Uitspraak 201300506/4/R2


Volledige tekst

201300506/4/R2.
Datum uitspraak: 11 februari 2014

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hoog Catharijne B.V. en anderen, gevestigd te Utrecht,
2. de stichting Stichting Wijk C Komitee, gevestigd te Utrecht,
verzoekers,

en

1. de raad van de gemeente Utrecht,
2. het college van burgemeester en wethouders van Utrecht,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 29 november 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Hoek Sint Jacobsstraat-Lange Viestraat, Binnenstad" (hierna: het plan) vastgesteld.

Bij besluit van 4 december 2012 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het in- en uitwendig veranderen en vergroten van het winkelcentrum La Vie, de parkeergarage en kantoren en het slopen van een loopbrug (hierna: de omgevingsvergunning).

De raad heeft besloten voornoemde besluiten gecoördineerd voor te bereiden en bekend te maken, zoals bedoeld in artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro).

Tegen voormelde besluiten hebben onder meer Hoog Catharijne B.V. en anderen en Stichting Wijk C Komitee beroep ingesteld.
Hoog Catharijne B.V. en anderen en Stichting Wijk C Komitee hebben de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De stichting Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek (hierna: PMT) heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.

Hoog Catharijne B.V. en anderen en Stichting Wijk C Komitee hebben nadere stukken ingediend.

De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 3 februari 2014, waar de Stichting Wijk C Komitee, vertegenwoordigd door drs. C. van Oosten en A. Zorn, Hoog Catharijne B.V. en anderen, vertegenwoordigd door mr. M.Y.C.L. de Wit, advocaat te Rotterdam, en ing. S.A. Banning, en de raad en het college, vertegenwoordigd door mr. T. Brouwer en K. Ulrich, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting als partij gehoord PMT, vertegenwoordigd door mr. A.R. Klijn, mr. B.A.J. Haagen, beiden advocaat te Amsterdam, S. Stienstra, H.M. Vis en R. Roggeveen.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2. Het plan en de omgevingsvergunning voorzien in de uitbreiding en modernisering van De Bijenkorf op de hoek van de Sint Jacobsstraat en de Lange Viestraat te Utrecht.

In de uitspraak van 18 december 2013, in zaak nr. 201300506/1/R2, heeft de Afdeling met toepassing van artikel 46, zesde lid, van de Wet op de Raad van State, zoals dat luidde ten tijde van belang, geoordeeld dat de raad het besluit van 29 november 2012, waarbij het plan is vastgesteld, onvoldoende heeft gemotiveerd. De Afdeling heeft de raad opgedragen om het in de overwegingen 22 en 23 van die uitspraak geconstateerde gebrek binnen 12 weken na verzending van de uitspraak te herstellen.

3. PMT heeft ter zitting gesteld dat de door Hoog Catharijne B.V. en anderen en de door Stichting Wijk C Komitee kort voor de zitting overgelegde nadere stukken in deze procedure buiten beschouwing moeten worden gelaten, omdat deze te laat zijn ingediend. De voorzitter is evenwel van oordeel dat de goede procesorde zich in dit geval er niet tegen verzet dat deze stukken bij de beoordeling van de verzoeken worden betrokken. Daarbij acht de voorzitter van belang dat ter zitting alle partijen hun standpunten in zoverre naar voren hebben kunnen brengen.

4. Hoog Catharijne B.V. en anderen hebben verzocht om schorsing van de omgevingsvergunning. Voorts heeft Stichting Wijk C Komitee verzocht om schorsing van het plan. Hoog Catharijne B.V. en anderen en Stichting Wijk C Komitee beogen met hun verzoeken te voorkomen dat voor de uitspraak in de bodemprocedure een onomkeerbare situatie ontstaat. Daartoe wijzen zij erop dat onlangs is gebleken dat PMT - de vergunninghouder - is begonnen met de bouwwerkzaamheden zoals opgenomen in de omgevingsvergunning.

Hoog Catharijne B.V. en anderen betogen belang te hebben bij de schorsing van de omgevingsvergunning aangezien volgens hen door de ingebruikname van het gebouw een parkeertekort zal ontstaan welke ten koste zal gaan van de in hun parkeergarage beschikbare parkeerruimte. Stichting Wijk C Komitee betoogt belang te hebben bij schorsing van het plan aangezien volgens haar door de ingebruikname van het gebouw de verkeersbelasting zal toenemen, wat zal leiden tot een aantasting van de luchtkwaliteit en geluidhinder.

4.1. Ten aanzien van de door Hoog Catharijne B.V. en anderen en Stichting Wijk C Komitee gestelde belangen bij het treffen van een voorlopige voorziening is ter zitting vast komen te staan dat de eind augustus 2013 begonnen bouwwerkzaamheden in de tweede helft van 2014 zullen worden afgerond en het gewijzigde gebouw niet voor 2015 in gebruik zal worden genomen. Hieruit volgt dat de door Hoog Catharijne B.V. en anderen en Stichting Wijk C Komitee gevreesde effecten zich pas op dat moment kunnen gaan voordoen. Weliswaar zijn de bouwwerkzaamheden reeds gestart, maar nu de door de verzoekers genoemde belangen zich beperken tot mogelijke effecten van de ingebruikname van het gebouw, ziet de voorzitter geen aanleiding voor de verwachting dat zich in zoverre onomkeerbare gevolgen zullen voordoen voordat door de Afdeling uitspraak is gedaan in de bodemzaak. Hierbij is van belang dat naar verwachting de Afdeling in de eerste helft van 2014 een einduitspraak in de bodemprocedure zal doen.

4.2. Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter, bij afweging van de betrokken belangen, aanleiding om de verzoeken af te wijzen. Dit laat overigens onverlet dat, zolang het plan en de omgevingsvergunning niet in rechte onaantastbaar zijn, PMT op eigen risico daarvan gebruik maakt. Hieruit volgt dat in het geval de genoemde besluiten in de bodemprocedure worden vernietigd de met het plan en de omgevingsvergunning mogelijk gemaakte ontwikkelingen niet langer kunnen worden uitgevoerd. Tegen de verrichte bouwwerkzaamheden en het in gebruik nemen van het gewijzigde gebouw kan derhalve in dat geval handhavend worden opgetreden.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst de verzoeken af.

Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Donner-Haan, ambtenaar van staat.

w.g. Van Sloten w.g. Donner-Haan
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 11 februari 2014

674.