Uitspraak 201303468/1/A1


Volledige tekst

201303468/1/A1.
Datum uitspraak: 18 december 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op de hoger beroepen van:

1. het college van burgemeester en wethouders van Enschede,
2. Veiligheidsregio Twente, gevestigd te Enschede,
appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland van 6 maart 2013 in zaak nr. 12/986 in het geding tussen:

de vereniging Vereniging Omwonenden Luchthaven Twente (hierna: de vereniging), gevestigd te Enschede, en anderen

en

het college.

Procesverloop

Bij besluit van 27 augustus 2012 heeft het college aan de Veiligheidsregio omgevingsvergunning verleend voor het tijdelijk oprichten van een veiligheidscentrum op het perceel Oude Deventerweg 13c te Enschede (hierna: het perceel).

Bij uitspraak van 6 maart 2013 heeft de rechtbank het door de medeondertekenaars van het door de vereniging daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Voorts heeft zij het beroep van de vereniging gegrond verklaard, het besluit van 27 augustus 2012 vernietigd en daarvoor in de plaats bepaald dat de omgevingsvergunning wordt geweigerd. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben het college en de Veiligheidsregio hoger beroep ingesteld.

De vereniging heeft een verweerschrift ingediend.

Het college en de vereniging hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 november 2013, waar het college, vertegenwoordigd door G.J. Voelman en M.A. Reekers, beiden werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door mr. E. Hardenberg, advocaat te Enschede, de Veiligheidsregio, vertegenwoordigd door H.M. Bolhaar en Y.J. Attema, en de vereniging, vertegenwoordigd door ir. N. Graas, bijgestaan door mr. J. Glazenburg, advocaat te Enschede, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Het reeds gerealiseerde bouwplan voorziet in een veiligheidscentrum op het terrein van de Luchthaven Twente en is in strijd met de ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied gemeente Weerselo 1989" op het perceel rustende bestemming "militair terrein". Het college heeft onder meer besloten met toepassing van artikel 2.12, tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo), in samenhang gelezen met artikel 2.23 van die wet en artikel 5.18 van het Besluit omgevingsrecht, van het bestemmingsplan af te wijken door omgevingsvergunning te verlenen voor een bepaalde periode tot 1 januari 2015.

2. Het college en de veiligheidsregio betogen dat de rechtbank ten onrechte de vereniging heeft aangemerkt als belanghebbende bij het besluit van 27 augustus 2012.

2.1. Ingevolge artikel 2.7, eerste lid, van de Wabo, zoals dit artikel luidde ten tijde van belang, draagt de aanvrager van een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een activiteit die behoort tot verschillende categorieën activiteiten als bedoeld in de artikelen 2.1 en 2.2, onverminderd het bepaalde in artikel 2.10, tweede lid, er zorg voor dat de aanvraag betrekking heeft op elk van die activiteiten.

2.2. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

Ingevolge het derde lid worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.

2.3. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van haar statuten stelt de vereniging zich ten doel het in de ruimste zin behartigen van belangen van direct omwonenden van de Luchthaven Twente alsmede van diegenen die woonachtig zijn in de (Eu)regio waar onder andere (geluids-)overlast te verwachten is teneinde handhaving van het woon- en leefklimaat te bewerkstelligen en in positieve zin te bevorderen, daarbij rekening houdende met de economische belangen van mens, dier, natuur en milieu.

2.4. Aan de hand van de ter zitting getoonde kaart van het terrein van de Luchthaven Twente en omgeving stelt de Afdeling vast dat de dichtstbijzijnde woning op meer dan 250 m van het veiligheidscentrum is gelegen. De overige woningen liggen op meer dan 450 m van het veiligheidscentrum. Vanuit de woningen is er, gezien de bosrijke omgeving, geen zicht op het veiligheidscentrum. De vereniging heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat de ruimtelijke uitstraling van het veiligheidscentrum dusdanig is, dat de belangen van de bewoners die zij vertegenwoordigt rechtstreeks bij het besluit van 27 augustus 2012 zijn betrokken. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat door het college ter zitting onbestreden is gesteld dat de activiteiten niet dusdanig zijn dat er op meer dan 250 m van de inrichting hinder zal zijn als gevolg van geluid, geur of anderszins. Voorts is hierbij van belang dat, zoals door het college ter zitting onbestreden is gesteld, de ontsluiting van het veiligheidscentrum zal plaatsvinden over de nabijgelegen provinciale weg.

Anders dan in de uitspraak van 11 december 2013 in zaak nr. 201300612/1/A1, die op een ander besluit en een andere situatie betrekking had, is in deze zaak de vereniging geen belanghebbende bij één van de toestemmingen voor de activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, c en e van de Wabo, waarvoor het college bij besluit van 27 augustus 2012 omgevingsvergunning heeft verleend. De vereniging brengt geen bundeling tot stand van rechtstreeks bij dat besluit betrokken individuele belangen, waarmee effectieve rechtsbescherming gediend kan zijn, in vergelijking met het afzonderlijk optreden van een groot aantal individuele natuurlijke personen die door dat besluit rechtstreeks in hun belangen worden getroffen. Dit heeft de rechtbank niet onderkend.

Het betoog slaagt.

3. De hoger beroepen zijn gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van de vereniging tegen het besluit van 27 augustus 2012 van het college alsnog niet-ontvankelijk verklaren.

4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

5. Met toepassing van artikel 8:114, tweede lid, van de Awb zal de Afdeling bepalen dat het in hoger beroep door de Veiligheidsregio aan de Afdeling betaalde griffierecht door de secretaris van de Raad van State wordt terugbetaald.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart de hoger beroepen gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland van 6 maart 2013 in zaak nr. 12/986;

III. verklaart het door de vereniging Vereniging Omwonenden Luchthaven Twente bij de rechtbank ingestelde beroep niet-ontvankelijk;

IV. bepaalt dat de secretaris van de Raad van State het door de Veiligheidsregio Twente voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 478,00 (zegge: vierhonderdachtenzeventig euro) aan haar terugbetaalt.

Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. M.W.L. Simons-Vinckx en mr. F.C.M.A. Michiels, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.G.P. Oudenaller, ambtenaar van staat.

w.g. Slump w.g. Oudenaller
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 18 december 2013

531-776.