Uitspraak 201302707/1/R1


Volledige tekst

201302707/1/R1.
Datum uitspraak: 6 november 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het geding tussen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Golfbaan Land van Thorn B.V. en [appellant B], gevestigd onderscheidenlijk wonend te Hunsel, gemeente Leudal,

en

de raad van de gemeente Leudal,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 5 februari 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Kern Hunsel" vastgesteld en besloten geen exploitatieplan vast te stellen.

Tegen dit besluit hebben Golfbaan Land van Thorn en [appellant B] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 oktober 2013, waar Golfbaan Land van Thorn en [appellant B], vertegenwoordigd door [appellant B] onderscheidenlijk in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door mr. W. Stark en mr. L. Janssen, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:51d van de Awb kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.

2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

3. Het plan voorziet onder meer in de juridisch-planologische inpassing van de Schutterij St. Jacobus Hunsel (hierna: de schutterij) aan de Kallestraat te Hunsel.

4. Golfbaan Land van Thorn en [appellant B] kunnen zich niet verenigen met de inpassing van de schutterij. Zij betogen dat in 2007 door de toenmalige burgemeester is toegezegd dat de huisvesting van de schutterij op het naast de golfbaan gelegen perceel slechts een periode van vijf jaar zou betreffen en dat in de tussentijd een andere, definitieve locatie zou worden gezocht. Golfbaan Land van Thorn en [appellant B] achten zich misleid door het gemeentebestuur.

4.1. De raad wijst erop dat bij besluit van 21 mei 2007 een tijdelijke vrijstelling van het toenmalige bestemmingsplan is verleend ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van de schutterij aan de Kallestraat. Deze vrijstelling gold tot uiterlijk 21 mei 2012. Sindsdien zijn de activiteiten van de schutterij aldaar gedoogd door een gedoogbesluit en is onderzocht of de schutterij voor verplaatsing in aanmerking komt. Dit is volgens de raad niet het geval gebleken. De raad bestrijdt dat de toezegging is gedaan dat de schutterij zou worden verplaatst en wijst in dit verband op het vrijstellingsbesluit, waarin expliciet staat dat niet is uitgesloten dat de voorgestelde locatie de definitieve wordt.

4.2. De Afdeling overweegt dat Golfbaan Land van Thorn en [appellant B] niet aannemelijk hebben gemaakt dat de toezegging is gedaan dat de huisvesting van de schutterij op het naastgelegen perceel een tijdelijke situatie zou betreffen. In het vrijstellingsbesluit staat dat op voorhand niet is uitgesloten dat de in het besluit voorgestelde tijdelijke locatie voor de schutterij aan de Kallestraat de definitieve locatie wordt. Golfbaan Land van Thorn en [appellant B] hebben derhalve evenmin aan dit besluit de gerechtvaardigde verwachting kunnen ontlenen dat de schutterij na een periode van vijf jaar verplaatst zou worden. De raad heeft het plan op dit punt niet in strijd met het vertrouwensbeginsel vastgesteld.

5. Golfbaan Land van Thorn en [appellant B] vrezen voor de veiligheid op de golfbaan. Zij wijzen erop dat zich in de afgelopen vijf jaar drie schietincidenten hebben voorgedaan waarbij kogels op de golfbaan terecht zijn gekomen en vrezen dat degelijke incidenten in de toekomst weer zullen plaatsvinden. Golfbaan Land van Thorn en [appellant B] stellen dat is overeengekomen dat de schietboom zodanig gedraaid zou worden dat het schootsveld niet over de golfbaan komt, hetgeen bij besluiten van 10 en 17 januari 2012 is vastgelegd. Volgens hen is de schietboom echter gedraaid, hetgeen in strijd is met deze besluiten.

Voorts stellen Golfbaan Land van Thorn en [appellant B] dat het veiligheidsonderzoek niet objectief is, aangezien alleen een literatuuronderzoek is gedaan en de locatie niet is bezocht. Ook is het onderzoek niet uitgevoerd door een deskundige op het gebied van wapens en munitie. Dit klemt volgens Golfbaan Land van Thorn en [appellant B] te meer nu niet duidelijk is of de door de raad toegezegde regelmatige controles van de schutterij daadwerkelijk plaatsvinden.

5.1. Volgens de raad heeft zich één schietincident voorgedaan, maar dat vond plaats op het moment dat de nu voorgeschreven voorziening nog niet was gerealiseerd. Naar aanleiding hiervan zijn maatregelen genomen. De schietboom is op 23 maart 2012 gedraaid vanwege het positieve effect op de veiligheid van de gebruikers van de golfbaan. Gezien de voorschriften en de strikte controle op de naleving daarvan acht de raad nieuwe incidenten uitgesloten. De onveilige zone van de schutterij ligt volgens de raad geheel op het terrein van de schutterij en niet op het perceel van de golfbaan. Ter toelichting verwijst hij naar een schets bij het verweerschrift.

De raad stelt zich voorts op het standpunt dat traditioneel schieten onder de algemene regels van het Activiteitenbesluit milieubeheer valt. Door de Milieudienst SRE is onderzocht of aan deze voorschriften wordt voldaan. Een technisch onderzoek heeft niet plaatsgevonden, maar was ook niet nodig volgens de raad. Uit het rapport van de Milieudienst SRE, dat ten grondslag is gelegd aan het besluit, volgt volgens de raad dat de getroffen voorzieningen en de wijze van opstelling voldoen aan de eisen van de Activiteitenregeling milieubeheer en aan het gestelde op pagina 24 van de Handreiking ‘Limburgs Traditioneel Schieten’ (hierna: de handreiking).

5.2. Ingevolge artikel 3.145 van het Activiteitenbesluit milieubeheer is paragraaf 3.7.2 van toepassing op het door schutterijen of schuttersgilden schieten met buksen of geweren vanaf een vaste standplaats op een stilstaand doel in de buitenlucht.

Ingevolge artikel 3.146, onder b, wordt bij het traditioneel schieten ten behoeve van het voorkomen van risico’s voor de omgeving en ongewone voorvallen, dan wel voor zover dat niet mogelijk is het zoveel mogelijk beperken van de risico’s voor de omgeving en de kans dat ongewone voorvallen zich voordoen en de gevolgen hiervan, ten minste voldaan aan de bij ministeriële regeling gestelde eisen.

Ingevolge artikel 3.114, eerste lid, van de Activiteitenregeling milieubeheer wordt ten behoeve van het voorkomen van risico’s voor de omgeving en ongewone voorvallen, dan wel, voor zover dat niet mogelijk is, het zoveel mogelijk beperken van de risico’s voor de omgeving en de kans dat ongewone voorvallen zich voordoen en de gevolgen hiervan, bedoeld in artikel 3.146 van het Activiteitenbesluit milieubeheer, bij het traditioneel schieten ten minste voldaan aan het vierde tot en met zevende lid.

Ingevolge het vierde lid vindt het schieten op zodanige wijze plaats dat alle afgeschoten kogels worden opgevangen in een voorziening. De voorziening is opgesteld boven een bodembeschermende voorziening.

Ingevolge het vijfde lid bevinden zich gedurende de periode dat wordt geschoten geen personen of veediersoorten in de onveilige zone, uitgezonderd de schutter, de baancommandant en één of meerdere door de baancommandant aangewezen personen. De onveilige zone omvat de oppervlakte van een rechthoek van 2 m aan weerszijde van de voorziening waarin de afgeschoten kogels worden opgevangen, bedoeld in het vierde lid, bij 8 m. De zone bevindt zich aan de zijde waar op het doel wordt geschoten.

5.3. Door de Milieudienst SRE is een bureauonderzoek uitgevoerd om vast te stellen of de schietrichting van de schutterij aan de veiligheidseisen voldoet. De conclusie zoals neergelegd in het rapport van 23 augustus 2012, getiteld ‘Deskundigenrapport veiligheidszone schutterij St. Jacobus te Hunsel’ (hierna: het veiligheidsrapport), luidt dat de getroffen voorzieningen en wijze van opstelling voldoen aan de eisen zoals bedoeld in de Activiteitenregeling milieubeheer. De onveilige zone ligt geheel op het terrein van de inrichting. De golfbaan is geheel buiten de onveilige zone gelegen. Ook de schietrichting voldoet aan de veiligheidseisen van de Activiteitenregeling milieubeheer en de handreiking. Overeenkomstig de aanvullende melding zijn gedragsvoorschriften van toepassing. Mede gelet op het geheel aan getroffen voorzieningen en maatregelen is de veiligheid op de golfbaan voldoende gewaarborgd, zo vermeldt het veiligheidsrapport.

5.4. Golfbaan Land van Thorn en [appellant B] hebben niet aannemelijk gemaakt dat het veiligheidsrapport zodanige gebreken dan wel leemten in kennis bevat dat de raad zich bij het vaststellen van het plan niet op de resultaten van het onderzoek heeft mogen baseren. Niet aannemelijk is gemaakt dat, indien wel ter plaatse onderzoek zou zijn gedaan, dit tot wezenlijk andere conclusies zou hebben geleid. Ook geeft hetgeen Golfbaan Land van Thorn en [appellant B] hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de Milieudienst SRE niet voldoende deskundig is. De raad heeft zich derhalve op basis van het veiligheidsonderzoek in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de schutterij aan de wettelijke veiligheidseisen kan voldoen en dat, gelet op de geldende voorschriften en de controle op de naleving daarvan, de veiligheid op de golfbaan voldoende gewaarborgd is. Dat zich in het verleden één of meer schietincidenten hebben voorgedaan, maakt het vorenstaande niet anders.

6. Voorts betogen Golfbaan Land van Thorn en [appellant B] dat ten onrechte geen onderzoek heeft plaatsgevonden naar de bodemgesteldheid, de archeologische situatie en de aanwezige flora en fauna. Ook is ten onrechte geen ruimtelijke onderbouwing opgesteld.

6.1. De raad stelt dat de door Golfbaan Land van Thorn en [appellant B] genoemde aspecten in het kader van de planvaststelling niet nader zijn onderzocht omdat deze aspecten volgens hem voldoende in beeld waren. Omdat geen sprake is van nieuwe ontwikkelingen maar van een conserverend plan, wijzigen aanvullende onderzoeken niets aan de situatie, aldus de raad.

6.2. De Afdeling overweegt dat de raad in het Eindverslag zienswijzen is ingegaan op deze aspecten. Daarin is vermeld dat de plantoelichting de ruimtelijke onderbouwing voor de locatie van de schutterij vormt. Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Leudal volgt dat de bodemgesteldheid geen belemmering vormt voor de aanwezigheid van de schutterij en dat nader onderzoek op dit punt niet nodig is. Met betrekking tot de archeologische situatie kan het standpunt van de raad dat geen aanvullend onderzoek nodig is, omdat geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, niet worden gevolgd. Aangezien het plan de schutterij voor het eerst planologisch mogelijk maakt, is in juridische zin sprake van nieuwvestiging. Nu ter zitting is gebleken dat het terrein van de schutterij als gevolg van het plan niet zal worden geroerd heeft de raad zich niettemin in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de archeologische waarden niet zullen worden aangetast en dat vervolgonderzoek in het kader van de archeologie niet nodig is. Verder vermeldt het Eindverslag zienswijzen dat de locatie is gelegen in een overwegend agrarisch gebied waar geen bijzondere of beschermde flora en fauna aanwezig zijn. Dientengevolge vormt de Flora- en faunawet geen belemmering voor de uitvoering van het plan in zoverre. De Afdeling betrekt hierbij dat Golfbaan Land van Thorn en [appellant B] geen gegevens hebben overgelegd die een begin van bewijs leveren dat zich ter plaatse te beschermen planten- of diersoorten bevinden. De enkele stelling dat zij ter plaatse een groene specht hebben waargenomen acht de Afdeling in dit verband onvoldoende.

Golfbaan Land van Thorn en [appellant B] hebben in hun beroepschrift, noch ter zitting, redenen aangevoerd waarom de weerlegging van hun betoog dat een ruimtelijke onderbouwing en een onderzoek naar de bodemgesteldheid, de archeologische situatie en de aanwezige flora en fauna ontbreken, niet juist zou zijn.

7. Verder betogen Golfbaan Land van Thorn en [appellant B] dat de schutterij leidt tot ernstige geluidsoverlast, aangezien het Activiteitenbesluit milieubeheer er niet aan in de weg staat dat onbeperkt wordt geschoten en dit een verruiming betreft ten opzichte van de tijdelijke vrijstelling, op basis waarvan slechts eenmaal per week op vrijdagavond in de zomermaanden geschoten mocht worden. Deze verruiming is volgens Golfbaan Land van Thorn en [appellant B] nadelig voor de exploitatie van de golfbaan en voor de woonsituatie van [appellant B] aan [locatie]. Ten onrechte is geen onderzoek gedaan naar de akoestische gevolgen van de schutterij voor de nabije omgeving, waaronder de woning van [appellant B] en andere nabijgelegen woningen. Dit klemt te meer nu uit een indicatieve berekening van het door de provincie beschikbaar gestelde programma ‘Acoustishot’ blijkt dat in alle gevallen sprake is van een overschrijding van de geluidsnorm, zo stellen Golfbaan Land van Thorn en [appellant B].

7.1. De raad voert aan dat het Activiteitenbesluit milieubeheer geen geluidsregels voor traditioneel schieten geeft. Op basis van onderzoeksresultaten en jurisprudentie is een limiet gesteld van maximaal 120 schoten per uur. Uitgangspunt is dat dit aantal wordt geregistreerd zodat controle mogelijk is.

7.2. Ingevolge artikel 2.18, eerste lid, aanhef en onder g, van het Activiteitenbesluit milieubeheer blijft bij het bepalen van de geluidsniveaus, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19, 2.20 dan wel 6.12, buiten beschouwing het traditioneel schieten, tenzij en voor zover daarvoor bij gemeentelijke verordening regels zijn gesteld.

Ingevolge het vijfde lid, aanhef en onder b, kunnen bij gemeentelijke verordening ten behoeve van het voorkomen van geluidhinder regels worden gesteld met betrekking tot het traditioneel schieten.

7.3. Bij het toekennen van bestemmingen en aanduidingen aan gronden dient de raad een afweging te maken waarbij alle relevante belangen worden betrokken. De Afdeling stelt vast dat wat betreft het geluid niet is gebleken dat dit toereikend in de belangenafweging is betrokken. Dit klemt te meer nu Golfbaan Land van Thorn en [appellant B] te kennen hebben gegeven als gevolg van het gebruik van de gronden als schutterij geluidsoverlast en nadelige gevolgen voor de exploitatie van de golfbaan en de woonsituatie van [appellant B] te ervaren en uit de overwegingen bij het bestreden besluit niet blijkt in hoeverre bij het planologisch mogelijk maken van de schutterij rekening is gehouden met hun belangen. Daarbij komt dat de raad ter zitting heeft erkend dat hij in het kader van deze procedure is uitgegaan van het huidige gebruik van de gronden door de schutterij en niet van de maximale mogelijkheden van het plan. Bij de vaststelling van het plan heeft hij zich gebaseerd op het reeds bestaande akoestisch onderzoek en geen aanleiding gezien om de geluidssituatie en de effecten op de golfbaan en de nabijgelegen woningen opnieuw te onderzoeken. Dit klemt te meer nu, anders dan de raad kennelijk aanneemt, aan het gebruik van de schietbaan in de planregels noch anderszins regels ter voorkoming van geluidhinder verbonden zijn.

7.4. In hetgeen Golfbaan Land van Thorn en [appellant B] hebben aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover dat ziet op de toekenning van de aanduiding "specifieke vorm van sport - schutterij", is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid.

8. Voor zover Golfbaan Land van Thorn en [appellant B] hebben betoogd dat de schutterij ten onrechte niet over een vergunning of vrijstelling krachtens de Wet wapens en munitie beschikt, overweegt de Afdeling dat dit aspect in deze procedure niet aan de orde kan komen.

9. Golfbaan Land van Thorn en [appellant B] hebben betoogd dat ten onrechte geen exploitatieplan is vastgesteld.

9.1. De raad stelt dat het vaststellen van een exploitatieplan niet nodig is omdat geen sprake is van nieuwe ontwikkelingen, maar van een conserverend plan.

9.2. Ingevolge artikel 6.12, eerste lid, van de Wro stelt de raad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen.

9.3. Golfbaan Land van Thorn en [appellant B] hebben in hun beroepschrift noch ter zitting concrete feiten of omstandigheden vermeld die het standpunt van de raad, dat sprake is van een conserverend plan zodat het vaststellen van een exploitatieplan niet nodig is, kunnen ontkrachten.

In hetgeen Golfbaan Land van Thorn en [appellant B] hebben gesteld over het besluit tot het niet vaststellen van een exploitatieplan ziet de Afdeling dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat dit besluit is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het betoog faalt.

9.4. Het beroep van Golfbaan Land van Thorn en [appellant B], gericht tegen het besluit tot het niet vaststellen van een exploitatieplan, zal in de einduitspraak ongegrond worden verklaard.

10. De Afdeling ziet in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding de raad op te dragen het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen, zonder dat daarbij toepassing behoeft te worden gegeven aan afdeling 3.4 van de Awb. Daartoe zal de Afdeling een termijn stellen.

10.1. De raad dient daartoe met inachtneming van de overwegingen 7.3 en 7.4 een nadere afweging te maken omtrent de aanvaardbaarheid van de toekenning van de aanduiding "specifieke vorm van sport - schutterij", gelet op de akoestische gevolgen voor de golfbaan en de nabijgelegen woningen en zo nodig de daartoe vereiste onderzoeken uit te voeren, dan wel het bestreden besluit te wijzigen door vaststelling van een andere planregeling voor deze gronden.

11. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en de vergoeding van het betaalde griffierecht.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

draagt de raad van de gemeente Leudal op om binnen zestien weken na de verzending van deze tussenuitspraak:

1. met inachtneming van overweging 10.1 het daar omschreven gebrek in het besluit van 5 februari 2013 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Kern Hunsel" te herstellen en

2. de Afdeling en de andere partijen de uitkomst mede te delen en een eventueel gewijzigd besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.

Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, ambtenaar van staat.

w.g. Simons-Vinckx w.g. Bechinka
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 6 november 2013

371-667.