Uitspraak 201303313/2/A4


Volledige tekst

201303313/2/A4.
Datum uitspraak: 18 oktober 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

[verzoeker], naar hij stelt handelend namens de stichting Stichting Laka en anderen,

en

de minister van Economische Zaken,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 18 maart 2013 heeft de minister besloten de kernenergiewetvergunning verleend aan de naamloze vennootschap N.V. Elektriciteits- produktiemaatschappij Zuid-Nederland EPZ (hierna: EPZ) te wijzigen ten behoeve van verlenging van de ontwerpbedrijfsduur van de kerncentrale Borssele.

[verzoeker] als penningmeester van Stichting Laka heeft, naar hij stelt handelend namens Stichting Laka en anderen, tegen dit besluit beroep ingesteld en tevens - mede namens [voorzitter] verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 oktober 2013, waar [verzoeker], bijgestaan door drs. D. Meijers, en de minister, vertegenwoordigd door mr. I.P. Hasper, drs. T. Klomberg, ir. L. van der Wiel en mr. P. Sormani, zijn verschenen. Voorts is EPZ, vertegenwoordigd door mr. M.M. Kaajan en mr. C.N.J. Kortmann, beiden advocaat te Amsterdam, ter zitting gehoord.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan indien tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. In het vierde lid is bepaald dat de artikelen 6:4, derde lid, 6:5 en 6:6 van overeenkomstige toepassing zijn.

Ingevolge artikel 6:4, derde lid, geschiedt het instellen van beroep bij een bestuursrechter door het indienen van een beroepschrift bij die rechter. Ingevolge artikel 6:5, eerste lid, wordt een beroepschrift ondertekend. Ingevolge artikel 8:24, eerste lid, kunnen partijen zich door een gemachtigde laten vertegenwoordigen. De bestuursrechter kan op grond van artikel 8:24, tweede lid, van de gemachtigde, niet zijnde een advocaat, een schriftelijke machtiging verlangen.

Indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het beroep, kan het beroep ingevolge artikel 6:6 niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen.

2. In het verzoekschrift is gesteld dat het verzoek om voorlopige voorziening is ingesteld namens Stichting Laka, 35 andere personen die zich bij het door Stichting Laka ingestelde beroep hebben gevoegd en [voorzitter]. Het verzoek om voorlopige voorziening is ondertekend door [verzoeker]. [verzoeker] is de penningmeester van Stichting Laka. Bij het verzoekschrift is een machtiging overgelegd van [voorzitter], waarin hij Stichting Laka machtigt om mede namens hem een verzoek om voorlopige voorziening in te dienen.

2.1. Ter zitting heeft [verzoeker] desgevraagd bevestigd dat hij niet over machtigingen beschikt van de in het verzoekschrift genoemde 35 personen voor het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening. Deze 35 personen hebben, zoals uit te stukken blijkt, Stichting Laka wel gemachtigd om namens hen beroep in te stellen. Het verzoek om voorlopige voorziening is derhalve niet namens hen ingediend.

3. EPZ heeft ter zitting betoogd dat het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, nu het verzoek slechts is ondertekend door de penningmeester van Stichting Laka en uit de statuten van Stichting Laka blijkt dat de penningmeester niet zelfstandig bevoegd is in rechte op te treden.

3.1. Bij brief 4 september 2013 heeft de Afdeling Stichting Laka erop gewezen dat niet is aangetoond dat de ondertekenaar van het verzoekschrift - [verzoeker] - bevoegd was het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening te ondertekenen. De Afdeling heeft er in die brief voorts op gewezen dat deze bevoegdheid alsnog aangetoond dient te worden door toezending van een (kopie van een) maximaal één jaar oud, gewaarmerkt uittreksel uit het Handelsregister. Daarnaast heeft de Afdeling Stichting Laka erop gewezen dat de statuten niet zijn toegezonden en dat dit alsnog dient te gebeuren. Voorts heeft de Afdeling Stichting Laka er in die brief op gewezen dat, wanneer geen gebruik zou worden gemaakt van de gelegenheid om alsnog aan deze formaliteiten te voldoen, Stichting Laka er rekening mee diende te houden dat het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk wordt verklaard.

3.2. Bij brief van 17 september 2013 heeft [verzoeker] een uittreksel uit het Handelsregister overgelegd en de statuten van Stichting Laka.

Uit het uittreksel uit het Handelsregister blijkt dat [verzoeker] als penningmeester gezamenlijk met andere bestuurders bevoegd is. Hiervoor is verwezen naar de statuten van Stichting Laka.

In artikel 9 van de statuten van Stichting Laka is bepaald dat het bestuur de stichting in en buiten rechte vertegenwoordigt. De voorzitter en de penningmeester van het bestuur zijn belast met de uitvoering van de besluiten van het bestuur. Tevens vertegenwoordigen zij gezamenlijk de stichting in en buiten rechte. In geval van ontstentenis of belet van de voorzitter of de penningmeester wordt de stichting vertegenwoordigd door de voorzitter casu quo de penningmeester en één ander lid van het bestuur. Bij ontstentenis of belet van zowel de voorzitter als de penningmeester wordt de stichting vertegenwoordigd door twee andere bestuursleden tezamen, of indien slechts één ander bestuurslid in functie is, door dit bestuurslid alleen.

3.3. Uit hetgeen is vermeld in het overgelegde uittreksel uit het Handelsregister en uit de overgelegde statuten van Stichting Laka blijkt dat het bestuur van Stichting Laka bevoegd is om namens Stichting Laka een verzoek om voorlopige voorziening in te dienen en dat de penningmeester daartoe niet zelfstandig bevoegd is. Dit heeft tot gevolg dat [verzoeker] de gestelde vertegenwoordiging voor het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening namens Stichting Laka niet heeft aangetoond, ook niet nadat de mogelijkheid was geboden het verzuim te herstellen. Niet gebleken is dat dit niet verwijtbaar is. Het verzoek om voorlopige voorziening is in zoverre daarom niet-ontvankelijk.

3.4. Voor zover het verzoek om voorlopige voorziening namens [voorzitter] is ingediend, is het eveneens niet-ontvankelijk. [voorzitter] heeft immers Stichting Laka, niet haar penningmeester [verzoeker], gemachtigd om namens hem een verzoek om voorlopige voorziening in te dienen.

4. Het verzoek is niet-ontvankelijk.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.H. Schoppers, ambtenaar van staat.

w.g. Van Kreveld w.g. Schoppers
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2013

578.