Uitspraak 201311542/1/R3


Volledige tekst

201311542/1/R3.
Datum uitspraak: 10 september 2014

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het geding tussen:

[appellante], handelend onder de naam [bedrijf], wonend te Heesch, gemeente Bernheze,

en

de raad van de gemeente Bernheze,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 31 oktober 2013, kenmerk 2013/55083, heeft de raad het bestemmingsplan "Centrum Heesch, reparatie ’t Dorp 49-59" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellante] en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 juli 2014, waar [appellante], bijgestaan door mr. J.P. Hoegee, advocaat te Nijmegen, en de raad, vertegenwoordigd door ing. A. Barkane en ing. J. van der Wel, beiden werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door mr. M.J.A. Verhagen, advocaat te Eindhoven, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [belanghebbende], vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:51d van de Awb, voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.

2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

3. Het plan voorziet onder meer in een vergroting van de bebouwing voor commerciële ruimten tot 1.005 m2 en de uitbreiding van het aantal woningen van 5 naar 23 voor de gronden ter plaatse van en nabij de percelen ’t Dorp 49-59 in het centrum van de kern Heesch.

4. Bij uitspraak van 9 oktober 2013, in zaak nr. 201206895/1/R3, heeft de Afdeling het beroep van [appellante] tegen het besluit van 24 mei 2012, waarbij de raad het bestemmingsplan "Centrum Heesch" heeft vastgesteld, gegrond verklaard en dat besluit vernietigd, voor zover het onder meer betreft de plandelen met de bestemming "Centrum - 1", "Verkeer" en "Wonen", zoals nader aangeduid op de bij die uitspraak behorende kaart. De Afdeling heeft de raad opgedragen met inachtneming van hetgeen hierin is overwogen een nieuw besluit te nemen voor deze plandelen. De raad heeft ter uitvoering van deze opdracht een nieuw plan vastgesteld, hetgeen thans voorligt.

5. [appellante] betoogt dat de raad het plandeel met de bestemming "Centrum-1" op het perceel [locatie], waar zij een zonne- en schoonheidsstudio exploiteert, ten onrechte heeft vastgesteld. Daartoe voert zij aan dat het bestaande legale gebruik van de bovenverdieping van het pand voor haar zonne- en schoonheidsstudio in de bestaande omvang niet meer als zodanig is bestemd en ten onrechte onder het overgangsrecht is gebracht. In het vorige bestemmingsplan "Centrum Heesch" was het binnen de bestemming "Centrum - 1" toegestaan een dergelijke onderneming te exploiteren. Niet is onderzocht of deze zonne- en schoonheidsstudio ingepast had kunnen worden.

5.1. De raad stelt zich op het standpunt dat met het oog op het concrete bouwplan van [belanghebbende] geen noodzaak meer bestaat de onderneming van [appellante] als zodanig te bestemmen. De verhuurder van het pand heeft de met [appellante] gesloten huurovereenkomst opgezegd, zodat aannemelijk is dat het gebruik van het pand voor de zonne- en schoonheidsstudio binnen de planperiode zal worden beëindigd. Het is wel mogelijk om de zonne- en schoonheidsstudio als een aan-huis-verbonden beroep voort te zetten.

5.2. Ingevolge artikel 1, lid 1.6, van de planregels wordt onder aan-huis-verbonden beroep verstaan: een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerp-technisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woongebouw wordt uitgeoefend, waarbij het woongebouw in overwegende mate de woonfunctie behoudt, en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, met dien verstande dat er geen detailhandel is toegestaan, met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep.

Ingevolge artikel 3, lid 3.1, onder 3.1.1, zijn de voor "Centrum - 1" aangewezen gronden bestemd voor:

a. wonen tot een maximum van 19 gestapelde woningen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep;

b. detailhandel tot een maximum van 1.005 m² bruto vloeroppervlak;

c. ter plaatse van de aanduiding "horeca", tevens horecabedrijven: lichte horeca, tot een maximum van 30 m².

(…);

met daaraan ondergeschikt:

(…);

g. parkeervoorzieningen;

(…).

5.3. Het perceel [locatie] had in het vorige bestemmingsplan "Centrum" van 1993 de bestemming "Gemengde doeleinden".

Ingevolge artikel 3, lid 3.1, onder 1, sub a, van de voorschriften van dat plan zijn de voor "Gemengde doeleinden" aangewezen gronden bestemd voor de volgende doeleinden:

- begane grond: (…);

- verdieping(en): wonen.

5.4. De stelling van [appellante] dat het gebruik in het vorige bestemmingsplan "Centrum Heesch" van 24 mei 2012 als zodanig was toegestaan, gaat eraan voorbij dat dat bestemmingsplan, voor zover het onder meer betreft het plandeel met de bestemming "Centrum - 1" voor het perceel [locatie], is vernietigd. Het gebruik van de bovenverdieping van het pand op het perceel [locatie] voor dienstverlening was onder het voorheen geldende bestemmingsplan "Centrum" van 1993 niet bij recht toegelaten. De enkele omstandigheid dat het gebruik niet als zodanig was bestemd in het vorige plan, maakt evenwel niet dat dit gebruik illegaal is. Het had op de weg van de raad gelegen om te onderzoeken of en in hoeverre het bestaande gebruik van de bovenverdieping van het pand op het perceel [locatie] werd beschermd door het overgangsrecht van het bestemmingsplan "Centrum" of op grond van vergunningen is toegestaan. Niet is gebleken dat de raad dit heeft gedaan en evenmin is gebleken dat de raad de hiermee samenhangende belangen van [appellante] bij de vaststelling van het plan heeft betrokken. Voorts kan de zonne- en schoonheidsstudio in de bestaande omvang als zelfstandige onderneming, anders dan de raad betoogt, niet worden voortgezet als een aan-huis-verbonden beroep, nog daargelaten de vraag of deze dienstverlening in de vorm van een zonne- en schoonheidsstudio onder de begripsomschrijving van een aan-huis-verbonden beroep kan vallen. Het bestreden besluit is in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid. Het betoog slaagt.

6. [appellante] betoogt dat de raad ten onrechte geen onderzoek heeft gedaan naar het bestaande parkeertekort in het centrum van Heesch en dat het plan in te weinig nieuwe parkeerplaatsen voorziet. Daartoe voert zij onder verwijzing naar het rapport van DTV Consultants van 4 juni 2014 aan dat de raad in de parkeerberekening geen rekening heeft gehouden met 12 bestaande niet-openbare parkeerplaatsen in het plangebied die zullen verdwijnen als gevolg van de verwezenlijking van het plan. Voorts staat in de WOZ-verklaring dat de drogisterij een oppervlakte heeft van 386 m², waarvan 80 m² in gebruik is voor de zonne- en schoonheidsstudio. Gelet hierop wordt 619 m² aan commerciële ruimte toegevoegd, waarmee de raad volgens haar ten onrechte geen rekening heeft gehouden. Gelet op het voorgaande is er ten opzichte van de bestaande situatie volgens haar behoefte aan 91 parkeerplaatsen, terwijl het plan slechts voorziet in 80 parkeerplaatsen. Als gevolg van de herinrichting van het centrumgebied, waarbij naar zij stelt 91 parkeerplaatsen komen te vervallen, zijn er in het openbare gebied onvoldoende parkeerplaatsen beschikbaar om dit tekort op te vangen.

6.1. De raad stelt zich onder verwijzing naar de door onderzoeksbureau Exante uitgevoerde parkeertellingen op het standpunt dat er geen bestaand parkeertekort is. Volgens de raad biedt het plangebied voldoende ruimte voor 84 parkeerplaatsen en voorziet het plan hiermee in voldoende parkeerplaatsen. Door de realisering van het plan komen maximaal zes niet-openbare parkeerplaatsen in het plangebied te vervallen. Als gevolg van de herinrichting van het centrum van Heesch komen overigens 71 parkeerplaatsen te vervallen, maar zijn ook 82 nieuwe parkeerplaatsen voorzien.

6.2. De Afdeling overweegt dat, wat er verder ook zij van een eventueel tekort aan parkeerplaatsen in de huidige situatie, het bestemmingsplan niet hoeft te voorzien in een oplossing voor een bestaand parkeerprobleem.

Voor zover [appellante] betoogt dat de parkeerproblematiek verergert door het plan, wordt als volgt overwogen. De raad heeft aan de hand van de gemeentelijke parkeernormen en aanwezigheidspercentages een berekening gemaakt van het benodigde aantal parkeerplaatsen. Niet in geschil is dat de raad bij die parkeerberekening is uitgegaan van een representatieve invulling van hetgeen ingevolge het plan planologisch maximaal mogelijk is. Dat in het plangebied, eventueel binnen de bestemming "Centrum ¬- 1", kan worden voorzien in een parkeervoorziening met een capaciteit van 84 parkeerplaatsen, heeft [appellante] niet gemotiveerd bestreden. In de door [appellante] overgelegde foto’s ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat ten gevolge van de realisering van het plan maximaal zes niet-openbare parkeerplaatsen in het plangebied komen te vervallen. Gelet hierop leidt het plan ten opzichte van de bestaande situatie, indien wordt uitgegaan van de door [appellante] gestelde bestaande oppervlakte aan commerciële ruimte, tot een behoefte aan 85 parkeerplaatsen. [appellante] heeft niet aannemelijk gemaakt dat het eventuele tekort van één parkeerplaats in pieksituaties niet in het aangrenzende gebied in het centrum van Heesch kan worden opgevangen. Gelet hierop ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de berekening van de raad onjuist is en dat het plan leidt tot een onaanvaardbare parkeeroverlast.

Het betoog faalt.

7. [appellante] betoogt dat de financiële en economische uitvoerbaarheid van het plan niet is gewaarborgd, omdat de raad ongeoorloofde staatssteun heeft verleend aan [belanghebbende].

7.1. In haar uitspraak van 9 oktober 2013 heeft de Afdeling overwogen dat [appellante] niet aannemelijk heeft gemaakt dat de raad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat het plan in verband met ongeoorloofde staatssteun niet binnen de planperiode uitvoerbaar is. De Afdeling ziet in de aangevoerde beroepsgronden, waarin opnieuw wordt gesteld dat sprake is van ongeoorloofde staatssteun, geen aanleiding voor een andersluidend oordeel. Het betoog faalt.

8. Voor zover in deze uitspraak is geoordeeld dat een beroepsgrond niet slaagt, behoeft het betoog van de raad dat het relativiteitsvereiste aan de vernietiging van dat besluit in de weg staat geen bespreking en heeft de Afdeling zich niet uitgesproken over de vraag of artikel 8:69a van de Awb van toepassing is.

9. In hetgeen [appellante] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover dat ziet op de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Centrum - 1", is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb.

10. Het beroep van [appellante] is gegrond. De Afdeling ziet in het belang bij een spoedige beslechting van het geschil aanleiding de raad op de voet van artikel 8:51d van de Awb op te dragen het gebrek in het bestreden besluit binnen de hierna te noemen termijn te herstellen. De raad dient daartoe met inachtneming van hetgeen is overwogen in 5.4 alsnog te onderzoeken of en in hoeverre het bestaande gebruik van de bovenverdieping van het pand op het perceel [locatie] werd beschermd door het overgangsrecht van het bestemmingsplan "Centrum" of op grond van vergunningen is toegestaan en zo nodig een gewijzigde planregeling vast te stellen. Bij wijziging van het besluit hoeft de raad geen toepassing te geven aan afdeling 3.4 van de Awb. De raad dient het nieuwe besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken.

11. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en de vergoeding van het betaalde griffierecht.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

draagt de raad van de gemeente Bernheze op om binnen 16 weken na de verzending van deze uitspraak:

- met inachtneming van overweging 5.4 het daar omschreven gebrek in het besluit van 31 oktober 2013, kenmerk 2013/55083, te herstellen, en;

- de Afdeling en [appellante] de uitkomst mede te delen en een eventuele wijziging van het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C.S. Bongertman, griffier.

w.g. Helder w.g. Bongertman
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 10 september 2014

709.