Uitspraak 201407503/2/R2


Volledige tekst

201407503/2/R2.
Datum uitspraak: 17 november 2014

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

1. de stichting Stichting Wijk C komitee en andere, gevestigd te Utrecht,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hoog Catharijne B.V. en Corio Vastgoed Ontwikkeling B.V., gevestigd te Utrecht,
verzoekers,

en

1. de raad van de gemeente Utrecht;
2. het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht,
verweerders.

Procesverloop

Bij besluit van 17 juli 2014, kenmerk 14044143, heeft de raad het bestemmingsplan "Hoek Sint Jacobsstraat-Lange Viestraat, Binnenstad" vastgesteld.
Bij besluit van 17 juli 2014, kenmerk HZ_WABO-11-007269, heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het in- en uitwendig veranderen en vergroten van het winkelcentrum La Vie, de parkeergarage en kantoren en het slopen van een loopbrug.

Tegen dit besluit hebben onder meer de stichting Wijk C Komitee e.a. en Hoog Catharijne B.V. en Corio beroep ingesteld.
De stichting Wijk C Komitee e.a. en Hoog Catharijne B.V. en Corio hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 3 november 2014 waar de stichting Wijk C Komitee e.a., vertegenwoordigd door drs. C. van Oosten, en Hoog Catharijne B.V. en Corio, vertegenwoordigd door mr. M.Y.C.L. de Wit, advocaat te Rotterdam, ir. J.P.J.G. Spiert, mr. M.H.C. de Kok en E.A. Bos, en de raad en het college, vertegenwoordigd door mr. J.C. van Oosten, advocaat te Amsterdam, A.W.J.M. Toonen, J.M.A.C. van Castel, A.B.M. van der Reijt, A.M.M. Baggen en dr. H.A.E. Simons, zijn verschenen. Voorts is ter zitting als partij gehoord de stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek, vertegenwoordigd door mr. A.M.R. Klijn, advocaat te Amsterdam, mr. B.A.J. Haagen en H.M. Vis, Magazijn De Bijenkorf B.V., vertegenwoordigd door mr. M.C. Brans, advocaat te Amsterdam, mr. S.W. Derksen, A. Boogaarts, J. Colato, F. Braakman, R. Amerongen, en mr. V.J. Nolet.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2. De bestreden besluiten van 17 juli 2014 zijn met toepassing van artikel 3.30, eerste lid, aanhef en onder b, en artikel 3.32 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) gecoördineerd voorbereid en bekend gemaakt.

3. De verzoeken strekken ertoe de voornoemde besluiten van de raad en het college te schorsen teneinde een onomkeerbare situatie te voorkomen.

4. Het college heeft het besluit van 17 juli 2014, waarbij omgevingsvergunning is verleend voor het in- en uitwendig veranderen en vergroten van het winkelcentrum La Vie, de parkeergarage en kantoren en het slopen van een loopbrug bij besluit van 24 oktober 2014, gewijzigd, in die zin dat met toepassing van artikel 2.5.30, vijfde lid, onder a en c, van de Bouwverordening van de gemeente Utrecht (hierna: de bouwverordening) is afgeweken van de in artikel 2.5.30, eerste lid, van de bouwverordening opgenomen parkeereis omdat voor 50 parkeerplaatsen op de zaterdagmiddag en 23 parkeerplaatsen op de zondagmiddag weliswaar niet op het eigen terrein in parkeerruimte kan worden voorzien maar elders voldoende parkeerruimte aanwezig is. De motivering van de toepassing van de afwijking, zoals voorgeschreven in artikel 2.5.30, vijfde lid, sub c, van de bouwverordening is, aldus het college, te vinden in de bijlagen bij het besluit. Deze bijlagen betreffen onder meer rapporten van Goudappel Coffeng van 16 juli 2014 en 17 oktober 2014. Aan de omgevingsvergunning zijn tevens gewijzigde voorschriften verbonden.

5. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

Ingevolge het vierde lid is artikel 6:19 van overeenkomstige toepassing.

Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, heeft het beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.

6. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dient het besluit van 24 oktober 2014 te worden aangemerkt als een besluit als bedoeld in artikel 6:19 van de Awb. Niet in geschil is dat de stichting Wijk C komitee e.a. en Hoog Catharijne B.V. en Corio belang hebben bij een beoordeling van dit besluit. Ingevolge artikel 6:19, eerst lid, heeft het beroep mede betrekking op het besluit van 24 oktober 2014.

7. Ter zitting is aangegeven dat zo snel als mogelijk de bouwwerkzaamheden worden hervat en dat ongeveer 5 maanden nodig is om de werkzaamheden af te ronden. Er is dan ook sprake van een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening.

8. De stichting Wijk C komitee e.a. en Hoog Catharijne B.V. en Corio betogen dat in het plan bij de berekening van de parkeereis dat het aantal benodigde parkeerplaatsen voor de met het plan mogelijk gemaakte ontwikkeling betreft, is uitgegaan van onjuiste uitgangspunten. Hoog Catharijne B.V. en Corio betogen dat de parkeereis minimaal 394 parkeerplaatsen betreft en de raad ten onrechte is uitgegaan van een totale parkeervraag van 356 parkeerplaatsen omdat hij ten onrechte een aantal van 37 parkeerplaatsen in mindering heeft gebracht aangeduid als aandeel personeel. Gelet op het beoogde aantal van 344 parkeerplaatsen in het La Vie-gebouw is er uitgaande van 394 parkeerplaatsen een tekort van minimaal 50 parkeerplaatsen op de zaterdagmiddag en van 23 parkeerplaatsen op de zondagmiddag. Hoog Catharijne B.V. en Corio betogen dat in het plan niet is aangetoond dat voor deze plaatsen binnen acceptabele loopafstand alternatieve ruimte daadwerkelijk structureel en duurzaam beschikbaar is en dat het plan in zoverre niet in overeenstemming is met de Nota stallen en parkeren.

9. De raad heeft in de plantoelichting uiteengezet dat het plan in overeenstemming is met het beleid in de Nota stallen en parkeren en komt tot de conclusie dat er in het La Vie-gebouw een tekort van 49 parkeerplaatsen op de zaterdagmiddag en van 22 parkeerplaatsen op de zondagmiddag is. Binnen het gemeentelijke parkeerbeleid wordt rekening gehouden met een aandeel bezoek. Voor de winkelfunctie bedraagt het aandeel bezoek 90%. Dit betekent dat 10% van de parkeernorm bedoeld is voor parkeren van personeel.

Op zaterdag- en zondagmiddag betreft het aandeel personeel 37 parkeerplaatsen. Voor het parkeren voor personeel zullen de volgende aspecten in een vervoersmanagementplan moeten worden opgelost:

a. Personeel parkeert niet in de parkeergarage La Vie, maar elders in een parkeerruimte die daarvoor wordt/is gehuurd. Deze parkeerplaatsen dienen binnen een loopafstand van 1.000 m te liggen conform de Nota Stallen en Parkeren.

b. Personeel parkeert in P+R-locaties aan de rand van de stad.

c. Personeel komt niet met de auto, maar bijvoorbeeld op de fiets of met het openbaar vervoer.

Uit het vorenstaande volgt, aldus de raad, dat - rekening houdend met dubbelgebruik - hier een maximale parkeereis geldt van 356 (393-37). Deze parkeereis kan grotendeels worden opgevangen in de La Vie-garage (344 plaatsen). Uit overleg met de eigenaar van La Vie is gebleken dat voor de resterende 12 plaatsen binnen acceptabele loopafstand alternatieve ruimte structureel en duurzaam beschikbaar is op tijden dat het nodig is voor de parkeervraag van de ontwikkeling (zaterdagmiddag), aldus de raad.

10. In de Nota stallen en parkeren is onder meer het beleid met betrekking tot minimum parkeernormen voor auto’s in Utrecht opgenomen. In bijlage 1 bij de Nota is vermeld dat de parkeernormen hun basis vinden in de parkeerkencijfers van de CROW. Ten opzichte van het huidige gemeentelijke parkeerbeleid zijn de parkeernormen in het centrum met circa 25% naar beneden bijgesteld, zo staat in de Nota, omdat in deze hoogstedelijke en centraalstedelijke gebieden het autobezit veel lager is dan het landelijk gemiddelde terwijl hier ook goed openbaar vervoer voorhanden is. Voorts is in de Nota stallen en parkeren de mogelijkheid opgenomen om maatwerk toe te passen in bijzondere gebieden. Vermeld is dat in een centrumgebied soms maatwerk ten aanzien van de toepassing van parkeernormen nodig is, omdat vaak sprake is van bijzondere functies en beperkte ruimte. In bijlage 1 bij de Nota stallen en parkeren staat dat het toepassen van maatwerk mogelijk is indien wordt aangetoond dat op andere wijze binnen acceptabele loopafstand rond de ontwikkeling in de nodige parkeerruimte wordt voorzien. In dat verband dient te worden aangetoond dat deze alternatieve parkeerruimte structureel en duurzaam beschikbaar is op tijden dat het nodig is voor de parkeervraag van de ontwikkeling.

11. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kon bij het bepalen van de parkeereis niet het aandeel personeel van 37 parkeerplaatsen in mindering worden gebracht, reeds omdat er ten tijde van het vaststellen van het plan geen vervoersmanagementplan was vastgesteld. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de raad niet aangetoond dat ten tijde van het vaststellen van het plan voor het genoemde aantal van 50 en 23 parkeerplaatsen op de zaterdag- en zondagmiddag, de raad heeft ter zitting onderkend dat dit juiste aantallen zijn, binnen acceptabele loopafstand alternatieve ruimte daadwerkelijk structureel en duurzaam beschikbaar is op tijden dat het nodig is. Voor het aandeel personeel van 37 noch voor de overige 13 plaatsen is dat aangetoond. Dat uit overleg met de eigenaar van La Vie is gebleken dat voor 12 plaatsen binnen acceptabele loopafstand alternatieve ruimte structureel en duurzaam beschikbaar is op tijden dat het nodig is voor de parkeervraag van de ontwikkeling (zaterdagmiddag), is daarvoor onvoldoende.

12. De vragen of met de rapporten van Goudappel Coffeng, in bijzonder het rapport van 17 oktober 2014, die bij het besluit van 24 oktober 2014 zijn overgelegd, wel is aangetoond dat binnen acceptabele loopafstand alternatieve ruimte daadwerkelijk structureel en duurzaam beschikbaar is op tijden dat het nodig is en of dat in de bodemprocedure aanleiding zal geven om de rechtsgevolgen van het mogelijk te vernietigen besluit waarbij het plan is vastgesteld in stand te laten vergt nader onderzoek waarvoor deze procedure zich niet leent.

13. Gelet op het voorgaande acht de voorzieningenrechter het belang van de stichting Wijk C komitee e.a. en Hoog Catharijne B.V. en Corio bij het in afwachting van de uitspraak in de hoofdzaak schorsen van het besluit van 17 juli 2014 waarbij het plan is vastgesteld, ter voorkoming van onomkeerbare gevolgen, groter dan het belang van de stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek en Magazijn De Bijenkorf B.V. om met bouwwerkzaamheden te beginnen. De voorzieningenrechter ziet dan ook aanleiding het verzoek in zoverre toe te wijzen en het bestreden besluit waarbij het plan is vastgesteld te schorsen.

14. Gelet op de samenhang tussen dit besluit en de door het college op 17 juli 2014 verleende omgevingsvergunning voor het in- en uitwendig veranderen en vergroten van het winkelcentrum La Vie, de parkeergarage en kantoren en het slopen van een loopbrug - waarvoor het plan het toetsingskader heeft gevormd - en het besluit van 24 oktober 2014, waarbij dat besluit is gewijzigd, bestaat aanleiding om ook tot schorsing van deze besluiten over te gaan.

15. De raad en het college dienen op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Daarbij neemt de voorzieningenrechter het volgende in aanmerking. De door de stichting Wijk C komitee e.a. opgegeven kosten voor de meegebrachte deskundige komen niet voor vergoeding in aanmerking, reeds omdat deze deskundige niet is aangemeld overeenkomstig artikel 8:60, vierde lid, van de Awb. De stichting Wijk C komitee e.a. hebben op het formulier proceskosten te kennen gegeven dat zij kosten hebben gemaakt in verband met een door een deskundige aan hen uitgebracht deskundigenrapport. Dit rapport heeft geen betekenis gehad voor de beslissing op de verzoeken om voorlopige voorziening. Deze kosten komen daarom thans niet voor vergoeding in aanmerking.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Utrecht van 17 juli 2014, kenmerk 14044143, en de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht van 17 juli 2014 en 24 oktober 2014, beide met kenmerk HZ_WABO-11-007269;

II. veroordeelt de raad van de gemeente Utrecht en het college van burgemeester en wethouders van Utrecht tot vergoeding van:

-bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hoog Catharijne B.V. en Corio Vastgoed Ontwikkeling B.V. in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 974,00 (zegge: negenhonderdvierenzeventig euro) geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan één van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;

- bij de stichting Stichting Wijk C komitee e.a. in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 999,00 (zegge: negenhonderdnegenennegentig euro), waarvan een bedrag van € 974,00 (zegge: negenhonderdvierenzeventig euro) is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan één van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;

III. gelast dat de raad van de gemeente Utrecht en het college van burgemeester en wethouders van Utrecht:

- aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hoog Catharijne B.V. en Corio Vastgoed Ontwikkeling B.V. het door hen voor de behandeling van het verzoek tegen het plan betaalde griffierecht ten bedrage van € 328,00 (zegge: driehonderdachtentwintig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten aanzien van de ander;

- aan de stichting Stichting Wijk C komitee e.a. het door hen voor de behandeling van het verzoek tegen het plan betaalde griffierecht ten bedrage van € 328,00 (zegge: driehonderdachtentwintig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten aanzien van de ander.

Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Ouwehand, griffier.

Hagen Ouwehand
Voorzieningenrechter Griffier

Uitgesproken in het openbaar op 17 november 2014

224.