Uitspraak 201301638/1/R1


Volledige tekst

201301638/1/R1.
Datum uitspraak: 23 oktober 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellanten], wonend te Borne,

en

de raad van de gemeente Borne,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 18 december 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "De Veldkamp, herziening […]" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellanten] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De raad en [appellanten] hebben nadere stukken ingediend

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 september 2013, waar [appellanten], in de persoon van [gemachtigde], bijgestaan door mr. M. Wullink en mr. S.J.P. Kukolja, beiden advocaat te Hengelo, en de raad, vertegenwoordigd door mr. M. Scheffers, mr. M. Kruit, beiden werkzaam bij de gemeente, en H.H. Aalderink, werkzaam bij de gemeente Hengelo, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

2. Het plan heeft betrekking op het perceel van [appellanten] aan de [locatie] te Borne. De Afdeling heeft in de uitspraak van 9 februari 2011 in zaak nr. 201006127/1/H2 overwogen dat de op het perceel aanwezige woning en het bijgebouw moeten worden geacht rechtmatig aanwezig te zijn. Dit plan beoogt de bestaande legale situatie als zodanig te bestemmen.

3. [appellanten] betogen dat de raad niet heeft onderkend dat op het perceel geen goed woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd. [appellanten] voeren hiertoe aan dat het perceel is gelegen binnen de geluidscontour van een spoorweg en dat hier geen geluidsgevoelige bestemmingen mogen worden voorzien. Volgens [appellanten] heeft de raad om deze reden in het verleden verzoeken om een woning mogelijk te maken afgewezen. [appellanten] betogen voorts dat het rijksbeleid is dat woningen binnen de 70 dB(A)-contour van spoorwegen dienen te worden gesaneerd. [appellanten] voeren verder aan dat de raad ten onrechte heeft nagelaten om een akoestisch onderzoek uit te laten voeren. Ten slotte stellen [appellanten] dat de woning op korte afstand van in de omgeving gelegen bedrijven ligt.

3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat sprake is van een bestaande woning op het perceel en dat hiermee op grond van de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) en het Besluit geluidhinder (hierna: Bgh) geen rekening hoeft te worden gehouden bij het bepalen van de geluidsbelasting van de spoorweg en de nabijgelegen rondweg in het kader van het vaststellen van het plan.

3.2. Ingevolge artikel 76, eerste lid, van de Wgh worden, bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden, behorende tot een zone als bedoeld in artikel 74, ter zake van de geluidsbelasting, vanwege de weg waarlangs die zone ligt, van de gevel van woningen binnen die zone de waarden in acht genomen, die ingevolge artikel 82 en 100 als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt.

Ingevolge het derde lid geldt, indien op het tijdstip van de vaststelling van een bestemmingsplan een weg reeds aanwezig of in aanleg is, het eerste lid niet met betrekking tot de daarbij in het plan of in de zone van de betreffende weg opgenomen woningen die op dat tijdstip reeds aanwezig of in aanbouw zijn.

Ingevolge artikel 4.1, eerste lid, van het Bgh worden, bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden, behorende tot een zone als bedoeld in artikel 1.4 of artikel 1.4a, ter zake van de geluidsbelasting, vanwege de spoorweg waarlangs de zone ligt, van de gevel van woningen, de waarden in acht genomen die ingevolge de artikelen 4.9, 4.13 en 4.15 juncto 4.13 als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt.

Ingevolge het derde lid blijft, tenzij bij de vaststelling van een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid wordt voorzien in de wijziging van een spoorweg, dit artikel buiten toepassing, indien op het tijdstip van die vaststelling de spoorweg reeds aanwezig of in aanleg is, met betrekking tot de daarbij in het plan opgenomen woningen die op dat tijdstip reeds aanwezig of in aanbouw zijn.

3.3. Vast staat dat het perceel aan de [locatie] onder het bestemmingsplan "Veldkamp", vastgesteld op 27 februari 1986, de bestemming "Tuin" had, met een bouwblok voor eengezinshuizen in open bebouwing. Het college van burgemeester en wethouders heeft bij besluit van 6 januari 1994 een vergunning verleend voor de bouw van een woning en een berging op het perceel. Vast staat dat de woning buiten het bouwblok en niet op de in de bouwvergunning aangeduide plek is gerealiseerd. De Afdeling heeft in de in 2 genoemde uitspraak van 9 februari 2011 overwogen dat de woning en het bijgebouw niettemin moeten worden geacht rechtmatig aanwezig te zijn.

Vast staat verder dat de raad op 16 februari 2006 het bestemmingsplan "De Veldkamp" heeft vastgesteld. Het perceel had onder dit plan de bestemming "Bedrijfsdoeleinden". Verder voorzag dit plan in de mogelijkheid om in de zuidwestelijke hoek van het perceel, buiten de 70 dB(A)-contour van de naast het perceel gelegen spoorlijn, een bedrijfswoning op te richten. De op het perceel aanwezige woning ligt niet in de zuidwestelijke hoek van het perceel, maar binnen de 70 dB(A)-contour van de spoorlijn, zodat deze woning in dit plan niet als zodanig was bestemd.

Vast staat ten slotte dat de raad in het bestemmingsplan "De Veldkamp, herziening […]" heeft beoogd de woning als zodanig te bestemmen. Hoewel de woning reeds feitelijk aanwezig is, volgt uit het voorgaande dat deze nimmer planologisch is mogelijk gemaakt. Gelet hierop moet het ervoor worden gehouden dat in planologische zin sprake is van nieuwvestiging.

3.4. Vast staat verder dat het perceel is gelegen binnen de geluidzone van de Burenweg, Jupiterstraat en Tichelkampweg, alsmede binnen de geluidzone van de naastgelegen spoorweg Almelo - Enschede. [appellanten] hebben onderzoek laten verrichten naar de geluidsbelasting op het perceel, waarvan de resultaten zijn vastgelegd in het rapport 'Bestemmingsplanmogelijkheden Burenweg […] te Borne', van 14 februari 2012, opgesteld door Aveco de Bondt. In dit rapport staat dat met betrekking tot de geluidsbelasting afkomstig van de in de omgeving gelegen wegen de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, maar de maximaal toelaatbare grenswaarde (indien hogere waarden worden vastgesteld) kan worden gehaald. In dit rapport staat voorts dat met betrekking tot de geluidsbelasting afkomstig van de naastgelegen spoorweg zowel de voorkeursgrenswaarde als de maximaal toelaatbare grenswaarde wordt overschreden.

3.5. Voor zover de raad betoogt dat uit de in 2 genoemde uitspraak van de Afdeling volgt dat de op het perceel aanwezige woning als zodanig moet worden bestemd, kan dit niet slagen. Deze uitspraak heeft betrekking op een geschil tussen [appellanten] en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Borne omtrent het vergoeden van planschade. De Afdeling heeft in dit kader overwogen dat de op het perceel aanwezige woning en het bijgebouw moeten worden geacht rechtmatig aanwezig te zijn en dat derhalve bij het berekenen van de te vergoeden planschade met deze gebouwen rekening dient te worden gehouden. De Afdeling heeft hiermee geen oordeel gegeven omtrent de planologische aanvaardbaarheid van de woning.

3.6. De raad heeft de juistheid van de in 3.4 genoemde conclusies uit het rapport van Aveco niet betwist. De raad stelt terecht dat zowel de woning als de in de omgeving gelegen wegen en spoorlijn reeds feitelijk aanwezig zijn. Zoals de raad terecht betoogt betekent dit dat ingevolge artikel 76, derde lid, van de Wgh en artikel 4.1, derde lid, van het Bgh, de in de Wgh en het Bgh opgenomen geluidsnormen op deze situatie niet van toepassing zijn.

3.7. De raad heeft evenwel niet onderkend dat een goede ruimtelijke ordening voor het aspect geluid niet uitsluitend wordt ingevuld door de Wgh en het Bgh. Een goede ruimtelijke ordening heeft buiten de Wgh een zelfstandige betekenis. Dat betekent dat ook in gevallen buiten de reikwijdte van de Wgh in het kader van een goede ruimtelijke ordening akoestisch onderzoek kan zijn vereist en het nodig kan zijn bepaalde eisen te stellen aan geluidsbelastende activiteiten. Zoals reeds overwogen in 3.3 is de op het perceel aanwezige woning niet in overeenstemming met een bouwvergunning opgericht en nimmer in een bestemmingsplan mogelijk gemaakt, zodat in planologische zin wordt voorzien in de nieuwvestiging van een woning. De raad had derhalve in het kader van een goede ruimtelijke ordening een afweging moeten maken of vanwege de geluidhinder op het perceel een goed woon- een leefklimaat kan worden gegarandeerd, waarbij hij aandacht had moeten besteden aan de cumulatie van verkeerslawaai, spoorlawaai en het lawaai van de nabij het perceel gelegen bedrijven. Nu de raad heeft nagelaten een dergelijke afweging te maken, moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.

4. In hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Hetgeen [appellanten] overigens hebben aangevoerd behoeft geen bespreking meer. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd.

5. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

6. Voor zover [appellanten] hebben verzocht om vergoeding van de kosten van het opstellen van een deskundigenbericht, geldt dat zij in de procedure bij de Afdeling geen deskundigenbericht hebben overgelegd dat met het oog op deze procedure is opgesteld. Het in 3.4 genoemde rapport van 14 februari 2012 is opgesteld met het oog op de bestuurlijke fase. Gelet hierop is geen sprake van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het beroep gegrond;

II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Borne van 18 december 2012 tot vaststelling van het bestemmingsplan "De Veldkamp, herziening […]";

III. veroordeelt de raad van de gemeente Borne tot vergoeding van bij [appellanten] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 994,08 (zegge: negenhonderdvierennegentig euro en acht cent), waarvan € 944,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;

IV. gelast dat de raad van de gemeente Borne aan [appellanten] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.

Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, voorzitter, en mr. J. Kramer en mr. R.J.J.M. Pans, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.J. den Broeder, ambtenaar van staat.

w.g. Kranenburg w.g. Den Broeder
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2013

523.