Uitspraak 201400518/1/R4


Volledige tekst

201400518/1/R4.
Datum uitspraak: 26 november 2014

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant A], wonend te Assen,
2. [appellant B] en anderen, allen wonend te Assen,

en

de raad van de gemeente Assen,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 28 november 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Restaurantboot De Vaart" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant A] en [appellant B] en anderen beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 oktober 2014, waar [appellant A], [appellant B] en anderen, vertegenwoordigd door mr. P.J.G.G. Sluyter, advocaat te Assen, en de raad, vertegenwoordigd door ing. F. Smit, E. Langbroek en ing. A.H. Blom, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Tevens is [belanghebbende] als partij gehoord.

Overwegingen

1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

2. Het plan voorziet in de bestemming "Water" met de dubbelbestemming "Waarde - Beschermd stadsgezicht" en de functieaanduiding "horeca van categorie 2" ten behoeve van een restaurantboot in de zwaaikom van de Vaart. De Vaart en de directe omgeving maken deel uit van het beschermde stadsgezicht van de gemeente Assen. [appellant A] en [appellant B] en anderen wonen in de directe nabijheid van het plangebied en hebben vanuit hun woningen zicht op de restaurantboot.

3. [appellant A] voert aan dat de tekst van de publicatie over het ontwerpbestemmingsplan niet aansluit bij de tekst van de toelichting van het ontwerpbestemmingsplan.

3.1. De raad stelt dat met de publicatie van het ontwerpbestemmingsplan is voldaan aan de vormvereisten voortvloeiend uit artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).

3.2. Ingevolge artikel 3:12, eerste lid, van de Awb, geeft het bestuursorgaan, voorafgaand aan de terinzagelegging, in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze kennis van het ontwerp. Volstaan kan worden met het vermelden van de zakelijke inhoud.

3.3. De Afdeling overweegt dat de publicatie over het ontwerpbestemmingsplan een korte samenvatting bevat inzake de inhoud van het plan en de planbegrenzing. De inhoud van deze tekst brengt op zichzelf geen rechtsgevolgen mee. Dat deze tekst anders is geformuleerd dan de tekst van de plantoelichting, maakt niet dat de publicatie niet aan artikel 3:12, eerste lid, van de Awb, voldoet. Het betoog faalt.

4. [appellant A] en [appellant B] en anderen stellen dat de raad het nut en de noodzaak van het plan niet heeft aangetoond. Zij wijzen daarbij erop dat in de nabijheid van de betrokken locatie horecapanden leegstaan. Ook betogen zij in dat kader dat de komst van een restaurantboot in strijd is met de uitgangspunten van de Visie Aantrekkelijke Binnenstad van de gemeente Assen (hierna: de Visie) en de Ontwikkelingsvisie detailhandel en horeca (hierna: de Ontwikkelingsvisie). Zij vrezen daarbij met name dat het historische karakter van de binnenstad verloren gaat.

4.1. De raad stelt dat de restaurantboot levendigheid toevoegt aan het centrum en tevens een toevoeging is aan het bestaande horeca-aanbod binnen het centrum van Assen. Volgens de raad past de restaurantboot ook in de Visie en het bijbehorende uitvoeringsprogramma alsmede de Ontwikkelingsvisie. De locatie ligt volgens de raad op het snijvlak van de concentratiegebieden voor restaurants en het Cultureel kwartier. Het concept is volgens de raad niet zonder meer te vertalen naar een bestaand (en leegstaand) pand.

4.2. Op pagina 25 van de Visie wordt ingegaan op de ruimtelijke kwaliteit van de binnenstad. Hierbij is vermeld dat de ruimtelijke kwaliteit van de binnenstad wordt versterkt door het herkenbaar houden en verbeteren van de beeldkwaliteit van het historische gedeelte en de historische structuren. Behoud, herstel en hergebruik van cultuurhistorische waardevolle panden ziet het gemeentebestuur als een kans, aldus de Visie. Op pagina 37 van de Ontwikkelingsvisie is het Cultureel Kwartier aangemerkt als horecacluster. Voorts is op pagina 47 vermeld dat het Cultureel Kwartier ruimte biedt voor horecabedrijven in alle categorieën.

4.3. In de plantoelichting is vermeld dat de restaurantboot komt te liggen op een plek die van oudsher gebruikt wordt voor het aanmeren van schepen. De brede stedenbouwkundige ruimte van de havenkolk biedt plaats voor de restaurantboot, zonder het beeldbepalende historische aangezicht over de Vaart richting de Markt wezenlijk aan te tasten.

4.4. Gelet op hetgeen in de plantoelichting is vermeld, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de restaurantboot afbreuk doet aan het behoud van de cultuurhistorische waarden van de omgeving van het Cultureel kwartier. De restaurantboot is gelegen in een horecacluster. Voorts voorziet het plan in waarborgen ten behoeve van het behoud van het historische karakter van de binnenstad. Hetgeen [appellant A] en [appellant B] en anderen hebben aangevoerd over de noodzaak en meerwaarde van de restaurantboot geeft onvoldoende aanleiding voor het oordeel dat de door de raad gehanteerde veronderstelling en uitgangspunten onjuist zijn. Er bestaat dan ook geen grond voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de voorziene restaurantboot meerwaarde heeft en dat het plan in overeenstemming is met het genoemde gemeentelijk beleid. Het betoog faalt.

5. [appellant A] en [appellant B] en anderen betogen voorts dat het plan onvoldoende bescherming biedt aan het beschermd stadsgezicht. [appellant A] voert hiertoe aan dat de gaafheid van het beschermd stadsgezicht van de Vaart en haar directe omgeving door het plan worden aangetast en dat de raad zich ten aanzien van dit aspect ten onrechte niet vooraf heeft laten adviseren door deskundige instanties. [appellant B] en anderen vrezen dat de ruimtelijke voorwaarden die de raad heeft opgenomen niet zullen kunnen worden afgedwongen. Zij wijzen daarbij erop dat door de raad is miskend dat voor het aanmeren van de restaurantboot geen omgevingsvergunning is vereist. Ook stellen zij dat aan de ruimtelijke voorwaarden niet kan worden getoetst, nu die onvoldoende duidelijk zijn. Voorts wijzen zij erop dat uit artikel 4, lid 4.1, van de planregels niet blijkt wat het concrete verband is met de normen en waarden waarvoor de binnenstad van Assen is aangewezen als beschermd stadsgezicht. [appellant B] en anderen verwijzen hierbij naar de uitspraak van de Afdeling van 24 oktober 2012, zaaknr. 201104113/1/R2. Tevens brengen zij in dit kader naar voren dat niet is geregeld dat de bestemming "Waarde - Beschermd stadsgezicht" prevaleert boven de horecabestemming.

5.1. De raad stelt dat de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed positief heeft geadviseerd over het plan. Het initiatief is als passend aan te merken binnen het als zodanig aangewezen beschermd stadsgezicht. De raad stelt voorts dat met de bestemming "Waarde - Beschermd stadsgezicht" is gewaarborgd dat geen afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht. De restaurantboot is volgens de raad geen omgevingsvergunningplichtig bouwwerk. De raad verwijst hiertoe naar de uitspraak van de Afdeling van 16 november 2011, zaaknr. 201105264/1/H1. Voorts kan op grond van artikel 4 van de planregels handhavend worden opgetreden indien sprake is van strijd met het bestemmingsplan, aldus de raad.

5.2. Ingevolge artikel 4, lid 4.1, van de planregels zijn de voor ‘Waarde - beschermd stadsgezicht’ aangewezen gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel en de uitbouw van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht.

Ter plaatse van de aanduiding ‘horeca van categorie 2’ binnen de bestemming ‘Water’ gelden tevens de volgende ruimtelijke voorwaarden:

- Het schip ligt parallel aan de kade afgemeerd met de achtersteven richting de Markt;

- Het schip heeft een duidelijk herkenbare hoofdvorm, met een eveneens herkenbaar voor- en achtersteven. Daartussenin is het schip in de lengterichting symmetrisch;

- De opbouw dient in zijn vormgeving, volume, materiaal en kleur te passen bij het totaalontwerp van het schip;

- De maximale afmetingen van het schip zijn begrensd door het gestelde in de Specifieke gebruiksregels in artikel 3.4;

- De vorm en plaatsing van de ramen dient in onderlinge verhouding en passend in de compositie van het schip te gebeuren. De ramen hebben bijvoorbeeld dezelfde vorm en liggen in één lijn, parallel met de zeeg en/of het dak van het schip;

- De vorm moet zoveel mogelijk aansluiten bij de zeeg en de vorm van de romp; de luikenkap/roef mag de lijn/vorm van het onderschip niet verstoren; - De gangboorden van de woonboot, voor zover aanwezig, moeten vrijgelaten worden;

- De aan-, op- of uitbouw mag de buitenmaten van de romp of het casco nergens overschrijden;

- Het dak is licht gebogen in dwarsrichting, flauw hellend (maximaal 15α);

- Dakramen, koekoeks- en lichtkoepels mogen plat in het dak worden aangebracht;

- Dakterrassen zijn niet toegestaan.;

- De detaillering dient afgeleid te zijn van of passend bij reeds bestaande of originele details van het schip;

- De detaillering en vormgeving van de schepen is zorgvuldig en duurzaam. Goedkope materialen en standaardoplossingen zijn niet gewenst;

- Het schip dient te passen in het beeld van de binnenstad. Sterk afwijkend materiaal- en kleurgebruik is niet toegestaan;

- De romp en de opbouw dienen verschillend van kleur te zijn of te worden gescheiden door een kleuraccent. De romp heeft een zeer gedekte, terughoudende, kleur;

- De romp mag uitsluitend van metaal en/of hout zijn. De opbouw mag uitsluitend van metaal, hout en/of zeildoek zijn;

- Verbouwingen zijn qua kleur- en materiaalgebruik zorgvuldig en terughoudend, passend bij het oorspronkelijke schip;

- Een eventuele stuurhut bestaat uit een gesloten onderkant. Daarboven bestaat de stuurhut in zijn geheel uit ramen met vensters van doorzichtig glas.

- Er mag uitsluitend helder glas worden gebruikt. Het gebruik van spiegelglas en kunststof is niet toegestaan;

- Het schip heeft maximaal twee verbindingen (loopbruggen) met de kade;

- Loopbruggen liggen aan de lange zijde van het schip;

- Loopbruggen zijn in kleur- en materiaal gebruik passend bij het schip;

- Loopplanken slank en sober gedetailleerd;

- Loopplanken maken een korte verbinding tussen schip en kade.

5.3. Ingevolge artikel 3.1.6, vierde lid, aanhef en onder a, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro), dient een plan vergezeld te gaan van een plantoelichting, waarin is neergelegd een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.

5.4. In paragraaf 3.5.2 van de plantoelichting is vermeld dat de restaurantboot in de havenkolk deel uitmaakt van een samenhangend stadsbeeld. Zorgvuldige vormgeving van het schip is van belang voor het behoud van het beschermd stadsgezicht. In de regels zijn welstandscriteria voor de restaurantboot opgenomen op het gebied van plaats, massa en vorm, detaillering en kleur- en materiaalgebruik, die ervoor zorgen dat het schip zijn oorspronkelijke karakter zoveel mogelijk behoudt. Verbouwingen van het schip mogen geen verslechtering voor het stadsbeeld betekenen. Bestaande waarden zijn het uitgangspunt bij verbouwing. Verder moet het resultaat in overeenstemming zijn met de kleur, de materialisering, en het ritme van de bestaande onderdelen van de (woon)boot, zodat de aanpassing zich voegt als een vanzelfsprekend onderdeel ervan. Voor de verbinding tussen schip en kade, de loopbruggen, zijn specifieke criteria opgesteld. Om het schip zoveel mogelijk een zelfstandig object los van de kade te laten zijn, zijn slanke en sober gedetailleerde loopbruggen van belang.

Uit een e-mail van 3 september 2013 volgt dat de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed de in de planregels en plantoelichting opgenomen voorwaarden voldoende beschermend acht voor het beschermd stadsgezicht.

5.5. De Afdeling stelt vast dat de raad zich door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed op 3 september 2013, derhalve voor de vaststelling van het plan, ten aanzien van de voorwaarden ter bescherming van het beschermd stadsgezicht heeft laten adviseren. Het betoog van [appellant A] dat tot het tegendeel strekt, mist feitelijke grondslag.

5.5.1. Over het betoog van [appellant A] en [appellant B] en anderen dat het plan onvoldoende bescherming biedt aan het beschermd stadsgezicht overweegt de Afdeling dat voor de beoordeling van dat betoog van belang is of de restaurantboot een bouwwerk is. Zoals eerder is overwogen (uitspraak van 17 juli 2013 in zaak nr. 201300743/1/A1), kan voor de uitleg van het begrip bouwwerk aansluiting worden gezocht bij de modelbouwverordening die een bruikbare omschrijving van het begrip bouwwerk omvat. Deze luidt: "elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren". Niet in geschil is dat de voorziene restaurantboot een constructie van enige omvang is die op indirecte wijze met de grond wordt verbonden, onder meer door middel van loopbruggen en loopplanken. Onder verwijzing naar de uitspraak van 16 april 2014 in zaakno. 201306684/1/A1, overweegt de Afdeling dat bij de beantwoording van de vraag of de restaurantboot een bouwwerk is, echter niet doorslaggevend is hoe die verbondenheid fysiek is vormgegeven, maar dat de restaurantboot is bedoeld om ter plaatse als restaurant te functioneren. De omstandigheden dat de restaurantboot zelfstandig zal kunnen varen en mogelijk meerdere keren per jaar op een andere locatie zal liggen, maken dit niet anders. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat de voorziene restaurantboot een bouwwerk is, waarvoor derhalve een omgevingsvergunning zal moeten worden aangevraagd.

Hoewel welstandsnormen, gelet op artikel 12 van de Woningwet, in beginsel niet in een bestemmingsplan kunnen worden opgenomen, kan op dit uitgangspunt een uitzondering worden gemaakt indien de welstandseisen dienen ter bescherming van een beschermd stadsgezicht (vergelijk de uitspraak van 24 oktober 2012 in zaak nr. 201104113/1/R2. De normen zoals opgenomen in artikel 4, lid 4.1, van de planregels strekken tot bescherming van het beschermd stadsgezicht. De Afdeling is dan ook van oordeel dat sprake is van de genoemde uitzonderingssituatie. De in artikel 4, lid 4.1, opgenomen normen bieden voorts voldoende duidelijkheid om te kunnen dienen als toetsingsnorm. De conclusie is dan ook dat de raad bij de beoordeling van een aanvraag om omgevingsvergunning aan de opgenomen normen zal kunnen en moeten toetsen. Gelet hierop heeft de raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat artikel 4, lid 4.1, van de planregels voldoende bescherming biedt aan het beschermd stadsgezicht.

6. [appellant A] stelt dat de tijdelijke ligplaats van de restaurantboot ten onrechte niet in het plan is opgenomen. [appellant A] wijst hierbij op de huurovereenkomst "Ligplaats De Vaart N.Z. ten behoeve van een restaurantboot" die het college van burgemeester en wethouders van Assen met de exploitanten van de restaurantboot heeft gesloten, waarin is bepaald dat de restaurantboot vier keer per jaar ongeveer 100 meter verlegd zal worden en ook op deze tijdelijke ligplaats geëxploiteerd mag worden. Voorts stelt [appellant A] dat de beoogde tijdelijke ligplaats in strijd is met het aldaar geldende bestemmingsplan "Weiersstraat en omgeving".

6.1. De raad stelt dat het sluiten van een privaatrechtelijke overeenkomst een bevoegdheid is van het college van burgemeester en wethouders die los staat van het vaststellen van het bestemmingsplan. De getekende overeenkomst is ter kennisname aan de raad aangeboden, aldus de raad.

6.2. Vast staat dat de beoogde locatie niet binnen het plangebied ligt. De beroepsgrond van [appellant A] richt zich aldus tegen de begrenzing van het plan. De raad komt beleidsvrijheid toe bij het bepalen van de begrenzing van een bestemmingsplan. Deze vrijheid strekt echter niet zo ver dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In hetgeen [appellant A] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Niet gebleken is van een dusdanige ruimtelijke samenhang tussen het onderhavige plangebied en de beoogde locatie van de tijdelijke ligplaats dat de raad aanleiding had dienen te zien deze locatie bij het plan te betrekken en in te gaan op de planologische aanvaardbaarheid hiervan. Voor zover [appellant A] stelt dat de tijdelijke ligplaats van de restaurantboot in strijd is met het bestemmingsplan "Weiersstraat en omgeving", is dit een aspect dat niet in deze procedure aan de orde kan komen.

7. [appellant B] en anderen kunnen zich niet verenigen met de functieaanduiding "horeca van categorie 2". Volgens hen zijn ten onrechte ook andere vormen van horeca dan een restaurantboot toegestaan. Zij voeren voorts aan dat onvoldoende is onderzocht wat de gevolgen zijn van de voorziene horecafunctie voor het woon- en leefklimaat van de omliggende woningen en dat niet is voldaan aan de richtafstand die volgens de Handreiking "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG-brochure) moet worden aangehouden tussen een perceel met een horecabestemming en een gevoelige functie. In dit verband stellen [appellant B] en anderen dat de raad bij de toepassing van de VNG-brochure ten onrechte ervan is uitgegaan dat het plangebied en de omgeving daarvan zijn aan te merken als een ‘gemengd gebied’. Volgens [appellant B] en anderen ligt de betrokken locatie slechts op enige meters afstand van een woongebied.

7.1. De raad stelt dat wanneer aan de betrokken locatie de maatbestemming "pannenkoekenboot" zou worden toegekend, dit zou betekenen dat op de locatie alleen pannenkoeken verkocht mogen worden. Dit is volgens de raad niet ruimtelijk relevant. Met de categorie-indeling wordt volgens de raad de gewenste horeca mogelijk gemaakt en daarbij zijn voorbeelden genoemd. Het gaat er volgens de raad om dat cafés, bars en discotheken worden uitgesloten, omdat deze vormen van horeca een andere ruimtelijke uitstraling en impact hebben dan een restaurantboot.

De raad stelt voorts dat de betrokken locatie is gelegen aan de rand van het centrum. Volgens de raad is het gebied aan te merken als gemengd gebied in de zin van de VNG-brochure en wordt dan ook voldaan aan de in deze brochure opgenomen normen. De raad verwijst ter onderbouwing van dit standpunt naar de uitspraak van de Afdeling van 12 september 2012 in zaak nr. 201109894/1/R3.

7.2. Aan de voorziene locatie van de restaurantboot is in het plan de bestemming "Water" met de functieaanduiding "horeca van categorie 2" toegekend.

Ingevolge artikel 3, lid 3.1, van de planregels, zijn de voor "Water" aangewezen gronden bestemd voor:

a. de waterhuishouding;

b. watergangen en oeverstroken;

c. verbindingen ten behoeve van het (water)verkeer;

d. waterberging;

e. een horecabedrijf van categorie 2, ter plaatse van de aanduiding ‘horeca van categorie 2’;

met de daarbijhorende:

f. nutsvoorzieningen;

g. beschoeiing en kades;

h. overige bouwwerken, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.

Ingevolge lid 3.4 wordt tot een gebruik, strijdig met de bestemming "Water", in ieder geval gerekend:

a. het gebruik van de gronden voor schepen hoger dan 3,00 m exclusief mast, gemeten vanaf de waterlijn, waarbij voor ondergeschikte onderdelen als boeg, stuurhut en nooduitgang voor 25 procent van de lengte van het schip een hoogte van 4,50 m van toepassing is;

b. het gebruik van de gronden voor schepen breder dan 6,50 m en langer dan 50,00 m.

Ingevolge artikel 1, lid 1.13, wordt onder horeca van categorie 2 verstaan vormen van horeca-activiteiten waarbij in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt en waarvan de exploitatie doorgaans geen aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt: restaurants, hotels, pensions en bodega’s.

7.3. In de plantoelichting is vermeld dat de raad aansluiting heeft gezocht bij de VNG-brochure. In de VNG-brochure zijn de bedrijfstypen ingedeeld in milieucategorieën die samenhangen met een aanbevolen afstand ten opzichte van een milieugevoelige bestemming om hinder van de milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar uit te sluiten of althans tot een aanvaardbaar niveau te beperken. In de plantoelichting is tevens vermeld dat het plangebied is gelegen in het centrumgebied van Assen en dat in de omgeving, naast woningen, diverse centrumfuncties aanwezig zijn. Direct ten noorden van het plangebied ligt de Nieuwe Kolk, het nieuwe theater van Assen. Ook zijn enkele dienstverlenende bedrijven in de omgeving aanwezig. Aan de Markt liggen enkele horecagelegenheden. Door deze diversiteit aan functies in de omgeving is de omgeving van het plangebied aan te merken als gemengd gebied. In de plantoelichting is voorts vermeld dat een horecavoorziening als een restaurant is aan te merken als een categorie 1 functie volgens de VNG-brochure. Voor een dergelijke functie geldt een richtafstand van 10 meter tot het omgevingstype rustige woonwijk. Aangezien het een gemengd gebied betreft, kan een richtafstand van 0 meter worden gehanteerd, aldus de plantoelichting.

7.4. De in het plan mogelijk gemaakte horeca van categorie 2 valt volgens de VNG-brochure in milieucategorie 1. Dat betekent dat een richtafstand van minimaal 10 meter dient te worden aangehouden bij het omgevingstype ‘rustige woonwijk’ en 0 meter bij het omgevingstype ‘gemengd gebied’. De afstand tussen de beoogde locatie en de dichtstbijzijnde woning van [appellant B] en anderen is ongeveer 16 meter. Gelet hierop wordt voldaan aan de richtafstand van de VNG-brochure, ook wanneer wordt uitgegaan van een ‘rustige woonwijk’. Of de directe omgeving een ‘rustige woonwijk’ is of een ‘gemengd gebied’, maakt derhalve geen verschil voor de beoordeling van de gevolgen van het plan voor het woon- en leefklimaat. Nu, zoals vermeld, aan de richtafstand wordt voldaan, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet leidt tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van [appellant B] en anderen. Het betoog faalt.

8. [appellant B] en anderen stellen dat de restaurantboot zal leiden tot een onaanvaardbare belemmering van het uitzicht van de bewoners aan de Vaart ZZ op de veelal monumentale panden. Zij wijzen daarbij op de toegestane afmetingen die zijn opgenomen in de planregels. Volgens [appellant B] en anderen zal de boot 2,35 tot 3,85 meter boven de kade uitkomen.

8.1. De raad stelt dat de belemmering van het uitzicht niet zodanig zal zijn dat de bebouwing aan de Vaart NZ geheel aan het zicht zal worden onttrokken. De boot zal, op enkele onderdelen na, niet meer dan 1,5 tot 2 meter boven de kade uit komen.

8.2. De dichtstbijzijnde woning van [appellant B] en anderen staat op een afstand van ongeveer 16 meter. Weliswaar zal het plan leiden tot een aantasting van het uitzicht, maar er bestaat geen recht op blijvend vrij uitzicht. Gelet op de toegestane hoogten en de voorziene locatie van de boot ten opzichte van de woningen van [appellant B] en anderen, is de Afdeling van oordeel dat geen sprake is van een onaanvaardbare belemmering van het uitzicht. Dit geldt ook wanneer ervan wordt uitgegaan dat de boot 2,35 tot 3,85 meter boven de kade zal uitkomen. De Afdeling ziet derhalve geen aanleiding voor het oordeel dat de raad bij zijn belangenafweging aan de aantasting van het uitzicht een doorslaggevend gewicht had moeten toekennen. Het betoog faalt.

9. [appellant B] en anderen stellen dat ter plaatse van de voorziene restaurantboot in de zwaaikom van de Vaart in het recente verleden een effectieve breedte van 27 meter noodzakelijk werd geacht om mogelijk te maken dat grotere plezier- en historische vaartuigen Assen konden bezoeken. Volgens hen is geen deskundig onderzoek verricht naar de vraag of na de komst van de restaurantboot nog aan deze doelstelling kan worden voldaan.

9.1. De raad stelt dat de locatie van de restaurantboot in het voorseizoen wordt gebruikt voor de aanleg van recreatievaart. De praktijk leert dat de aanleg van deze recreatievaart geen problemen oplevert voor de toegankelijkheid van de zwaaikom voor grotere schepen. Daarnaast zullen vanwege de komst van de restaurantboot de aanlegmogelijkheden voor de pleziervaart niet worden verkleind, maar zullen die in westelijke richting worden verschoven.

9.2. In de plantoelichting is vermeld dat een aanlegvoorziening voor een restaurantboot de keermogelijkheden voor de recreatievaart niet beperkt. De kades aan de noordzijde en de kop van de zwaaikom worden in het vaarseizoen gebruikt als aanlegvoorziening en dit levert in de praktijk geen problemen op om de zwaaikom te verlaten. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat de raad hierin in redelijkheid geen aanleiding heeft hoeven zien het plan niet vast te stellen.

10. [appellant B] en anderen stellen dat de precariorechten die de exploitanten van de restaurantboot gaan betalen in schril contrast staan met de hoge huren van de panden in de drie horecagebieden. Volgens hen is om die reden sprake van oneerlijke concurrentie.

10.1. De raad stelt dat concurrentieverhoudingen geen rol spelen bij planologische keuzes. Daarnaast is volgens de raad geen sprake van oneerlijke concurrentie.

10.2. De Afdeling overweegt dat de regulering van concurrentieverhoudingen geen ruimtelijk aspect is en daarom in deze procedure niet aan de orde kan komen. Overigens is door de raad uiteengezet dat de gemeentelijke kosten worden gedekt door een bijdrage aan de gemeente die in lijn is met de tarievenverordening en dat de exploitanten zelf investeren in de restaurantboot.

11. [appellant B] en anderen vrezen door de komst van de restaurantboot overlast te zullen ondervinden van geparkeerde fietsen.

11.1. Ter zitting is gebleken dat in de directe nabijheid van de voorziene locatie van de restaurantboot parkeervoorzieningen voor fietsen aanwezig zijn vanwege de daar reeds gevestigde horecagelegenheden en het aldaar gevestigde theater. [appellant B] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat door de komst van de restaurantboot bij hun woningen onaanvaardbare hinder door geparkeerde fietsen zal optreden.

12. [appellant B] en anderen stellen dat door het plan ernstig afbreuk wordt gedaan aan de podium- en evenementenfunctie van de zwaaikom en het bijbehorende podium.

12.1. De raad stelt dat met de exploitanten afspraken zijn gemaakt om de podium- en evenementenfunctie van de Kop van de Vaart te behouden. Dit is geregeld in een privaatrechtelijke overeenkomst. Ook sluit de aanwezigheid van de restaurantboot het gebruik van dit gebied voor evenementen niet uit.

12.2. [appellant B] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat door de komst van de restaurantboot waarin het plan voorziet de evenementenfunctie van de Kop van de Vaart verloren gaat. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat door de raad ter zitting is toegelicht dat de restaurantboot bij grote evenementen naar de tijdelijke ligplaats wordt verplaatst. Het betoog faalt.

13. De beroepen zijn ongegrond.

14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart de beroepen ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van drs. M.H. Kuggeleijn-Jansen, griffier.

w.g. Michiels w.g. Kuggeleijn-Jansen
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 26 november 2014

545-817.