Uitspraak 201309201/1/A1


Volledige tekst

201309201/1/A1.
Datum uitspraak: 18 juni 2014

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Via Vastgoed B.V., gevestigd te ‘s-Hertogenbosch, en van
2. de commanditaire vennootschap C&A Nederland C.V., gevestigd te Amsterdam, en anderen.

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Roermond van 23 augustus 2013 in zaken nrs. 13/1857 en 13/1856 in het geding tussen:

Via Vastgoed
C&A en anderen

en

het college van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren.

Procesverloop

Bij besluit van 15 mei 2013 heeft het college aan Aldi Vastgoed B.V. omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een supermarkt op een perceel aan de Palmbrugweg te Echt (hierna: het perceel).

Bij uitspraak van 23 augustus 2013 heeft de voorzieningenrechter het door Via Vastgoed en C&A en anderen daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben Via Vastgoed en C&A en anderen hoger beroep ingesteld.

Via Vastgoed en C&A en anderen hebben nadere stukken ingediend.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Aldi Vastgoed heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld, een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 februari 2014, waar Via Vastgoed, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. W.G.B. van de Ven, advocaat te Den Bosch, C&A en anderen, vertegenwoordigd door mr. W.G.B. van de Ven, advocaat te Den Bosch, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.J.H. Siega-Gulikers en
M.P.M. Jansen, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord Aldi Vastgoed, vertegenwoordigd door mr. J.H. Meijer, advocaat te Arnhem.

Overwegingen

1. Het project voorziet in de bouw van een Aldi-supermarkt met een omvang van 1.229 m² op het bedrijventerrein "De Loop", dat is gelegen buiten het kernwinkelgebied en de randzone. Na realisering van het bouwplan zal de huidige Aldi-supermarkt aan het Ursulinenplein in het centrum van Echt naar onderhavige locatie verplaatsen.

2. Via Vastgoed is eigenaar van het nabij onderhavige locatie in de randzone gelegen perceel Zuiderpoort 31 waar zij winkelruimte verhuurt aan onder meer supermarkt Emté. C&A en anderen zijn eigenaren en huurders van bebouwing in het kernwinkelgebied.

3. Via Vastgoed en C&A en anderen betogen dat de voorzieningenrechter hun beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daartoe voeren zij aan dat de omgevingsvergunning is verleend aan Aldi Vastgoed en Aldi Vastgoed daarmee een rechtstreekse concurrent is van iedere andere winkeleigenaar in de kern Echt die actief is in hetzelfde verzorgingsgebied, te weten de kern Echt, en marktsegment, te weten de verhuur of verkoop van winkelruimte. Via Vastgoed en C&A en anderen stellen zich op het standpunt dat de verhuurbaarheid en verkoopwaarde van hun winkelpanden in het centrumgebied en de randzone van Echt verder zal afnemen als gevolg van de toename van het beschikbare winkelvloeroppervlak in de kern Echt door het bouwplan. Via Vastgoed en C&A en anderen stellen verder dat voor zover op grond van de verleende omgevingsvergunning het gebruik van de nieuw te bouwen winkelruimte beperkt blijft tot supermarkt, het besluit in ieder geval het belang van Via Vastgoed raakt die haar pand in de randzone rond het centrum van Echt eveneens als supermarkt verhuurt. Via Vastgoed en C&A en anderen voeren voorts aan dat zij door de omgevingsvergunning in hun belangen worden geraakt, omdat het vertrek van de Aldi uit het centrum naar de nieuw te ontwikkelen locatie een toename van de leegstand tot gevolg heeft. Volgens Via Vastgoed en C&A en anderen zijn zij bovendien belanghebbenden gelet op het nabijheidscriterium en, in het geval van Via Vastgoed, eveneens het zichtcriterium.

3.1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

3.2. Het pand op het perceel Zuiderpoort 31 dat Via Vastgoed in eigendom heeft is gelegen op ongeveer 85 m van de supermarkt waarin het project voorziet. Mede gelet op de aard en omvang van de ruimtelijke ontwikkelingen die met het project mogelijk worden gemaakt, is de Afdeling van oordeel dat de belangen van Via Vastgoed reeds hierom rechtstreeks bij de omgevingsvergunning zijn betrokken.

Gelet op het vorenstaande dient Via Vastgoed te worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, nu haar belang rechtstreeks bij het bestreden besluit is betrokken. De voorzieningenrechter heeft dat niet onderkend.

3.3. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 2 maart 2011 in zaak nr. 201005423/1/R3) is onder meer degene wiens concurrentiebelang rechtstreeks is betrokken bij een besluit, belanghebbende. Dit geldt ongeacht de vraag welke rol het concurrentiebelang bij het nemen van dit besluit inhoudelijk mag spelen. Teneinde als concurrent te kunnen worden aangemerkt, dienen C&A en anderen activiteiten te ontplooien binnen hetzelfde marktsegment en in hetzelfde verzorgingsgebied als de voorziene supermarkt. C&A en anderen zijn enerzijds dienstverleners en ondernemers die verschillende soorten bedrijven in het kernwinkelgebied exploiteren en anderzijds bewoners van woningen in het kernwinkelgebied. De bedrijven kunnen worden onderscheiden in diverse groepen. C&A, Blokker, Intertoys, Xenos, Jan Vos Optiek, bakkerij Jos Wijnands en bakkerij Clout zijn bedrijven in de detailhandel. Fysiotherapie Kim Jessen, Haartuin Chris en Hairstyling Wim richten zich op de dienstverlening en Eethuis de Plats, Café Bravoure en Grillroom Sphinx kunnen worden aangemerkt als kleinschalige horecabedrijven.

Vast staat dat de hiervoor genoemde bedrijven in de detailhandel en dienstverlening en de kleinschalige horecabedrijven niet werkzaam zijn in hetzelfde marktsegment als de in het project voorziene supermarkt, zodat geen sprake is van een concurrentiebelang dat rechtstreeks is betrokken bij de onderhavige omgevingsvergunning. Voorts is niet gebleken dat de bewoners activiteiten ontplooien binnen hetzelfde marktsegment. De voorzieningenrechter heeft verder terecht overwogen dat het rechtsgevolg van de omgevingsvergunning van 15 mei 2013 de nieuwbouw en vestiging van Aldi aan de Palmbrugweg is en niet het vertrek van Aldi uit het centrum van Echt. De door C&A en anderen gevreesde leegstand als gevolg van het vertrek van de Aldi uit het centrum is geen direct noodzakelijk gevolg van de omgevingsvergunning, zodat de voorzieningenrechter terecht tot het oordeel is gekomen dat hieraan geen rechtstreeks bij de omgevingsvergunning betrokken belang kan worden ontleend. De afstand tussen de desbetreffende woningen en winkelpanden van C&A en anderen van 400-500 m is, wat daar verder van zij, voorts te groot om enkel daaraan een rechtstreeks bij de omgevingsvergunning betrokken belang te ontlenen.

3.4. Uit hetgeen hiervoor onder 3.2. is overwogen volgt dat het betoog ten aanzien van Via Vastgoed slaagt.

4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover het beroep van Via Vastgoed niet-ontvankelijk is verklaard. De aangevallen uitspraak dient voor het overige te worden bevestigd.

5. De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:116 van de Algemene wet bestuursrecht de zaak zonder terugwijzing af te doen, nu die naar haar oordeel geen verdere behandeling van de rechtbank behoeft.

6. Via Vastgoed heeft ter zitting het betoog dat de omgevingsvergunning in strijd met artikel 6.14 van het Besluit omgevingsrecht is verleend ingetrokken.

7. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo), is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:

a. het bouwen van een bouwwerk,

c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.

Ingevolge artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder b, wordt, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, de omgevingsvergunning geweigerd indien de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden het naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk maken dat het bouwen van een bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld bij de bouwverordening.

Ingevolge dat artikel, aanhef en onder c, wordt, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, de omgevingsvergunning geweigerd indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan.

Ingevolge het tweede lid wordt in gevallen als bedoeld in het eerste lid, onder c, de aanvraag mede aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en wordt de vergunning slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.

Ingevolge artikel 2.12 kan, indien de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, de omgevingsvergunning slechts worden verleend:

a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan:

1˚ met toepassing van de in het bestemmingsplan opgenomen regels inzake afwijking,

2˚ in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of

3˚ indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.

Ingevolge artikel 5.20 van het Besluit omgevingsrecht (hierna: het Bor) zijn, voor zover de omgevingsvergunning wordt verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de wet, de artikelen 3.1.2, 3.1.6 en 3.3.1, eerste lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) van overeenkomstige toepassing.

Ingevolge artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro voldoet de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, aan de volgende voorwaarden:

a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;

b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;

c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Ingevolge artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder h, wordt in het Bro en de daarop berustende bepalingen onder bestaand stedelijk gebied verstaan: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.

Ingevolge artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, wordt in het Bro en de daarop berustende bepalingen onder een stedelijke ontwikkeling verstaan: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

8. Het project is in strijd met de ingevolge het bestemmingsplan "Bedrijventerrein De Loop" op het perceel rustende bestemming "Bedrijfsdoeleinden met perifere detailhandel". Het college heeft voor het bouwplan omgevingsvergunning verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3˚, van de Wabo.

9. Via Vastgoed betoogt dat de omgevingsvergunning in strijd is met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro is verleend. Daartoe voert zij aan dat het college het project ten onrechte niet heeft getoetst aan artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro. Volgens Via Vastgoed heeft het college in de ruimtelijke onderbouwing niet inzichtelijk gemaakt dat sprake is van een actuele regionale behoefte als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, aanhef en onder a, van het Bro en is het ten onrechte evenmin is ingegaan op het bepaalde onder b en c van dat artikel.

9.1. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat het project geen nieuwe detailhandelslocatie betreft, maar slechts een andere vorm van detailhandel op een bestaande locatie mogelijk maakt, zodat geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro. Het college wordt hierin niet gevolgd. De omgevingsvergunning is verleend voor een supermarkt op een deel van een bestaand bedrijventerrein waar zich nog geen bebouwing bevindt. Dat het perceel is gelegen in bestaand stedelijk gebied, maakt, anders dan het college aanvoert, echter niet dat het project geen nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6., tweede lid, van het Bro betreft.

Nu het project voorziet in een functiewijziging van "Bedrijfsdoeleinden met perifere detailhandel" naar een grootschalige detailhandelsvoorziening die mogelijk wordt gemaakt door de bouw van een nieuwe supermarkt, dient het project te worden aangemerkt als nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, gelezen in samenhang met artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro. Dit betekent dat het college het besluit van 15 mei 2013 diende te motiveren aan de hand van de stappen als bedoeld in voormeld artikel. In de ruimtelijke onderbouwing noch het rapport van Seinpost Adviesbureau "Aldi-supermarkt Echt, Ruimtelijk-economisch onderzoek naar de verplaatsing van Aldi-supermarkt in Echt" van april 2012, waarnaar in de ruimtelijke onderbouwing is verwezen, is ingegaan op artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro. Het besluit van 15 mei 2013 is dan ook in strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro tot stand gekomen.

Het betoog slaagt.

10. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van Via Vastgoed tegen het besluit van 15 mei 2013 alsnog gegrond verklaren en dat besluit vernietigen wegens strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro.

11. De Afdeling zal, gelet op artikel 8:41a van de Awb, nagaan of de rechtsgevolgen in stand kunnen blijven.

12. Het college is in het verweerschrift in beroep alsnog op artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro ingegaan waarbij het heeft verwezen naar het voornoemde rapport van Seinpost van april 2012, alsmede de ruimtelijke onderbouwing. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat er, gelet op de sterke supermarktstructuur die niet wijzigt door de realisering van het bouwplan, een hoge koopkrachtbinding is van de inwoners van Echt en dat er ook een relatief grote toevloeiing uit de omgeving is. Verder heeft het college er op gewezen dat het niet om een nieuwvestiging maar om de verplaatsing van een bestaande supermarkt gaat met een marginale uitbreiding van het vloeroppervlak. Het college heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat een locatie aan bepaalde randvoorwaarden ten aanzien van de omvang, laad- en losruimte en parkeergelegenheid moet voldoen om geschikt te zijn voor onderhavige ontwikkeling en dat die locaties binnen het kernwinkelgebied en de randzone blijkens het rapport van Seinpost en een door Aldi uitgevoerd alternatievenonderzoek niet beschikbaar zijn. Nu onderhavige locatie binnen bestaand stedelijk gebied is gelegen en het kernwinkelgebied en de randzone geen mogelijkheden bieden voor het verlenen van medewerking aan de beoogde ontwikkeling, is volgens het college voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1.6, tweede lid, aanhef en onder a en b, van het Bro en wordt niet aan het bepaalde onder c toegekomen.

12.1. Het door Via Vastgoed aangevoerde biedt onvoldoende grond voor het oordeel dat het college in beroep niet alsnog heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro en het zich daarbij niet heeft mogen baseren op het rapport van Seinpost. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat het bouwplan de verplaatsing van een bestaande supermarkt betreft, met een marginale uitbreiding van het vloeroppervlak en dat het standpunt van het college dat er, gelet op de sterke supermarktstructuur die niet wijzigt door de realisering van het bouwplan, een hoge koopkrachtbinding is van de inwoners van Echt en dat er ook een relatief grote toevloeiing uit de omgeving is, door Via Vastgoed niet is betwist. Daarmee heeft het college voldoende inzichtelijk gemaakt dat het project voorziet in een actuele regionale behoefte, als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, onder a, van het Bro. Het college heeft voorts, gelet op het bepaalde in artikel 3.1.6, tweede lid, aanhef en onder b, van het Bro, inzichtelijk gemaakt dat onderhavige locatie binnen bestaand stedelijk gebied is gelegen en binnen het bestaand stedelijk gebied, gelet op de randvoorwaarden ten aanzien van de omvang, laad- en losruimte en parkeergelegenheid, geen andere geschikte locaties voor het project beschikbaar zijn. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het college heeft toegelicht dat tussen 2005 en 2010 gesprekken hebben plaatsgevonden over de locatie van Via Vastgoed in de randzone aan de Zuiderpoort, die thans wordt verhuurd aan Emté, tussen Aldi Vastgoed en de toenmalige eigenaar, maar dat deze locatie niet geschikt bleek onder meer gelet op de beschikbare ruimte. Via Vastgoed heeft haar stelling dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat binnen het kernwinkelgebied en de randzone geen geschikte locaties beschikbaar zijn niet met bewijsstukken gestaafd. De enkele stelling van Via Vastgoed dat dat zij van de makelaar van het huidige pand van de Aldi heeft vernomen dat er mogelijkheden zijn tot uitbreiding van het winkelvloeroppervlak op die locatie biedt, wat daar verder van zij, onvoldoende aanknopingspunten dat het standpunt van het college onjuist is.

Gelet op het voorgaande, heeft het college in beroep alsnog de actuele regionale behoefte, alsmede de invulling daarvan in bestaand stedelijk gebied voldoende inzichtelijk gemaakt en heeft het daarmee voldoende gemotiveerd dat het project voldoet aan de eisen die artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro stelt. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat de gemeente blijkens de omgevingsvergunning een inspanningsverplichting is overeengekomen met Aldi Vastgoed, de verhuurder van het pand aan het Ursulinenplein waar Aldi thans is gevestigd, en de eigenaar van dit pand teneinde het pand opnieuw te verhuren.

13. Via Vastgoed heeft betoogd dat de omgevingsvergunning in strijd is met de Structuurvisie Echt-Susteren 2025 (hierna: Structuurvisie). Via Vastgoed wijst er op dat het uitgangspunt in de Structuurvisie is dat detailhandel in het kernwinkelgebied gevestigd moet worden en dat alvorens wordt toegekomen aan een vestiging op een gdv-pdv (grootschalige detailhandelsvestiging-perifere detailhandelsvestiging)-locatie, als de onderhavige, aantoonbaar geen ruimte beschikbaar moet zijn in het kernwinkelgebied of de randzone. Verder wijst Via Vastgoed er op dat een supermarkt niet op een gdv-pdv locatie thuishoort, tenzij het om een verplaatser uit het kernwinkelgebied gaat. In het geval van verplaatsing volgt uit de Structuurvisie dat op de huurder en verhuurder van het leegkomende pand een meer dan aantoonbare inspanningsverplichting rust om aan de leegkomende winkelruimte in het kernwinkelgebied c.q. de randzone een kwalitatief duurzame herinvulling te geven. Volgens Via Vastgoed is ten onrechte geen onderzoek gedaan naar de mogelijkheid om leegstaande commerciële ruimten in het kernwinkelgebied te benutten. Volgens haar is voorts niet voldaan aan de inspanningsverplichting en is er geen onderzoek gedaan naar reële invullingsmogelijkheden voor de huidige locatie van de Aldi aan het Ursulinenplein.

13.1. Het door Via Vastgoed aangevoerde biedt onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat er strijd is met de Structuurvisie. Het college heeft onder verwijzing naar het rapport van Seinpost van april 2012 en de ruimtelijke onderbouwing voldoende gemotiveerd dat dat er geen geschikte locaties beschikbaar zijn in het kernwinkelgebied of de randzone van Echt. In het rapport van Seinpost is voorts ingegaan op de herinvulling van het pand aan het Ursulinenplein en zijn suggesties gedaan voor deze herinvulling. Voorts wordt de tussen de gemeente, Aldi Vastgoed, de verhuurder en de eigenaar van het pand overeengekomen inspanningsverplichting in aanmerking genomen.

Aldi Vastgoed heeft ter onderbouwing daarvan in beroep haar brief van 18 juli 2013 aan de gemeente en twee offertes met betrekking tot de bemiddeling bij de verhuur van het pand overgelegd. In de brief van 18 juli 2013 zijn de met de gemeente gemaakte afspraken neergelegd die er op neer komen dat een makelaar zal worden ingeschakeld om een nieuwe huurder te vinden zodra er een opleveringsdatum bekend is en een leegstandsbeheerder zal worden ingeschakeld, indien niet direct een nieuwe huurder kan worden gevonden. Via Vastgoed heeft niet gemotiveerd betwist dat Aldi Vastgoed niet aan deze afspraken zal voldoen.

Het betoog faalt.

14. Via Vastgoed heeft betoogd dat de omgevingsvergunning in strijd is met het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (hierna: POL). Via Vastgoed stelt zich op het standpunt dat de vestiging van detailhandelsfuncties op bedrijventerreinen in strijd is met het POL.

14.1. In het POL, vastgesteld door provinciale staten op 22 september 2006, is regionaal locatiebeleid opgenomen voor bedrijven en voorzieningen. In het POL staat onder meer dat er een goede balans dient te zijn tussen de winkelvoorzieningen in de binnenstad, de verzorgingsstructuur van wijken en buurten en grootschalige detailhandel op perifeer gelegen stedelijke dienstenterreinen.

De Afdeling overweegt dat het college bij het verlenen van een omgevingsvergunning niet aan het provinciale beleid is gebonden. Wel dient hij daarmee rekening te houden, hetgeen betekent dat dit beleid in de belangenafweging dient te worden betrokken. Het college heeft het POL ook bij de besluitvorming betrokken en gemotiveerd uiteengezet waarom dat niet aan verlening van de omgevingsvergunning in de weg staat. Daarbij is van belang dat, anders dan Via Vastgoed betoogt, het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de kern Echt is gelegen binnen de stadsregio Roermond en dat voorts uit het POL niet volgt dat detailhandelsfuncties op bedrijventerreinen niet zijn toegestaan. Hoewel in § 5.3.2. is vermeld dat op bedrijventerreinen, met uitzondering van een aantal categorieën, geen detailhandelsfuncties thuishoren blijkt uit dezelfde paragraaf dat dit uitgangspunt onderdeel uitmaakt van de voorkeursmilieus die de provincie hanteert voor de vestiging van bepaalde soorten bedrijven en voorzieningen en dat maatwerk, inspelend op de specifieke regionale situaties, mogelijk blijft.

Het betoog faalt.

15. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen onder 12.1, 13.1 en 14.1, zal de Afdeling met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven.

16. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Roermond van 23 augustus 2013 in zaken nrs. 13/1857 en 13/1856 voor zover het beroep van Via Vastgoed niet-ontvankelijk is verklaard;

III. verklaart het bij de rechtbank door Via Vastgoed ingestelde beroep gegrond;

IV. bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;

V. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren van 15 mei 2013, kenmerk OVX 836/Verseon 173476;

VI. bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven;

VII. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Via Vastgoed B.V. in verband met de behandeling van het beroep en hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.948,00 (zegge: negentienhonderdachtenveertig euro);

VIII. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Via Vastgoed B.V. het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 956,00 (zegge: negenhonderdzesenvijftig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. J. Kramer en mr. D.J.C. van den Broek, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Kos, ambtenaar van staat.

w.g. Van Buuren w.g. Kos
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2014

580.