid, van het Vuurwerkbesluit niet heeft overtreden. De NEN-norm waarop de staatssecretaris het bestreden besluit heeft gebaseerd, is niet van een deugdelijke juridische basis voorzien. Deze is niet, zoals in artikel 1A.1.7, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit is bepaald, bij ministeriële regeling aangewezen als de geharmoniseerde norm die in Nederland wordt erkend en overgenomen. De publicatie waarnaar de staatssecretaris verwijst, is niet gelijk te stellen met een ministeriële regeling en ziet enkel op de bekendmaking van de nationale referenties van geharmoniseerde Europese normen, aldus Lesli Vuurwerk. De staatssecretaris is er dan ook naar haar stelling ten onrechte van uitgegaan dat bij niet naleving van deze norm genoemde artikelen van het Vuurwerkbesluit worden overtreden.

3.1. De staatssecretaris heeft zich op het standpunt gesteld dat de NEN-normen wel bindend zijn op grond van het Vuurwerkbesluit. Hij wijst erop dat de besturen van de stichting Nederlands Normalisatie-Instituut (NNI) en de stichting Nederlands Electrotechnisch Comité (NEC) de nationale referenties van norm EN 15947, delen 1 tot en met 5, bekend hebben gemaakt in de Staatscourant van 25 november 2011, nr. 21219. De publicatie heeft plaatsgevonden in het kader van de overeenkomst tussen de Staat der Nederlanden enerzijds en het NNI en het NEC anderzijds, zoals gepubliceerd in de Staatscourant van 26 februari 2009, nr. 39. Artikel 8, eerste lid, van richtlijn 2007/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 mei 2007 betreffende het in de handel brengen van pyrotechnische artikelen (hierna: EG-richtlijn pyrotechnische artikelen) bepaalt dat de Commissie Europese normalisatie-instituten kan verzoeken Europese normen ter ondersteuning van de richtlijn op te stellen. De staatssecretaris wijst erop dat volgens het derde lid de lidstaten ervoor zorgen dat de in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte geharmoniseerde normen worden erkend en overgenomen.

Ter zitting heeft de staatssecretaris toegelicht dat ervan is uitgegaan dat met de publicatie in de Staatscourant is voldaan aan de EG-richtlijn pyrotechnische artikelen en het bepaalde in artikel 1A.1.7, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit. Volgens de staatssecretaris zijn de nationale versies van de NEN-normen identiek aan de in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte Europese normen. Dat de publicatie in de Staatscourant niet is te beschouwen als een ministeriële regeling is volgens hem onvoldoende zwaarwegend om aan de gepubliceerde NEN-normen geen bindende betekenis toe te kennen. De bindende werking wordt als zodanig ook door deskundige marktdeelnemers ervaren en het veiligheidsbelang van de gebruikers van het vuurwerk dient te prevaleren, aldus de staatssecretaris.

3.2. De Afdeling stelt vast dat het Vuurwerkbesluit geen verwijzing bevat naar de door de staatssecretaris aan zijn besluit ten grondslag gelegde NEN-norm NEN-EN 15947. Voorts stelt de Afdeling vast, en ter zitting is door de staatssecretaris erkend, dat geen ministeriële regeling is vastgesteld waarin de geharmoniseerde normen zijn aangewezen die in Nederland worden erkend en overgenomen. De wetgever heeft derhalve de bindende kracht van NEN-norm NEN-EN 15947 niet bepaald, zodat deze NEN-norm de burger niet kan worden tegengeworpen. De omstandigheid dat deskundige marktdeelnemers wel bindende werking ervaren en het veiligheidsbelang van de gebruikers van het vuurwerk boven alles dient te prevaleren, zoals de staatssecretaris heeft gesteld, maakt dit niet anders. Nu geen verplichting bestaat NEN-norm NEN-EN 15947 na te leven, heeft de staatssecretaris niet aan Lesli Vuurwerk kunnen tegenwerpen dat artikel 1A.2.1, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 1A.1.7 en artikel 1.2.2, vierde lid, van het Vuurwerkbesluit zijn overtreden, omdat niet is voldaan aan het bepaalde in NEN-EN 15947:5:2010 onder 7.2.6, 7.2.7 en 7.2.9.

Wat betreft het standpunt van de staatssecretaris dat Lesli Vuurwerk heeft gehandeld in strijd met het in artikel 1A.2.1, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit neergelegde verbod vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik in de handel te brengen, voorhanden te hebben of aan een ander ter beschikking te stellen dat niet voldoet of die niet voldoen aan de fundamentele veiligheidseisen als bedoeld in bijlage I van de EG-richtlijn pyrotechnische artikelen, wordt overwogen dat dit standpunt eerst ter zitting is ingenomen. Het handelen in strijd met deze fundamentele veiligheidseisen is niet ten grondslag gelegd aan het bestreden besluit, zodat geen aanleiding bestaat om de juistheid van het standpunt thans te beoordelen.

Nu een overtreding van artikel 1A.2.1, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 1A.1.7 en artikel 1.2.2, vierde lid, van het Vuurwerkbesluit zich niet heeft voorgedaan, was de staatssecretaris ter zake niet bevoegd om handhavend op te treden.

4. Het beroep is reeds hierom gegrond. De overige gronden behoeven in verband hiermee geen bespreking. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd. De Afdeling zal op na te melden wijze in de zaak voorzien. Het besluit van 16 juli 2014 zal worden herroepen. De Afdeling zal bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.

4. De staatssecretaris dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. De Afdeling ziet aanleiding de proceskosten in bezwaar te vergoeden.

5. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het beroep gegrond;

II. vernietigt het besluit van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 10 februari 2015, kenmerk H93071 (LE3327);

III. herroept het besluit van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 16 juli 2014, kenmerk H93071;

IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

V. veroordeelt de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Lesli Vuurwerk B.V. in verband met de behandeling van het bezwaar en beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.960,00 (zegge: negentienhonderdzestig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VI. gelast dat de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Lesli Vuurwerk B.V. het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 331,00 (zegge: driehonderdeenendertig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. Th.C. van Sloten en mr. G.M.H. Hoogvliet, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, griffier.

w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Van Heusden
Voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 28 oktober 2015

563-163.