Uitspraak 201308863/1/R3


Volledige tekst

201308863/1/R3.
Datum uitspraak: 14 mei 2014

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante], gevestigd te Roosendaal,

en

de raad van de gemeente Roosendaal,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 26 juni 2013, kenmerk SSC/2013-41, heeft de raad het bestemmingsplan "Westrand" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellante] heeft nadere stukken ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 maart 2014, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. S. Oord, en de raad, vertegenwoordigd door I. Kraus en mr. J.C.P.J.M. Vergouwen, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

2. [appellante], die een bedrijf in reparatie en verkoop van landbouwmachines exploiteert, komt in beroep tegen de aanduiding "bouwvlak" voor het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" aan de Burgemeester Freijterslaan in Roosendaal. Volgens haar voorziet het plandeel in bebouwing op een te korte afstand van haar bedrijfsperceel en zij vreest te worden beperkt in haar bedrijfsvoering. [appellante] betoogt dat de raad ten onrechte heeft volstaan met de stelling dat de mogelijkheden uit het vorige plan zijn overgenomen en dat het voorliggende plan conserverend is van aard. Nu de mogelijkheden in het vorige plan niet zijn benut, diende de raad een nieuwe afweging te maken. Voorts heeft de raad zich volgens [appellante] bij de vaststelling van het plan ten onrechte gebaseerd op de verleende omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen (hierna: omgevingsvergunning), omdat deze ten tijde van de vaststelling van het bestreden besluit nog niet onherroepelijk was. [appellante] bestrijdt het standpunt van de raad dat het plandeel niet voorziet in geluidgevoelige functies.

3. De raad stelt dat gelet op het conserverend karakter van het plan de bestemmingen en bouwmogelijkheden uit het vorige plan zijn overgenomen. De richtafstanden van de Brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging Nederlandse Gemeenten uit 2009 (hierna: VNG-brochure) kunnen hier volgens de raad niet worden toegepast, omdat de ontwikkeling waarin het plandeel voorziet reeds onder het vorige plan was toegestaan. Voorts is reeds een omgevingsvergunning verleend voor een woonvoorziening voor chronisch drugsverslaafden. Een dergelijke voorziening is volgens de raad in de wetgeving niet aangemerkt als geluidgevoelige functie.

4. Het door [appellante] bestreden plandeel is het enige plandeel aan de Burgemeester Freijterslaan waaraan de bestemming "Maatschappelijk" is toegekend. Voorts is aan dit plandeel de aanduiding "bouwvlak" toegekend.

Ingevolge artikel 14, lid 14.1, van de planregels zijn de voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden bestemd voor:

a. bibliotheken, gezondheidszorg, jeugd- / kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening, verenigingsleven, (woon)zorg en welzijn;

(…)

g. bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, groen en water.

Ingevolge lid 14.2, onder 14.2.2, aanhef en sub a, geldt voor het bouwen van gebouwen dat gebouwen uitsluitend ter plaatse van het zodanig aangegeven bouwvlak zijn toegestaan.

5. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in onder meer haar uitspraak van 21 mei 2003 in zaak nr. 200203644/1 is een rechtsgeldige bouwvergunning (thans: omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen) een bestaand recht waaraan bij de vaststelling van een bestemmingsplan in beginsel niet voorbij kan worden gegaan. De Afdeling overweegt dat onder omstandigheden evenwel aanleiding kan bestaan een bestemmingsplan niet in overeenstemming met een verleende bouwvergunning vast te stellen. Voorts betekent het enkele gegeven dat in het vorige plan dezelfde bestemming met vergelijkbare bouwmogelijkheden waren toegekend, niet dat in het geheel geen betekenis hoeft te worden toegekend aan de mogelijke gevolgen van het opnieuw toekennen van deze bouwmogelijkheden voor de bedrijfsvoering van [appellante]. Daarbij is in dit geval van belang dat het college van burgemeester en wethouders van Roosendaal ingevolge de planvoorschriften van het vorige plan bevoegd waren om bij het verlenen van een bouwvergunning nadere afstandseisen te stellen, indien dit noodzakelijk was ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken. Dat de VNG-brochure volgens de raad niet van toepassing is, omdat het vorige plan voorzag in dezelfde bouwmogelijkheden, ontslaat de raad, wat hier ook van zij, niet van de plicht om in het kader van een goede ruimtelijke ordening de gevolgen van het opnieuw toekennen van de onbenutte bouwmogelijkheden uit het vorige plan te onderzoeken.

Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad er geen blijk van gegeven zich ervan te hebben vergewist of in redelijkheid een doorslaggevend belang kan worden toegekend aan het vasthouden van de in het vorige plan toegekende bouwmogelijkheden en de op basis van het vorige plan verleende, maar nog niet onherroepelijke, omgevingsvergunning. Daartoe is het volgende van belang. Ter zitting is door partijen toegelicht dat de gronden binnen het door [appellante] bestreden plandeel thans onbebouwd zijn. Voorts is ter zitting vast komen te staan dat de kortste afstand tussen het bestemmingsvlak van het bedrijf van [appellante] en het bouwvlak binnen het door hem bestreden plandeel ongeveer 13 m is. Niet in geschil is dat het bedrijf van [appellante] valt onder milieucategorie 3.2 en dat voor bedrijven in deze categorie ingevolge de VNG-brochure een richtafstand geldt van 50 m. Aan deze afstand kan niet worden voldaan. Volgens [appellante] en de raad kan met dit bouwvlak evenmin worden voldaan aan de normen die volgen uit het Activiteitenbesluit, waar het bedrijf van [appellante] onder valt. Zoals de raad ter zitting heeft erkend, maakt de bestemming "Maatschappelijk" geluidgevoelige objecten mogelijk, waaronder de vergunde woonvoorziening voor chronisch drugsverslaafden. Daargelaten de vraag of alle in het plan voorziene objecten geluidgevoelig zijn in de zin van de van toepassing zijnde wetgeving, kan het wel aangewezen zijn deze in het kader van een goede ruimtelijke ordening als geluidgevoelig aan te merken en akoestisch onderzoek te verrichten. Niet is echter gebleken dat de gevolgen van de bouwmogelijkheden in het plan voor het bedrijf van [appellante], vanwege de mogelijke geluidoverlast op de in het plan mogelijk gemaakte geluidgevoelige objecten, in kaart zijn gebracht. Gelet op het voorgaande moet worden geoordeeld dat het plan in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. Het betoog slaagt.

6. In hetgeen [appellante] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit voor zover dat ziet op de vaststelling van de aanduiding "bouwvlak" voor het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" aan de Burgemeester Freijterslaan is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.

De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb de raad op te dragen om voor het vernietigde planonderdeel met inachtneming van deze uitspraak een nieuw plan vast te stellen en zal daartoe een termijn stellen.

7. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het beroep gegrond;

II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Roosendaal van 26 juni 2013, kenmerk SSC/2013-41, voor zover het betreft de vaststelling van de aanduiding "bouwvlak" voor het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" aan de Burgemeester Freijterslaan in Roosendaal;

III. draagt de raad van de gemeente Roosendaal op om binnen 26 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;

IV. veroordeelt de raad van de gemeente Roosendaal tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 974,00 (zegge: negenhonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

V. gelast dat de raad van de gemeente Roosendaal aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 318,00 (zegge: driehonderdachttien euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van staat.

w.g. Van Diepenbeek w.g. Boermans
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 14 mei 2014

429-653.