Uitspraak 201310952/1/R1


Volledige tekst

201310952/1/R1.
Datum uitspraak: 14 januari 2015

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak, deels tussenuitspraak (als bedoeld in artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht), in het geding tussen:

1. [appellant sub 1], wonend te Thorn, gemeente Maasgouw,
2. [appellant sub 2], wonend te Thorn, gemeente Maasgouw,

en

de raad van de gemeente Maasgouw,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 26 september 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Ruimtelijke ontwikkeling gebied Schoolstraat-Oude Trambaan Thorn (herziening)" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 oktober 2014, waar [appellant sub 1] en [appellant sub 2], vertegenwoordigd door mr. J.M. Smits, werkzaam bij SRK rechtsbijstand, en de raad, vertegenwoordigd door mr. E.J.T.H.M. Savelkoul, J.M.M. Vossen en C.G. Reumers-Hoeben, alleen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.

Toetsingskader

2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

Het plan

3. Het plan voorziet in een planologisch-juridisch kader voor een Brede Maatschappelijke Voorziening (hierna: BMV) en woningbouw in het gebied Oude Trambaan, Molenweg en Schoolstraat in Thorn. Ook worden hier een nieuwe parkeerplaats en speelvoorzieningen mogelijk gemaakt. Voorts wordt het café op het perceel Schoolstraat 20 als zodanig bestemd en wordt voorzien in een uitbreiding daarvan.

Geluid

4. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat niet duidelijk is wat in artikel 8, lid 8.2 van de planregels wordt bedoeld met de "etmaalwaarde" en dat in de planregels ten onrechte niet een bepaling is opgenomen die voorschrijft hoe de etmaalwaarde wordt gemeten.

4.1. Volgens de raad is het begrip "etmaalwaarde" in de begripsbepalingen opgenomen en is deze begripsbepaling voldoende duidelijk. Het begrip en de wijze van meten ervan is daarnaast neergelegd in diverse wettelijke regelingen, waaronder de "Handleiding meten en rekenen Industrielawaai" (hierna: de Handleiding).

4.2. Ingevolge artikel 1, lid 1.22, van de planregels, wordt onder etmaalwaarde verstaan de hoogste van de volgende drie waarden:

- de waarde van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr, LT) tussen 07.00 en 19.00 uur (dag);

- de met 5 dB(A) verhoogde waarde van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr, LT) tussen 19.00 en 23.00 uur (avond);

- de met 10 dB(A) verhoogde waarde van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr, LT) tussen 23.00 en 07.00 uur (nacht).

Ingevolge artikel 8, lid 8.2, van de planregels, mag ten gevolge van de bestemmingen "Gemengd - 1" en "Gemengd - 2" de geluidsbelasting op de gevel van gevoelige gebouwen in totaal niet meer bedragen dan 50 dB(A) etmaalwaarde.

In artikel 1, lid 1.22, van de planregels is bepaald wat onder de etmaalwaarde dient te worden verstaan. Niet valt in te zien dat deze definitie niet duidelijk is. Een expliciete verwijzing naar de Handleiding was niet nodig.

Het betoog faalt.

5. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat in artikel 8, lid 8.2 van de planregels ten onrechte geen eis aan het maximale geluidsniveau (LAmax) is gesteld. Zij voeren aan dat dit vooral 's avonds en 's nachts vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk is.

5.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de activiteiten binnen het café en de harmoniezaal alsmede de schoolgebouwen onder het Activiteitenbesluit milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit) vallen, waardoor piekgeluiden ook in de avond- en nachtperiode aanvaardbaar zijn. Hij verwijst hiervoor naar het op 8 juli 2013 door Oranjewoud uitgebrachte rapport "Akoestisch Onderzoek BP Brede Maatschappelijke Voorzieningen en woningen, Schoolstraat/Oude Trambaan te Thorn, revisie 04" (hierna: het akoestisch rapport). Uit dit rapport blijkt dat het café wat betreft piekgeluiden kan voldoen aan de normen van het Activiteitenbesluit, zodat door de aanwezigheid van het café een goed woon- en leefklimaat niet wordt aangetast, aldus de raad. Ditzelfde geldt voor de bestaande activiteiten in de harmoniezaal. Wat betreft de kleine concertzaal stelt de raad dat om aan de geldende normstelling te kunnen voldoen bij de realisatie van de concertzaal geluidreducerende voorzieningen dienen te worden getroffen. De bouw zal zodanig worden vormgegeven dat er sprake is van gevelgeluidswering met extra en hogere geluidsisolatie, zodat voldaan wordt aan de milieuvoorschriften en bijgevolg de bestemming uitvoerbaar is. De raad stelt in zijn verweerschrift verder dat het plan slechts bepaalde vormen van horeca mogelijk maakt, waaronder in ieder geval niet een discotheek, dancing en nachtcafé. Hierdoor wordt in voldoende mate een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd, aldus de raad.

5.2. Ingevolge artikel 2.17, eerste lid, onder a, van het Activiteitenbesluit geldt voor de maximale geluidsniveaus op de gevels van woningen veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad- en losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting, dat deze niet meer mogen bedragen dan 70, 65 en 60 dB(A) voor onderscheidenlijk de dag-, avond- en nachtperiode.

5.3. De raad heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat piekgeluid, veroorzaakt door de activiteiten binnen het café en de harmoniezaal alsmede de schoolgebouwen, onder het Activiteitenbesluit valt. Nu in het akoestisch rapport voorts wordt geconcludeerd dat wat betreft piekgeluid aan de normen van het Activiteitenbesluit kan worden voldaan, welk conclusie door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] niet is betwist, heeft de raad in redelijkheid kunnen afzien van het opnemen van voorschriften voor piekgeluid in het plan.

Het betoog faalt.

6. [appellant sub 1] betoogt dat de werkingssfeer van artikel 8, lid 8.2 van de planregels ten onrechte is beperkt tot de bestemmingen "Gemengd -1" en "Gemengd - 2". De werkingssfeer zou uitgebreid moeten worden tot het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk".

6.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de mogelijk gemaakte activiteiten binnen de bestemming "Maatschappelijk" geen relevante cumulatie van geluidniveaus geven. Een representatieve invulling van hetgeen het plan maximaal mogelijk maakt impliceert activiteiten die hoofdzakelijk in de dagperiode plaatsvinden en minder in de avond- en nachtperiode. Indien er toch 's avonds activiteiten plaatsvinden dan is de geluidsuitstraling te verwaarlozen, aldus de raad.

6.2. Ingevolge artikel 5, lid 5.1, van de planregels zijn de voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden bestemd voor:

a. het uitoefenen van activiteiten gericht op onderwijs, openbaar bestuur, religieuze functies, overdekte sport- en spelaccommodaties, medisch-sociale functies, kinderopvang en culturele functies;

b. wegen en paden;

c. groenvoorzieningen;

d. speelvoorzieningen;

e. parkeervoorzieningen;

f. (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.

6.3. De Afdeling overweegt dat, gelet op artikel 5, lid 5.1 van de planregels, de raad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat een representatieve invulling van hetgeen het plan maximaal mogelijk maakt activiteiten impliceert die hoofdzakelijk in de dagperiode plaatsvinden en minder in de avond- en nachtperiode. [appellant sub 1] heeft niet aannemelijk gemaakt dat desondanks overlast in de avond- en nachtperiode te verwachten valt. Gelet hierop kan de raad worden gevolgd in zijn standpunt dat de door de bestemming "Maatschappelijk" mogelijk gemaakte activiteiten niet voor relevante cumulatie van geluid zorgen, zodat voor de raad geen aanleiding bestond de werkingssfeer van artikel 8, lid 8.2 van de planregels uit te breiden tot het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk".

Het betoog faalt.

7. [appellant sub 1] betoogt dat in artikel 8, lid 8.2, van de planregels ten onrechte geen beperking wordt gesteld aan het niveau van de versterkte muziek in het gebouw waar gespeeld wordt.

7.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de eventuele noodzaak van de door [appellant sub 1] gewenste beperking aan de orde kan komen in het vergunningentraject. Het opnemen van een norm ten aanzien van de geluidsbelasting op woningen, zoals neergelegd in artikel 8, lid 8.2, van de planregels, biedt volgens de raad aan omwonenden meer rechtszekerheid en waarborgen dan een norm ten aanzien van de geluidsproductie bij de bron.

7.2. Naar het oordeel van de Afdeling bestond voor de raad vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening geen noodzaak om de door [appellant sub 1] gewenste beperking in de planregels op te nemen. De raad heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat met het opnemen van een norm voor de geluidsbelasting op woningen, de belangen van omwonenden voldoende zijn gewaarborgd.

Het betoog faalt.

8. [appellant sub 1] betoogt dat de raad artikel 8, lid 8.2. van de planregels niet heeft mogen vaststellen omdat uit het akoestisch rapport blijkt dat niet aan de hierin neergelegde geluidsnorm kan worden voldaan, omdat deze norm alleen al door het geluid van het terras wordt overschreden.

8.1. Volgens de raad zijn op basis van de in het akoestisch onderzoek beschreven uitgangspunten (worst case) op de gevels van de dichtstbijzijnde woningen als gevolg van het terras langtijdgemiddelde geluidniveaus berekend van 50 dB(A) in de dagperiode, 53 onderscheidenlijk 47 dB(A) in de avond- en nachtperiode. De raad wijst er op dat terrasgeluid op grond van het Activiteitenbesluit buiten beschouwing blijft. Volgens de raad is bij de in het akoestisch onderzoek berekende langtijdgemiddelde geluidniveaus uitgegaan van een worst-case scenario en zal de norm van artikel 8, lid 8.2 van de planregels bij het te verwachten normale gebruik van het terras niet worden overschreden. Indien dit bij uitzondering wel gebeurt, zal handhavend worden opgetreden.

8.2. Op het plandeel met de functieaanduiding "terras" rust de enkelbestemming "Gemengd - 1". Niet in geschil is dat door het geluid van het terras de normen van onderscheidenlijk 45 en 40 dB(A) van het Activiteitenbesluit in de avond en nachtperiode worden overschreden. Dat, zoals de raad heeft aangevoerd, terrasgeluid op grond van het Activiteitenbesluit buiten beschouwing blijft, laat onverlet dat ingevolge artikel 8, lid 8.2, van de planregels ten gevolge van de bestemmingen "Gemengd - 1" en "Gemengd - 2" de geluidsbelasting op de gevel van gevoelige gebouwen in totaal niet meer mag bedragen dan 50 dB(A) etmaalwaarde. Volgens het akoestisch rapport zijn op de gevels van de dichtstbijzijnde woningen langtijdgemiddelde geluidniveaus berekend van 50 dB(A) in de dagperiode en 53 onderscheidenlijk 47 dB(A) in de avond- en nachtperiode. Dit levert een etmaalwaarde op van 58 dB(A).

[appellant sub 1] voert derhalve terecht aan dat de norm van artikel 8, lid 8.2 van de planregels alleen al door het geluid van het terras wordt overschreden en dat deze planregel dus niet uitvoerbaar is. De stelling van de raad dat bij de in het akoestisch onderzoek berekende langtijdgemiddelde geluidniveaus is uitgegaan van een worst-case scenario en de norm van artikel 8, lid 8.2 van de planregels bij het te verwachten normale gebruik van het terras niet zal worden overschreden, leidt niet tot een ander oordeel. In dit verband is van belang dat de uit het akoestisch rapport volgende etmaalwaarde alleen al voor het terras 58 dB(A) bedraagt, waarbij de geluidsbelasting ten gevolge van de overige bestemmingen nog niet is meegerekend.

De raad heeft bedoeld met artikel 8, lid 8.2 van de planregels de cumulatie van geluid te reguleren. De raad heeft echter geen uitsluitsel kunnen geven over de vraag of het de bedoeling is geweest de norm van 50dB(A) etmaalwaarde ook te doen laten gelden voor stemgeluid op het terras. Het besluit van 26 september 2013 is in zoverre in strijd met de rechtszekerheid en voorts niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid.

Het betoog slaagt.

9. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat ten onrechte niet is onderzocht welke cumulatie van geluid te verwachten valt bij een maximale invulling van de planologische mogelijkheden.

9.1. De raad stelt zich op het standpunt dat door artikel 8, lid 8.2 van de planregels is gewaarborgd dat cumulatie van de afzonderlijke (muziek)activiteiten in de plandelen met de bestemmingen "Gemengd -1" en "Gemengd -2" de maximale toegestane geluidsbelasting niet overschrijdt. Voor de houder van de inrichting zijn er voldoende mogelijkheden voorhanden om invulling te geven aan cumulerende activiteiten binnen zijn inrichting en zo de opgelegde geluidsnorm te waarborgen.

9.2. De Afdeling overweegt dat in paragraaf 4.5 van het akoestisch rapport wordt ingegaan op cumulatie van geluid. De raad heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat door artikel 8, lid 8.2 van de planregels is gewaarborgd dat cumulatie van de afzonderlijke (muziek)activiteiten in de plandelen met de bestemmingen "Gemengd -1" en "Gemengd -2" de maximale geluidsbelasting niet overschrijdt. Gelet hierop behoefde de raad geen onderzoek te laten verrichten naar welke cumulatie van geluid te verwachten valt bij een maximale invulling van de planologische mogelijkheden.

Het betoog faalt.

10. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat de geluidsbelasting veroorzaakt door het komen en gaan van bezoekers onvoldoende is onderzocht. Volgens hen is dit wel noodzakelijk omdat horeca en aanverwante activiteiten worden vergund, waarbij alcoholconsumptie al snel zal leiden tot overlast.

10.1. De raad stelt zich op het standpunt dat onderzoek is verricht naar het aantal voertuigbewegingen van en naar de omliggende parkeerplaatsen. Eventuele overlast van bezoekers is, gelet op de beperkte aantallen, niet van dien aard dat hiervoor voorschriften in het plan moeten worden opgenomen. Voorts is het tegengaan van overlast van veroorzaakt door stemgeluid op de openbare wegen geregeld in de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Maasgouw (hierna: APV)

10.2. De Afdeling overweegt dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening bij het beoordelen van het woon- en leefklimaat vanwege de geluidsbelasting ter plaatse van een woning betekenis toekomt aan alle relevante geluidsbronnen. Het akoestisch onderzoek heeft mede betrekking gehad op het aantal voertuigbewegingen van en naar de omliggende parkeerplaatsen. De raad heeft zich voorts in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat eventuele overlast van bezoekers niet van dien aard is dat hiervoor voorschriften in het plan moeten worden opgenomen. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat tegen eventuele overlast veroorzaakt door het komen en gaan van bezoekers kan worden opgetreden op grond van de APV.

Het betoog faalt.

11. [appellant sub 1] betoogt dat het akoestisch onderzoek niet deugdelijk is geweest omdat niet duidelijk is welke woningen zijn onderzocht. Hierdoor is niet duidelijk of alle woningen aan de norm voor het binnenniveau en de eis van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voldoen. [appellant sub 1] voert aan dat zijn woning niet is onderzocht, terwijl deze juist een oud type vensterglas heeft. Bovendien blijkt volgens [appellant sub 1] dat voor de woningen met houten kozijnen en enkel glas is berekend dat voor een kleine slaapkamer niet aan de geluidsnorm kan worden voldaan.

11.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de woningen aan de Schoolstraat met de oneven nummers van 15 tot en met 25 zijn onderzocht. De woningen zijn beoordeeld op basis van bouwtekeningen en visuele inspectie van buitenaf. Van vijf woningen bestaat de gevelopbouw ter hoogte van de slaapkamervertrekken aan de straatzijde uit metselwerk en kunststofkozijnen met isolatieglas. Eén woning heeft nog houten kozijnen, waarbij in het worst case scenario is rekening gehouden met enkel glas. Bij deze woning kan door stemgeluid het binnenniveau in theorie marginaal met 1 tot 2 dB(A) worden overschreden maar deze theoretische overschrijding is volgens de raad in relatie tot de onberekenbaarheid van het stemgeluid niet dermate dat niet meer van een acceptabele woon- en leefsituatie gesproken kan worden.

11.2. Het standpunt van de raad dat de woningen aan de Schoolstraat met de oneven nummers 15 tot en met 25 zijn onderzocht, vindt bevestiging in het akoestisch rapport. De omstandigheid dat de woningen niet van binnen zijn onderzocht, biedt geen grond voor het oordeel dat de raad dit rapport niet aan zijn besluit ten grondslag heeft mogen leggen. Ook in hetgeen [appellant sub 1] verder naar voren heeft gebracht bestaat geen grond voor dit oordeel. Voorts heeft de raad zich wat betreft de gestelde overschrijding bij één woning in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat deze zo marginaal is en zo weinig zal voorkomen dat van een acceptabele woon- en leefsituatie gesproken kan worden.

Het betoog faalt.

12. [appellant sub 1] betoogt dat het akoestisch onderzoek niet deugdelijk is geweest wat betreft de mogelijkheden die de bestemming "Maatschappelijk" biedt. Ondanks dat het plan op dit punt zeer verscheidene invullingsmogelijkheden geeft, zijn de geluidaspecten van speelplaatsen slechts voor één specifieke invulling onderzocht. Ten onrechte is geen rekening gehouden met de mogelijkheid van één of meer speelmogelijkheden zeer dicht bij zijn woning, aldus [appellant sub 1], en ten onrechte zijn de maximale mogelijkheden van het plan niet onderzocht.

12.1. De raad stelt zich primair op het standpunt dat als gevolg van de uitspraak van de Afdeling van 12 juni 2013 (in zaak nr. 201211545/1/R1) [appellant sub 1] het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" niet meer kan betwisten.

Subsidiair stelt de raad zich op het standpunt dat bij het akoestisch onderzoek is gekeken naar een representatieve invulling van hetgeen het bestemmingsplan mogelijk maakt. Daarbij is uitgegaan van de aanwezigheid van twee speelplaatsen.

12.2. Op 12 juni 2013 heeft de Afdeling uitspraak gedaan op het beroep van onder meer [appellant sub 1] tegen het besluit van de raad van 20 september 2012 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Ruimtelijk ontwikkeling gebied Schoolstraat-Oude Trambaan Thorn". In deze uitspraak heeft de Afdeling, voor zover thans van belang, dit besluit vernietigd wat betreft het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" en bepaald dat de rechtsgevolgen van het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk", behoudens de aanduidingen "horeca van categorie 3" en "horeca van categorie 4" in stand blijven.

12.3. Anders dan de raad aanvoert heeft deze uitspraak niet tot gevolg dat [appellant sub 1] het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" niet meer kan betwisten. De raad heeft bij het thans voorliggende plan dit plandeel immers opnieuw vastgesteld.

Dat bij het akoestisch onderzoek moest worden uitgegaan van de maximale mogelijkheden van het plan, betekent niet dat, zoals [appellant sub 1] veronderstelt, het aannemelijk is dat het gehele plangebied met de bestemming "Maatschappelijk" wordt volgebouwd met speelplaatsen. Bij het akoestisch onderzoek is hiervan dan ook terecht niet uitgegaan. Daarbij komt dat het college van burgemeester en wethouders bij besluit van 16 oktober 2012 een omgevingsvergunning (hierna: de omgevingsvergunning) heeft verleend voor de bouw van de BMV, die gedeeltelijk binnen het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" was voorzien. Deze vergunning is, voor zover deze de bouw van de BMV betreft, inmiddels in rechte onaantastbaar geworden. Door, in overeenstemming met deze vergunning, uit te gaan van twee speelplaatsen, waarvan één is gelegen aan de Schoolstraat, is naar het oordeel van de Afdeling in het onderzoek uitgegaan van een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden.

Het betoog faalt.

13. [appellant sub 2] betoogt dat door de voorrangsregeling van artikel 13, lid 13.3 van de planregels, de voorwaarden uit artikel 3, lid 3.4.2. van de planregels geen betekenis hebben. De beperkingen uit deze bepaling gelden niet voor de bestemming "Gemengd -2", aldus [appellant sub 2].

13.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het gebruik voor het spelen van levende muziek binnen de bestemming "Gemengd -1" niet afhankelijk is van het gebruik binnen de bestemming "Gemengd -2". Andersom is dit wel het geval. Volgens de raad beoogt artikel 13, lid 13.3 van de planregels slechts tot uitdrukking te brengen dat levende muziek bij voorkeur binnen de bestemming "Gemengd 2" plaatsvindt.

13.2. Ingevolge artikel 3, lid 3.4.2, van de planregels is het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de voor "Gemengd - 1" aangewezen gronden voor het spelen van levende muziek alleen toegestaan op voorwaarde dat:

a. levende muziek uitsluitend inpandig wordt gespeeld;

b. ter plaatse van de bestemming "Gemengd - 2" maximaal één zaal gelijktijdig wordt gebruikt voor het spelen van levende muziek. Indien ter plaatse van de bestemming "Gemengd - 2" twee zalen gelijktijdig worden gebruikt voor het spelen van levende muziek, is het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de voor "Gemengd - 1" aangewezen gronden voor het spelen van levende muziek niet toegestaan;

c. het bepaalde in artikel 8.2 in acht wordt genomen.

Ingevolge artikel 4, lid 4.4.2, van de planregels is het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de voor "Gemengd - 2" aangewezen gronden voor het spelen van levende muziek alleen toegestaan op voorwaarde dat:

a. levende muziek uitsluitend inpandig wordt gespeeld;

b. het bepaalde in artikel 8.2 in acht wordt genomen.

Ingevolge artikel 13, lid 13.3, van de planregels prevaleert het bepaalde in artikel 4.4.2 boven het bepaalde in artikel 3.4.2.

13.3. Anders dan [appellant sub 2] betoogt heeft het bepaalde in artikel 13, lid 13.3, van de planregels niet tot gevolg dat de voorwaarden uit artikel 3, lid 3.4.2, van de planregels geen betekenis meer hebben. Artikel 3, lid 3.4.2 en artikel 4, lid 4.4.2 zijn immers niet met elkaar in strijd.

Het betoog faalt.

14. [appellant sub 2] betoogt dat artikel 3, lid 3.4.2. en artikel 4, lid 4.4.2 van de planregels gelijktijdig gebruik van de verschillende horecafuncties nog steeds mogelijk maken, terwijl de raad zich eerder op het standpunt heeft gesteld dat dit niet de bedoeling is. Zo is volgens [appellant sub 2] op grond van de planregels levende muziek mogelijk naast andere versterkte muziek. Ook is artikel 3, lid 3.4.2. van de planregels ten onrechte beperkt tot de bestemming "Gemengd-2", aldus [appellant sub 2].

[appellant sub 2] betoogt verder dat ten onrechte geen rekening is gehouden met de richtafstanden zoals opgenomen in de VNG-brochure. Niet is gewaarborgd dat het café en de zaal niet gelijktijdig in gebruik zijn en onduidelijk is of de uitgangspunten van de bouwkundige isolatie zoals beschreven in het akoestisch rapport gewaarborgd zijn. Deze maatregelen zijn immers niet als voorschrift aan de omgevingsvergunning verbonden, aldus [appellant sub 2].

14.1. De raad stelt zich op het standpunt dat ondanks dat wordt voldaan aan de richtafstanden van de VNG-brochure akoestisch onderzoek is gedaan naar de cumulatie-effecten van de beide plandelen "Gemengd-1" en "Gemengd-2". Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat, na het nemen van akoestische maatregelen, voldaan kan worden aan de wettelijke geluidsnormen en dat een maximale invulling van het plan niet leidt tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat. De norm van artikel 8, lid 8.2 van de planregels geldt voor alle activiteiten binnen de bestemmingen "Gemengd-1" en "Gemengd -2", dus ook voor versterkte en levende muziek, aldus de raad. Deze norm en de normen neergelegd in het Activiteitenbesluit vormen voldoende waarborgen voor een goed woon- en leefklimaat, aldus de raad.

14.2. De norm van artikel 8, lid 8.2 van de planregels geldt voor alle activiteiten binnen de bestemmingen "Gemengd -1" en "Gemengd -2". Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat met deze norm en de normen neergelegd in het Activiteitenbesluit een goed woon- en leefklimaat voldoende is gewaarborgd. De raad heeft voor de motivering van dit standpunt terecht verwezen naar het akoestisch rapport. Voor zover [appellant sub 2] aanvoert dat de maatregelen beschreven in het rapport niet als voorschrift aan de omgevingsvergunning zijn verbonden, overweegt de Afdeling dat, daargelaten wat er zij van deze stelling, een goed woon- en leefklimaat door de gestelde normen voldoende is gewaarborgd.

Het betoog faalt.

15. [appellant sub 2] betoogt dat het akoestisch onderzoek onvolledig is en uitgaat van verkeerde uitgangspunten. Volgens [appellant sub 2] is bij het onderzoek ten onrechte slechts gekeken naar de milieuwetgeving en niet of er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Uit het onderzoek blijkt namelijk dat sprake is van een overschrijding van de geluidnormen, aldus [appellant sub 2].

15.1. De raad verwijst naar paragraaf 5.2.7 van de plantoelichting waarin wordt ingegaan op het onderzoek en de akoestische situatie en ook de afweging wordt gemaakt vanuit een goede ruimtelijke ordening ten aanzien van een goed woon- en leefklimaat. In de afweging voor de geluidnormering zijn volgens de raad meegenomen de bestaande geluidssituatie, de bestaande geluidrechten, het beleid van het gemeentebestuur, de algemene regels voor inrichtingen en de algemeen aanvaardbaar geachte geluidnormen, alsmede de afwegings- en beleidsvrijheid die het lokale bestuur in deze heeft ten aanzien van een goede ruimtelijke ordening.

15.2. De Afdeling stelt vast dat, anders dan [appellant sub 2] stelt, de raad in de plantoelichting niet slechts heeft gekeken naar geluidsnormen uit de milieuwetgeving maar tevens heeft beoordeeld of er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Anders dan [appellant sub 2] stelt blijkt uit het onderzoek niet dat sprake is van een overschrijding van de geluidsnormen, anders dan de in 8 tot en met 8.2 van deze uitspraak genoemde overschrijding van de norm van artikel 8, lid 8.2, van de planregels door het gebruik van het terras.

Het betoog faalt.

16. Voor zover [appellant sub 2] aanvoert dat in het akoestisch rapport staat dat er vanuit wordt gegaan dat de kleine zaal niet in de nachtperiode wordt gebruikt, berust dit op een onjuiste lezing van het akoestisch rapport.

Het betoog van [appellant sub 1] voor het overige

17. [appellant sub 1] betoogt dat het plan niet uitvoerbaar is omdat wordt uitgegaan van een te kleine parkeerbehoefte. Volgens [appellant sub 1] is bij de berekening van de parkeerbehoefte ten onrechte uitgegaan van één specifieke invulling van het plangebied, terwijl het plan ook invullingen mogelijk maakt die meer parkeerbehoefte genereren. De raad heeft ten onrechte niet gerekend met de maximale invulling van de bouw- en gebruiksmogelijkheden die het plan biedt, aldus [appellant sub 1].

17.1. In de plantoelichting wordt geconcludeerd dat de nieuwe parkeerbehoefte 73 parkeerplaatsen is, waarvan 2 op eigen terrein komen, waardoor de parkeerbehoefte op openbaar terrein 71 parkeerplaatsen is. In werkelijkheid komen hier 94 parkeerplaatsen op openbaar terrein, waardoor er een overschot is van 23 parkeerplaatsen. In bovenstaande berekening is volgens de plantoelichting nog geen rekening gehouden met dubbelgebruik van parkeerplaatsen.

17.2. De Afdeling stelt vast dat de parkeerbalans zoals vermeld onder 17.1 identiek is aan de parkeerbalans behorend bij het bestemmingsplan "Ruimtelijke ontwikkeling gebied Schoolstraat-Oude Trambaan Thorn". Uit overweging 8.4 van de uitspraak van de Afdeling van 12 juni 2013 volgt dat de raad met deze parkeerbalans deugdelijk heeft gemotiveerd dat in de parkeerbehoefte wordt voorzien. Hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd biedt geen grond om thans tot een ander oordeel te komen.

Het betoog faalt.

Het beroep van [appellant sub 2] voor het overige

18. [appellant sub 2] betoogt dat in de plandelen met de bestemmingen "Gemengd 1" en "Gemengd -2" onvoldoende duidelijk is welk gebruik is toegestaan. Bij de bestemming "Gemengd -1" is niet duidelijk wanneer een café niet langer een café is maar een nachtcafé. De bestemming "Gemengd 2" maakt het gebruik van een discotheek mogelijk, aldus [appellant sub 2].

18.1. De raad verwijst naar de definities van de begrippen horeca-café en horeca-zaal in de planregels. In deze definities wordt gebruik als nachtcafé onderscheidenlijk discotheek expliciet uitgesloten. De begrippen zijn daarmee voldoende duidelijk en objectief begrensd omschreven, aldus de raad.

18.2. Ingevolge artikel 1.26 van de planregels wordt onder horeca-café verstaan het verstrekken van dranken, maaltijden, etenswaren, al dan niet met levende muziek. Daarin begrepen zijn café, bar, grand-café, eetcafé, pub, juice- en healthbar. Daarin zijn niet begrepen een discotheek, dancing, nachtcafé.

Ingevolge artikel 1.27 van de planregels wordt onder horeca-zaal verstaan het verstrekken van dranken, maaltijden, etenswaren, al dan niet met levende muziek ten behoeve van culturele activiteiten, vermaak- en ontspanning. Daarin begrepen zijn feesten en partijen. Daarin zijn niet begrepen een discotheek, dancing, nachtcafé.

Ingevolge artikel 3, lid 3.1, onder b, van de planregels zijn de voor "Gemengd - 1" aangewezen gronden bestemd voor horeca, uitsluitend in de vorm van horeca-café.

Ingevolge artikel 4, lid 4.1, onder b, van de planregels zijn de voor "Gemengd - 2" aangewezen gronden bestemd voor horeca, uitsluitend in de vorm van horeca-zaal.

18.3. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat de doeleindenomschrijvingen van de bestemmingen "Gemengd -1" en "Gemengd -2", gelet op de in de planregels opgenomen definities van horeca-café en horeca-zaal, voldoende duidelijk zijn.

Het betoog faalt.

19. Het beroep van [appellant sub 2] is ongegrond.

Bestuurlijke lus

20. De Afdeling ziet in het belang van een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding de raad op de voet van artikel 8:51d van de Awb op te dragen het gebrek in het bestreden besluit binnen de hierna te noemen termijn te herstellen, zonder dat daarbij toepassing behoeft te worden gegeven aan afdeling 3.4 van de Awb. De raad dient, met inachtneming van overweging 8.2, duidelijkheid te verschaffen over de bedoeling van artikel 8, lid 8.2, van de planregels voor wat betreft het stemgeluid op het terras en het plan aan te passen, dan wel toereikend te motiveren waarom aanpassing niet nodig is.

Proceskosten

21. Ten aanzien van [appellant sub 1] zal in de einduitspraak worden beslist over de proceskosten en de vergoeding van het betaalde griffierecht. Ten aanzien van [appellant sub 2] bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. draagt de raad van de gemeente Maasgouw op om binnen 16 weken na de verzending van deze tussenuitspraak:

1. met inachtneming van overweging 20 het daar omschreven gebrek te herstellen en

2. de Afdeling en [appellant sub 1] de uitkomst mede te delen en de eventuele wijziging van het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen;

II. verklaart het beroep van [appellant sub 2] ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. M.A.A. Mondt-Schouten en mr. J.A. Hagen, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Schaaf, griffier.

w.g. Polak w.g. Schaaf
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 14 januari 2015

512.