Uitspraak 201310146/1/A1


Volledige tekst

201310146/1/A1.
Datum uitspraak: 23 juli 2014

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de vereniging Vereniging Tien voor Texel, gevestigd te Den Burg, gemeente Texel,
appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 26 september 2013 in zaak nr. 12/2153 in het geding tussen:

Tien voor Texel

en

het college van burgemeester en wethouders van Texel.

Procesverloop

Bij besluit van 17 februari 2010 heeft het college het verzoek van Tien voor Texel om handhavend optreden tegen het in strijd met het bestemmingsplan exploiteren van een transportbedrijf/mesthandel met de aanwezigheid van een mestzak op het perceel De Zeshonderd 9 te Oudeschild (hierna: het perceel) afgewezen.

Bij besluit van 3 augustus 2010 heeft het college het door Tien voor Texel daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 13 juni 2012 heeft de rechtbank Alkmaar het daartegen door Tien voor Texel ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 3 augustus 2010 vernietigd en het college opgedragen om binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van de uitspraak.

Bij besluit van 6 september 2012 heeft het college, opnieuw beslissend op de bezwaren van Tien voor Texel, het bezwaar tegen het besluit van 17 februari 2010 opnieuw ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 26 september 2013 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het door Tien voor Texel daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 6 september 2012 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft Tien voor Texel hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Tien voor Texel heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 mei 2014, waar Tien voor Texel, vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door mr. A.H. Jonkhoff, advocaat te Haarlem, en het college, vertegenwoordigd door mr. C.H. Witte, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Ter zitting zijn voorts [belanghebbenden] verschenen.

Overwegingen

1. Niet is geschil is dat op het perceel in strijd met het bestemmingsplan "Buitengebied Texel" een transportbedrijf/mesthandel met de aanwezigheid van een mestzak werd geëxploiteerd. Het college is bevoegd daartegen handhavend op te treden.

2. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.

3. Het college heeft afgezien van handhavend optreden, omdat het van mening is dat ten tijde van het besluit van 6 september 2012 concreet zicht op legalisering bestond. De rechtbank heeft in de uitspraak van 26 september 2013 overwogen dat ten tijde van het besluit van 6 september 2012 geen concreet zicht op legalisering bestond en heeft dat besluit vernietigd. De rechtbank heeft echter aanleiding gezien de rechtsgevolgen van dat besluit in stand te laten, omdat ter zitting van de rechtbank is vastgesteld dat op 12 juni 2013 een nieuw bestemmingsplan "Buitengebied Texel 2013" (hierna: het bestemmingsplan) was vastgesteld waarin de exploitatie van het bedrijf en de aanwezigheid van de mestzak mogelijk worden gemaakt.

4. Tien voor Texel betoogt dat de rechtbank ten onrechte de rechtsgevolgen van het besluit van 6 september 2012 in stand heeft gelaten. Daartoe voert zij aan dat de rechtbank ten onrechte niet heeft onderzocht of het op 12 juni 2013 vastgestelde bestemmingsplan in stand zou kunnen blijven. Volgens Tien voor Texel heeft de Afdeling in de uitspraak van 4 januari 2012 (zaak nr. 201100570/1/R1) overwogen dat een bestemmingsplan dat op het perceel een mesthandel toestaat in strijd is met artikel 28 van de Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie van Noord-Holland die 21 juni 2010 door Provinciale Staten is vastgesteld (hierna: de verordening) en op 1 november 2010 in werking is getreden. Ook ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan stond artikel 28 van de Verordening nog aan de vestiging van een mesthandel op het perceel in de weg, aldus Tien voor Texel.

4.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in onder meer de uitspraak van 6 februari 2013 in zaak nr. 201207372/1/A1 en 201207373/1/A1, is om concreet zicht op legalisering aan te nemen in verband met de komst van een nieuw bestemmingsplan ten minste vereist dat een ontwerpbestemmingsplan ter inzage is gelegd, waarbinnen het gebruik, waar het handhavingsverzoek op ziet, past. In dat geval bestaat echter evenmin concreet zicht op legalisering, indien op voorhand duidelijk is dat het ontwerpplan geen rechtskracht zal verkrijgen. Dat het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan mogelijk kan worden vernietigd, is onvoldoende om dat aan te nemen.

In een procedure als de onderhavige bestaat er derhalve enige ruimte voor een beoordeling van het bestemmingsplan, maar uitsluitend in die zin of op voorhand duidelijk is dat het geen rechtskracht zal verkrijgen. De rechtbank heeft bij die beoordeling ten onrechte niet de door Tien voor Texel aangehaalde uitspraak van de Afdeling van 4 januari 2012 betrokken.

Het betoog slaagt.

5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd voor zover de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 6 september 2012 in stand heeft gelaten. De Afdeling zal onderzoeken of er thans aanleiding bestaat om de rechtsgevolgen van het door de rechtbank vernietigde besluit van 6 september 2012 in stand te laten.

6. Niet in geschil is dat het bestemmingsplan de exploitatie van het bedrijf en de aanwezigheid van de mestzak toelaat. Het bestemmingsplan is inmiddels - anders dan ten tijde van de uitspraak van de rechtbank het geval was - in werking getreden. Het betwiste gebruik is derhalve niet langer in strijd met het geldende bestemmingsplan. Gelet hierop zal de Afdeling bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 6 september 2012 geheel in stand blijven.

7. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 26 september 2013 in zaak nr. 12/2153, voor zover de rechtbank de rechtsgevolgen van het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Texel van 6 september 2012, kenmerk 12.UP10706 in stand heeft gelaten;

III. bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven;

IV. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Texel tot vergoeding van bij de vereniging Vereniging Tien voor Texel in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.016,12 (zegge: duizendzestien euro en twaalf eurocent), waarvan € 974,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

V. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Texel aan de vereniging Vereniging Tien voor Texel het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 478,00 (zegge: vierhonderdachtenzeventig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. J. Hoekstra en mr. G.M.H. Hoogvliet, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van staat.

w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Soede
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2014

270-724.