Uitspraak 201309329/1/R6


Volledige tekst

201309329/1/R6.
Datum uitspraak: 5 maart 2014

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Heerenstede Spaarnewoude B.V. en Exploitatie Golfbaan Spaarnwoude B.V., beide gevestigd te Amsterdam (hierna: HS B.V. en EGS B.V.),
appellanten,

en

1. het algemeen bestuur van het Recreatieschap Spaarnwoude,
2. het college van burgemeester en wethouders van Velsen,
3. het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap van Rijnland (hierna: het Hoogheemraadschap),
verweerders.

Procesverloop

Door verweerders sub 1 t/m 3 zijn voor de uitvoering van het rijksinpassingsplan "Randstad 380 kV-verbinding Noordring Beverwijk - Zoetermeer (Bleiswijk)" drie uitvoeringsbesluiten genomen.

Bij besluit van 9 augustus 2013 heeft het algemeen bestuur van het Recreatieschap Spaarnwoude aan Tennet TSO B.V. ontheffing verleend van het bepaalde in artikel 3:4, eerste lid, artikel 4:1, eerste lid, artikel 4:4 eerste en tweede lid, artikel 4:5, eerste en tweede lid, artikel 4:7, eerste lid, van de Algemene verordening van het Recreatieschap Spaarnwoude en vergunning verleend om af te wijken van artikel 4:8 van die verordening voor de gronden zoals die zijn weergegeven op de bijbehorende tekeningen.

Bij besluit van 13 augustus 2013 heeft het college van Velsen aan Tennet TSO B.V. een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van bouwwerken en het gebruik van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan voor de gronden zoals die zijn weergegeven op de bijbehorende tekeningen.

Bij besluit van 14 augustus 2013 heeft het Hoogheemraadschap aan Tennet TSO B.V. vergunning verleend op grond van de Keur Rijnland 2009 voor het verrichten van handelingen in een watersysteem voor de gronden zoals die zijn weergegeven op de bijbehorende tekeningen.

Tegen deze besluiten hebben HS B.V. en EGS B.V. beroep ingesteld.

Het college van Velsen, het algemeen bestuur van het Recreatieschap Spaarnwoude en het Hoogheemraadschap hebben een verweerschrift ingediend.
De minister van Economische Zaken en Tennet TSO B.V. hebben daartoe in de gelegenheid gesteld een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 januari 2014, waar het algemeen bestuur van het Recreatieschap Spaarnwoude, vertegenwoordigd door mr. T.E.H. Driessen, het Hoogheemraadschap, vertegenwoordigd door drs. R. van der Heijden en bijgestaan door T. van Urk, het college van Velsen, vertegenwoordigd door mr. A. Braams, werkzaam bij de gemeente, de minister van Economische Zaken, vertegenwoordigd door mr. J.H. Keinemans, en bijgestaan door mr. R. Nakke en mr. J.C. van Dalen, en Tennet TSO B.V., vertegenwoordigd door mr. N.H. van den Biggelaar, advocaat te Amsterdam, en bijgestaan door G.J.M. Meulepas, ing. R. Timmer, mr. drs. W. van Dijk en mr. ir. A. Veldhuizen, zijn verschenen.

Overwegingen

1. De besluiten zijn op grond van artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) gecoördineerd voorbereid en bekendgemaakt.

2. De bestreden besluiten zijn gericht op de plaatsing van drie hoogspanningsmasten op het golfterrein waarvan HS B.V. de gronden in ondererfpacht heeft en EGS B.V. de exploitant is. Tennet TSO B.V. is verantwoordelijk voor de uitvoering van de werkzaamheden.

Het beroep voor zover dat ziet op alle besluiten

3. HS B.V. en EGS B.V. betogen dat in de bestreden besluiten ten onrechte niet is ingegaan op welke wijze de tekeningen bij de aanvragen voor de vergunningen onderscheidenlijk de aanvraag voor de ontheffing ná de terinzagelegging van de ontwerpbesluiten zijn gewijzigd. Hierdoor is onduidelijk of de wijzigingen gevolgen hebben voor de exploitatie van de golfbaan, aldus HS B.V. en EGS B.V.

3.1. Het college van Velsen stelt zich op het standpunt dat de tekeningen bij zijn besluit die zien op het golfterrein niet zijn gewijzigd. Alleen de tekeningen die zien op andere gronden zijn in beperkte mate gewijzigd, aldus het college van Velsen.

Het Recreatieschap en het Hoogheemraadschap stellen zich onder verwijzing naar e-mailberichten op het standpunt dat HS B.V. en EGS B.V. in de periode vanaf de terinzagelegging van het ontwerpbesluit tot de vaststelling van de door hen genomen besluiten voortdurend op de hoogte zijn gehouden over de wijzigingen in de tekeningen en overleg is gevoerd om de normale exploitatie van de golfbaan als gevolg van de werken en werkzaamheden zo min mogelijk te beperken.

3.2. Uit de stukken kan worden opgemaakt dat de tekeningen P10189-01 (revisie D), P10189-02 (revisie D), P10189-11 (revisie D) en P10189-12 (revisie D) bij het besluit van het college van Velsen ten opzichte van het ontwerpbesluit zijn gewijzigd. Verder zijn de tekeningen nr. 15-RVS-V d.d. 30-05-2013, nr. 16-RVS-V d.d. 30-05-2013 en nr. 17-RVS-V d.d. 06-06-2013, die behoren bij het besluit van het Recreatieschap en het besluit van het Hoogheemraadschap, ten opzichte van de ontwerpbesluiten gewijzigd.

De wijzigingen op de tekeningen P10189-01 (revisie D), P10189-02 (revisie D), P10189-11 (revisie D) en P10189-12 (revisie D) voorzien in de verplaatsing van de locatie van het voorziene veldhuisje en de aanpassing van een deel van het hekwerk ter plaatse van het opstijgpunt. Hierdoor ligt het veldhuisje volledig binnen het hekwerk van het opstijgpunt.

De wijziging op tekening nr. 15-RVS-V d.d. 30-05-2013 houdt in dat het werkterrein naar het noorden is verschoven en gekanteld, waardoor een groter deel van het bos behouden kan worden. Ook is een opstelplaats voor de lier ten behoeve van het trekken van de geleiders (stroomdraden) toegevoegd.

De wijziging op tekening nr. 16-RVS-V d.d. 30-05-2013 houdt in dat de werkweg tussen mast 15 en 16 is vervallen. De gewijzigde werkweg C kruist de bestaande watergang door middel van een brugconstructie. Het werkterrein is naar het zuiden verschoven zodat het fietspad niet verplaatst hoeft te worden.

De wijziging op tekening nr. 17-RVS-V d.d. 06-06-2013 houdt in dat het werkterrein is verplaatst richting de dijk, waardoor slechts een kleiner gedeelte van de sloot behoeft te worden omgelegd. Ook kunnen daarmee de bomen aan de noordoostzijde van de green worden gespaard.

3.3. Uit de Algemene wet bestuursrecht, noch uit enige andere wettelijke bepaling volgt de verplichting dat in het bestreden besluit expliciet moet worden aangegeven op welke wijze bijlagen bij het besluit zijn gewijzigd ten opzichte van de bijlagen bij het ontwerpbesluit.

Voor zover HS B.V. en EGS B.V. betogen dat het college van Velsen, het Hoogheemraadschap en het Recreatieschap de wijzigingen uit het oogpunt van een zorgvuldige voorbereiding in de bestreden besluiten hadden moeten vermelden, overweegt de Afdeling dat niet in geschil is dat HS B.V. en EGS B.V. door Tennet TSO B.V. op de hoogte zijn gebracht over de wijzigingen van de tekeningen bij de aanvragen voor de vergunningen onderscheidenlijk de aanvraag voor de ontheffing na de terinzagelegging van de ontwerpbesluiten van het Hoogheemraadschap en het Recreatieschap. Ter zitting is gebleken dat HS B.V. en EGS B.V. niet zijn geïnformeerd over de wijzigingen in de tekeningen bij het bestreden besluit van het college van Velsen, omdat die desbetreffende tekeningen zien op gronden buiten het golfterrein. De wijzigingen op die tekeningen zijn echter, net als de wijzigingen op de tekeningen bij de bestreden besluiten van het Hoogheemraadschap en het Recreatieschap, zodanig dat niet aannemelijk is dat HS B.V. en EGS B.V. daarvan onaanvaardbare hinder zullen ondervinden bij de exploitatie van het golfterrein. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de uiterlijke verschijningsvorm en de bovengrondse situering door deze wijzigingen van de oorspronkelijke aanvraag vrijwel ongewijzigd zijn gebleven. Verder is niet gebleken, en hebben HS B.V. en EGS B.V. ook niet aangetoond, dat er andere wijzigingen in de tekeningen bij de bestreden besluiten zijn aangebracht dan de wijzigingen zoals vermeld in 3.2.

Gelet op het voorgaande hebben het college van Velsen, het Hoogheemraadschap en het Recreatieschap geen aanleiding hoeven zien om in de bestreden besluiten te vermelden op welke wijze de bijlagen bij die besluiten zijn gewijzigd ten opzichte van de bijlagen bij de ontwerpbesluiten.

Het betoog faalt.

Het beroep voor zover dat specifiek ziet op het besluit van het college van Velsen

4. HS B.V. en EGS B.V. betogen onder verwijzing naar de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Velsen 2009 (hierna: de APV) dat het college van Velsen ten onrechte het standpunt inneemt dat de kap van bomen en de aanleg van bouwwegen niet omgevingsvergunningplichtig zijn. In de omgevingsvergunning is de kap van bomen en de aanleg van bouwwegen, mede gelet op de Natuurschoonwet 1928 die op de gronden van het golfterrein van toepassing is, ten onrechte niet meegenomen. Hierdoor is onduidelijk welke werkzaamheden wanneer worden uitgevoerd, aldus HS B.V. en EGS B.V.

4.1. Het college van Velsen stelt zich op het standpunt dat thans nog gesprekken plaatsvinden met de eigenaar van de gronden over de mogelijke kap van bomen. Indien bomen moeten worden gekapt, zal daarvoor een separate aanvraag voor een omgevingsvergunning worden ingediend waarop dan een besluit moet worden genomen.

Ten aanzien van de aanleg van bouwwegen stelt het college van Velsen zich op het standpunt dat deze activiteit niet omgevingsvergunningplichtig is.

4.2. Ingevolge artikel 2.7, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) draagt de aanvrager van een omgevingsvergunning, onverminderd het bepaalde in de artikelen 2.10, tweede lid, en 2.11, tweede lid, er zorg voor dat de aanvraag betrekking heeft op alle onlosmakelijke activiteiten binnen het betrokken project. In afwijking van de eerste volzin en onverminderd artikel 2.5 kan, indien één van die onlosmakelijke activiteiten een activiteit is als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, voor die activiteit voorafgaand aan en los van de overige onlosmakelijke activiteiten een aanvraag om een omgevingsvergunning worden ingediend.

Ingevolge artikel 1.1 wordt onder onlosmakelijke activiteit verstaan een activiteit die behoort tot verschillende categorieën activiteiten als bedoeld in de artikelen 2.1 en 2.2.

Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:

a. het bouwen van een bouwwerk,

b. het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan is bepaald,

c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan,

[…]

Ingevolge artikel 2.2, eerste lid, geldt, voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om:

[…]

d. een weg aan te leggen of verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg, voor zover daarvoor tevens een verbod geldt als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b,

[…]

g. een houtopstand te vellen of te doen vellen,

een zodanige bepaling als een verbod om een project voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat, uit te voeren zonder omgevingsvergunning.

4.3. Ingevolge artikel 4:13 van de APV is het verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag bomen en houtopstand met een diameter van 15 cm of groter op 1.30 m hoogte te vellen of te doen vellen.

Ingevolge artikel 2:6 is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.

Ingevolge artikel 1:1, aanhef en onder b, wordt onder een weg verstaan een weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994.

Ingevolge artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994 wordt onder wegen verstaan alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.

4.4. Ten aanzien van het betoog over de aanleg van bouwwegen overweegt de Afdeling dat die wegen in dit geval op grond van artikel 2:6 van de APV in samenhang bezien met artikel 2.2, eerste lid, onder d, van de Wabo niet omgevingsvergunningplichtig zijn. Deze plicht ziet immers op wegen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994 en daarvan is in dit geval geen sprake.

Verder overweegt de Afdeling dat, anders dan HS B.V. en EGS B.V. veronderstellen, het college van Velsen zich niet op het standpunt stelt dat de kap van bomen niet omgevingsvergunningplichtig is. Ter zitting hebben het college van Velsen en Tennet TSO B.V. toegelicht dat de kap van bomen noodzakelijk is voor de aanleg van tijdelijke bouwwegen en werkterreinen. Tennet TSO B.V. heeft ter zitting te kennen gegeven dat de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor de kap van bomen nog moet worden ingediend. De Afdeling overweegt dat de aanleg van de werkterreinen een activiteit is die ziet op het bouwrijp maken van de gronden. Het bouwrijp maken van de gronden en het kappen van de op die gronden aanwezige bomen is weliswaar gericht op de realisering van de aanleg van de Randstad 380 kV-verbinding Noordring Beverwijk - Zoetermeer (Bleiswijk), maar deze activiteiten zijn geen activiteiten die onlosmakelijk met elkaar samenhangen in de zin van artikel 2.7, eerste lid, van de Wabo, nu het kappen van de bomen vooraf gaat aan het bouwrijp maken van de gronden en aldus fysiek daarvan is te onderscheiden. Vergelijk de uitspraak van 28 september 2012 in zaak nrs. 201208643/1/A1 en 201208643/2/A1. Gelet op het voorgaande bestaat derhalve geen aanleiding voor het oordeel dat de aanvraag ingevolge artikel 2.7, eerste lid, van de Wabo ook betrekking zou moeten hebben op de activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder g, van die wet. Voor zover HS B.V. en EGS B.V. betogen dat desondanks de kap van bomen tegelijk met de activiteit van de aanleg van werkterreinen had moeten worden aangevraagd vanwege de toepasselijkheid van de Natuurschoonwet 1928 op de gronden van het golfterrein, overweegt de Afdeling dat de Wabo geen grond biedt voor een dergelijk oordeel. Het is immers aan de aanvrager om te bepalen welke activiteiten zij aanvraagt en in welke volgorde zij dat doet, nu het geen activiteiten betreffen die ingevolge artikel 2.7, eerste lid, tegelijkertijd moeten worden aangevraagd.

5. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C.C.M. van Gisbergen, ambtenaar van staat.

w.g. Van Sloten w.g. Van Gisbergen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 5 maart 2014

668.