Uitspraak 201407513/2/R6


Volledige tekst

201407513/2/R6.
Datum uitspraak: 28 november 2014

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)) in het geding tussen onder meer:

de stichting Stichting Stop Luchtverontreiniging Utrecht, gevestigd te Utrecht (hierna: de SSLU),
verzoekster,

en

1. de raad van de gemeente Utrecht
2. het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht,
verweerders.

Procesverloop

Bij besluit van 17 juli 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Stationsgebied Megabioscoop, Jaarbeursterrein" vastgesteld.

Bij besluit van 31 juli 2014 heeft het college een omgevingsvergunning verleend op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor het bouwen van een megabioscoop met foodcourt en een omgevingsvergunning voor de wijziging van de geldende omgevingsvergunning milieu.

Deze besluiten zijn gecoördineerd voorbereid en bekendgemaakt met toepassing van artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening.

Tegen deze besluiten heeft onder meer de SSLU beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft de SSLU de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Jaarbeurs Ontwikkeling B.V. en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Wolff Megabioscoop Utrecht B.V. hebben een schriftelijke uiteenzetting ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 4 november 2014, waar de SSLU, vertegenwoordigd door drs. C. van Oosten, en de raad en het college, vertegenwoordigd door T. Brouwer, werkzaam bij Rechtsom, en drs. A.M.M. Baggen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Tevens is daar Jaarbeurs Ontwikkeling, vertegenwoordigd door mr. M.T.H. de Gaay Fortman en mr. G. Aarts, beiden advocaat te Amsterdam, als partij gehoord.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2. Wat betreft het betoog van de raad, Jaarbeurs Ontwikkeling en Wolff Megabioscoop dat de SSLU geen spoedeisend belang heeft bij haar verzoek, omdat het zich slechts richt tegen het gebruik van de bioscoop en niet de bouw ervan, overweegt de voorzieningenrechter als volgt.

Weliswaar richt het verzoek zich tegen het gebruik van de megabioscoop, maar ten behoeve van het gebruik voorzien het bestemmingsplan en de verleende omgevingsvergunningen in bouwmogelijkheden die dit gebruik mogelijk maken. De bestreden besluiten kunnen derhalve feitelijk onomkeerbare gevolgen hebben, waardoor de SSLU een spoedeisend belang heeft bij haar verzoek.

3. Wat betreft het betoog dat de SSLU geen belanghebbende is, omdat zij geen feitelijke werkzaamheden meer ontplooit, overweegt de voorzieningenrechter dat de SSLU ter zitting heeft toegelicht dat zij nog steeds activiteiten verricht ter verwezenlijking van haar doelstelling. Zo heeft zij in 2012 een lezing georganiseerd voor de gemeenteraad, heeft zij in de afgelopen jaren huis-aan-huis enquêtes gehouden onder bewoners en heeft zij aandacht gevraagd voor het gebruik van tweetakt bladblazers en een voetgangersoversteekplaats. Gelet daarop verwacht de voorzieningenrechter niet dat in de hoofdzaak - anders dan in de uitspraak van de Afdeling van 14 januari 2009, in zaak nr. 200803292/1 - geoordeeld zal worden dat de SSLU geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2 van de Awb.

4. De SSLU betoogt dat de raad en het college zich niet op het standpunt hebben mogen stellen dat de eisen voor de luchtkwaliteit niet aan het plan in de weg staan, omdat met het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (hierna: NSL) niet tijdig aan de grenswaarden voor zwevende deeltjes (PM10) en stikstofdioxide (NO2) kan worden voldaan. Zij verzoekt de Afdeling het NSL exceptief te toetsen. In dat kader voert zij aan dat de negatieve effecten van de projecten die in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit niet of onvoldoende in de monitoringstool voor het NSL zijn verwerkt. Ook voert zij aan dat de maatregelen die in het NSL zijn opgenomen voor het centrum van Utrecht nauwelijks effectief zijn gebleken.

4.1. De raad en het college stellen zich op het standpunt dat het NSL is gericht op het bereiken van de grenswaarden en dat dit programma daarvoor geschikt is, zodat de omstandigheid dat het plan gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit niet aan de vaststelling ervan in de weg kan staan. Voorts wijzen de raad en het college erop dat uit het onderzoek "Onderzoek luchtkwaliteit Megabioscoop Utrecht", van 28 maart 2014 door Tauw (hierna: het luchtkwaliteitsonderzoek van Tauw) volgt dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Ook wijzen de raad en het college op het rapport "Megabioscoop Utrecht, beyond a refreshing breeze", van 23 mei 2014 van CSO (hierna: het luchtkwaliteitsonderzoek van CSO), waaruit volgt dat wordt voldaan aan de wettelijke luchtkwaliteitseisen.

4.2. De raad en het college hebben ter zitting nader toegelicht dat uit de Monitoringstool voor 2015, waarin de IBM-projecten zijn verdisconteerd, volgt dat geen overschrijding van de grenswaarden in het centrum van Utrecht zal plaatsvinden. Uit het luchtkwaliteitsonderzoek van Tauw volgt dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit en uit het luchtkwaliteitsonderzoek van CSO volgt dat aan de wettelijke luchtkwaliteitseisen wordt voldaan. De SSLU heeft vooralsnog niet aannemelijk gemaakt dat de conclusies van deze onderzoeken onjuist zijn. De door haar overgelegde onderzoeken "Variatie in NO2 uitstoot van bussen in Utrecht" van 28 oktober 2014 van Geetacs en "Parkeerkundige onderbouwing auto+fiets BP Bijenkorf" van 13 oktober 2014 van Stratus Lucht&Geluid acht de voorzieningenrechter daartoe onvoldoende toegespitst op hetgeen het plan mogelijk maakt. Gelet op het voorgaande verwacht de voorzieningenrechter niet dat in de hoofdzaak aanleiding zal worden gezien voor het oordeel dat de eisen voor de luchtkwaliteit aan de vaststelling van het plan in de weg staan. Aan een beoordeling of het NSL in strijd is met een hogere wettelijke bepaling of algemeen rechtsbeginsel komt de voorzieningenrechter niet toe, nog daargelaten dat deze procedure zich bezwaarlijk zou lenen voor een dergelijke beoordeling.

5. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

7. Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. Y. Verhage, griffier.

w.g. Parkins-de Vin w.g. Verhage
voorzieningenrechter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 28 november 2014

655.