Uitspraak 201311375/1/A3


Volledige tekst

201311375/1/A3.
Datum uitspraak: 23 juli 2014

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 31 oktober 2013 in zaak nr. 13/2556 in het geding tussen:

[appellant]

en

de raad van de gemeente Noordoostpolder.

Procesverloop

Bij besluit van 13 juli 2012 heeft de raad een verzoek van [appellant] op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) afgewezen.

Bij besluit van 24 januari 2013 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij mondelinge uitspraak van 31 oktober 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Het proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 mei 2014, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. K.A. Faber, advocaat te Heerenveen, en de raad, vertegenwoordigd door D. Kattenberg, werkzaam bij de gemeente, en mr. V.A. Textor, advocaat te Arnhem, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wob kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.

Ingevolge artikel 7, tweede lid, aanhef en onder b, verstrekt het bestuursorgaan de informatie in de door de verzoeker verzochte vorm, tenzij de informatie reeds in een andere, voor de verzoeker gemakkelijk toegankelijke vorm voor het publiek beschikbaar is.

Ingevolge artikel 23, vierde lid, van de Gemeentewet wordt van een vergadering met gesloten deuren een afzonderlijk verslag opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de raad anders beslist.

Ingevolge het vijfde lid maakt de raad de besluitenlijst van zijn vergaderingen op de in de gemeente gebruikelijke wijze openbaar. De raad laat de openbaarmaking achterwege voor zover het aangelegenheden betreft ten aanzien waarvan op grond van artikel 25 geheimhouding is opgelegd of ten aanzien waarvan openbaarmaking in strijd is met het openbaar belang.

Ingevolge artikel 83, vierde lid, is artikel 23, eerste tot en met vierde lid, van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de vergadering van een door de raad ingestelde bestuurscommissie.

2. Op 2 juli 2012 heeft [appellant] de raad verzocht om de volledige tekstbestanden van hetgeen is besproken tijdens de op video vastgelegde vergaderingen die de raad en de raadscommissies sinds 1 januari 2012 hebben gehouden.

Bij het in bezwaar gehandhaafde besluit van 13 juli 2012 heeft de raad het verzoek afgewezen, omdat er geen tekstbestanden van de desbetreffende vergaderingen bestaan. Volgens de raad is er geen wettelijke plicht om woordelijke verslagen te maken van de raadsvergaderingen en is hij niet gehouden de videoverslagen om te zetten in geschreven tekst, gelet op de tijd en kosten die daarmee zijn gemoeid.

3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte de raad in diens standpunt is gevolgd en tot het oordeel is gekomen dat de raad de afwijzing van zijn verzoek terecht heeft gehandhaafd. Daartoe wijst hij erop dat de raad ingevolge artikel 23 van de Gemeentewet verplicht is om notulen te maken van de vergaderingen en derhalve de gevraagde informatie op schrift behoort te hebben. De videoverslagen kunnen volgens [appellant] op eenvoudige wijze worden omgezet in een schriftelijk verslag. Dat dit een grote werklast met zich brengt, kan volgens hem geen reden zijn om het verzoek af te wijzen, te meer niet nu de raad ingevolge artikel 7, tweede lid, van de Wob rekening moet houden met zijn voorkeur voor de wijze van verstrekking van de gevraagde informatie. [appellant] wijst er voorts op dat doven en slechthorenden anders niet van de informatie kunnen kennisnemen. Hij stelt zelf beperkt te zijn door het syndroom van Asperger, hetgeen voor de raad aanleiding had moeten zijn om zijn belang om de informatie op schrift te verkrijgen doorslaggevend te achten.

3.1. De raad informeert de burgers over hetgeen tijdens de vergaderingen is besproken door het maken van video-opnamen van de vergaderingen en plaatsing daarvan op de gemeentelijke website. De videoverslagen zijn daarmee openbaar gemaakt in de zin van de Wob. Het verzoek van [appellant] strekt tot openbaarmaking van tekstbestanden met woordelijke verslagen van vergaderingen die de raad en bestuurscommissies sinds 1 januari 2012 hebben gehouden. Daarmee heeft [appellant] verzocht om andere documenten dan de reeds openbaargemaakte videoverslagen.

Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer uitspraak van 30 mei 2007 in zaak nr. 200608265/1), is het, wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust. Uit artikel 23 en artikel 83, vierde lid, van de Gemeentewet kan, zoals de rechtbank met juistheid heeft overwogen, geen verplichting worden afgeleid om verslagen van openbare raadsvergaderingen op te maken, aangezien de verslagen van vergaderingen met gesloten deuren ingevolge het vierde lid van artikel 23 van de Gemeentewet in beginsel niet openbaar worden gemaakt en van openbare vergaderingen ingevolge het vijfde lid van voormelde bepaling slechts de besluitenlijst openbaar dient te worden gemaakt. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de rechtbank dan ook terecht geen reden gezien om te oordelen dat de mededeling van de raad dat de gevraagde tekstbestanden niet bestaan, ongeloofwaardig voorkomt. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de door hem gevraagde tekstbestanden wel onder de raad berusten.

Artikel 7, tweede lid, van de Wob verplicht een bestuursorgaan weliswaar informatie in de door de verzoeker verzochte vorm te verstrekken, maar in dit geval is niet aan de orde op welke wijze een bestaand document moet worden verstrekt, nu om een ander, niet-bestaand document is verzocht. Voormelde bepaling strekt niet zover dat een bestuursorgaan gehouden is om een document op te stellen en te verstrekken indien het verzochte document niet bestaat. Steun hiervoor wordt gevonden in de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling, waarin is toegelicht dat uit artikel 7 van de Wob geen verplichting voor het bestuursorgaan voortvloeit om informatie te bewerken teneinde te voldoen aan een verzoek om informatie. Genoemde wet is van toepassing op bij de overheid berustende documenten en impliceert geen bewerkingsplicht (Kamerstukken II 2004/05, 29 877, nr. 3, blz. 10). Derhalve heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de raad niet is gehouden de videoverslagen om te zetten in tekstbestanden.

Het betoog faalt.

4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. B.P. Vermeulen en mr. H. Bolt, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.S. Vreken-Westra, ambtenaar van staat.

w.g. Van Altena w.g. Vreken-Westra
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2014

434-805.