Uitspraak 201305221/1/R2


Volledige tekst

201305221/1/R2.
Datum uitspraak: 8 januari 2014

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant A] en [appellante B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te [woonplaats],

en

het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 30 oktober 2012 heeft het college geweigerd om de vergunning die krachtens artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw 1998) op 19 september 2011 aan de besloten vennootschap Prorail B.V. is verleend voor werkzaamheden aan het station Wormerveer, te wijzigen ten behoeve van de hiermee verband houdende verplaatsing van een benzinestation.

Bij besluit van 23 april 2013 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en de vergunning van 19 september 2011 gewijzigd ten behoeve van de verplaatsing van een benzinestation.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 november 2013, waar [appellant], bijgestaan door P.J.H. van der Linden, en het college, vertegenwoordigd door mr. A. Speekenbrink, bijgestaan door ing. C.F.P. Vrolijk, werkzaam bij de provincie, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de besloten vennootschap Prorail B.V., vertegenwoordigd door mr. J.A.E. Ross, bijgestaan door J.A.L.J. Bosman, gehoord.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 19d, eerste lid, van de Nbw 1998 is het verboden zonder vergunning projecten of andere handelingen te realiseren onderscheidenlijk te verrichten die gelet op de instandhoudingsdoelstelling de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Zodanige projecten of andere handelingen zijn in ieder geval projecten of handelingen die de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende gebied kunnen aantasten.

Ingevolge artikel 19f, eerste lid, maakt de initiatiefnemer voor projecten waarover gedeputeerde staten een besluit op een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, nemen, en die niet direct verband houden met of nodig zijn voor het beheer van een Natura 2000-gebied maar die afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of plannen significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende gebied, alvorens gedeputeerde staten een besluit nemen, een passende beoordeling van de gevolgen voor het gebied waarbij rekening wordt gehouden met de instandhoudingsdoelstelling van dat gebied.

Ingevolge artikel 19g, eerste lid, kan, indien een passende beoordeling is voorgeschreven op grond van artikel 19f, eerste lid, een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, slechts worden verleend indien gedeputeerde staten zich op grond van de passende beoordeling ervan hebben verzekerd dat de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zullen worden aangetast.

2. In het bestreden besluit is de vergunning gewijzigd ten behoeve van de verplaatsing van een benzinestation van de oostzijde van station Wormerveer naar de westzijde van dit station wegens de werkzaamheden die aan het spoor aldaar worden verricht. De nieuwe locatie van het benzinestation ligt op een afstand van ongeveer 50 meter van het Natura 2000-gebied Polder Westzaan. Een vergunning is vereist, omdat niet is uitgesloten dat door het benzinestation een significant verstorend effect kan optreden op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen.

3. [appellant] betoogt dat ten behoeve van de vergunning onvoldoende onderzoek is verricht naar de gevolgen voor de meervleermuis die vliegroutes kan hebben in de nabijheid van de nieuwe locatie van het benzinestation en hinder kan ondervinden van de verlichting hiervan.

Voorts stelt [appellant] dat het benzinestation niet op de wijze als voorzien kan worden gerealiseerd. Hiertoe voert hij aan dat enerzijds de voorwaarde wordt gesteld dat kunstmatige lichtbronnen naar beneden gericht dienen te staan, maar dat blijkens gegevens over het beoogde benzinestation die door Prorail zijn aangeleverd, diverse lichtbronnen niet naar beneden gericht zullen zijn.

Verder stelt [appellant] dat de voorwaarde voor sloop van het oude benzinestation slechts ziet op een mogelijk verblijf aldaar van de meervleermuis, maar geen rekening houdt met andere dieren die daar kunnen verblijven.

3.1. Het college stelt dat in de voorschriften die aan de vergunning zijn verbonden, is opgenomen dat kunstmatige lichtbronnen naar beneden dienen te staan. Uit lichtberekeningen blijkt volgens het college dat zodanige verlichting niet of nauwelijks zichtbaar is op de locatie waar een vliegroute van de meervleermuis kan zijn. Om die reden stelt het college zich op het standpunt dat geen verstoring van de meervleermuis zal optreden, zodat verzekerd is dat de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zullen worden aangetast.

3.2. Het gebied Polder Westzaan is, voor zover thans van belang, aangewezen als Natura 2000-gebied voor de habitatsoort meervleermuis. Het gebied dient als foerageergebied voor deze soort. Niet in geschil is dat belangrijke verblijfplaatsen en vliegroutes van de meervleermuis niet in de nabijheid van de nieuwe locatie van het benzinestation zijn aangetroffen. Omdat niet kan worden uitgesloten dat enige meervleermuizen gebruik maken van een route over de Karnemelksloot, die in de nabijheid van de betrokken locatie is gelegen, heeft het college ten behoeve van het bestreden besluit een passende beoordeling gemaakt van de gevolgen van de verlichting van het beoogde benzinestation voor een eventuele vliegroute over deze sloot.

Bij de beoordeling van eventuele lichthinder voor de meervleermuis heeft het college gebruik gemaakt van lichtberekeningen die door bureau Arcadis zijn gemaakt en zijn neergelegd in het rapport "Wormerveer; Directe invloed verlichting Tinq tankstation op omgeving" van 9 april 2013. In het rapport wordt geconcludeerd dat kunstmatige lichtbronnen die zullen worden gebruikt onder de luifel van het tankstation en de op te richten lichtmast op een afstand van ongeveer 40 meter, een aandeel van 0 (nul) lux verlichting zullen hebben. Ten aanzien van de verlichting van de zuil met prijsinformatie en de rand van de kap van het benzinestation is de bijdrage aan de verlichting tot op een afstand van maximaal 50 meter eveneens 0 (nul) lux. In het door [appellant] aangevoerde ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat dit rapport zodanige gebreken dan wel leemten in kennis bevat dat het college bij de vergunningverlening niet in redelijkheid hiervan heeft mogen uitgaan.

Het Natura 2000-gebied Polder Westzaan bevindt zich op een afstand van ongeveer 50 meter van het beoogde benzinestation. Eventuele vliegroutes van de meervleermuis langs de Karnemelksloot bevinden zich op een afstand van ongeveer 40 meter van het beoogde benzinestation. Gelet hierop en op het voorschrift dat aan de verleende vergunning is verbonden dat kunstmatige lichtbronnen naar beneden gericht dienen te zijn, heeft het college zich op grond van de passende beoordeling ervan verzekerd dat de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zullen worden aangetast

Het betoog faalt.

3.3. Ten aanzien van de mogelijkheid dat op de locatie van het te slopen benzinestation andere dieren dan de meervleermuis aanwezig zijn, overweegt de Afdeling dat deze beroepsgrond ziet op eventuele strijd met de Flora- en Faunawet. De beoordeling hieromtrent dient in dat kader plaats te vinden en valt in zoverre buiten onderhavige procedure. Het betoog faalt.

3.4. In zoverre [appellant] heeft aangevoerd dat de beoogde realisering van het benzinestation niet in overeenstemming is met de verleende vergunning, overweegt de Afdeling dat dit een kwestie is die ziet op de handhaving van de vergunning en niet op de vergunningverlening. In deze procedure omtrent de verlening van de vergunning kan dit derhalve niet aan de orde komen. Het betoog faalt.

4. Het beroep is ongegrond.

5. Nu de beroepsgronden niet slagen, behoeft het betoog van het college dat artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht aan de vernietiging van het bestreden besluit in de weg staat geen bespreking.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. Klingers, ambtenaar van staat.

w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Klingers
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 8 januari 2014

723.