Uitspraak 201207642/12/R1
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2013:1135
- Datum uitspraak
- 4 september 2013
- Inhoudsindicatie
- Bij besluit van 29 juni 2012, nr. G-12-022, hebben provinciale staten het inpassingsplan "Buitenring Parkstad Limburg 2012" vastgesteld.
- Voorlopige voorziening
- Inpassingsplan
Bij deze uitspraak is een persbericht uitgebracht.
201207642/12/R1.
Datum uitspraak: 4 september 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
de stichting Stichting Stop Buitenring, gevestigd te Brunssum, en anderen
verzoekers,
en
provinciale staten van Limburg,
verweerders.
Procesverloop
Bij besluit van 29 juni 2012, nr. G-12-022, hebben provinciale staten het inpassingsplan "Buitenring Parkstad Limburg 2012" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer Stichting Stop Buitenring en anderen beroep ingesteld.
Stichting Stop Buitenring en anderen hebben de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 21 augustus 2013, waar de stichting Stichting Stop Buitenring en anderen, vertegenwoordigd door A.M.W. Wevers, en provinciale staten, vertegenwoordigd door H.J.M. Besselink, advocaat te Den Haag, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het inpassingsplan voorziet in de realisering van een ringweg (de BPL) in het gebied van de stadsregio Parkstad Limburg. Bij uitspraak van 16 november 2012 in zaak nr. 201207642/2/R1 heeft de voorzitter het inpassingsplan geschorst, behoudens de plandelen met de bestemming "Natuur" en de plandelen met de bestemming "Leiding-gas". Op verzoek van provinciale staten heeft de voorzitter voorts bij wijze van voorlopige voorziening bepaald dat voorbereidende werkzaamheden in de vorm van het waardevrij maken van de percelen ter plaatse van de gronden waaraan in het inpassingsplan de bestemming "Verkeer" is toegekend, kunnen worden verricht.
3. Stichting Stop Buitenring en anderen wijzen erop dat de bodemzaak is aangehouden totdat het Hof van Justitie van de Europese Unie de prejudiciële vragen heeft beantwoord die door de Afdeling zijn gesteld bij uitspraak van 7 november 2012 in zaak 201110075/1/R4 en 201201853/1/R4 over artikel 6, derde en vierde lid, van de Habitatrichtlijn. Nu de uitspraak in de bodemzaak gelet hierop langer op zich zal laten wachten dan door de voorzitter is voorzien, verzoeken Stichting Stop Buitenring en anderen om het gehele inpassingsplan te schorsen. Daarnaast dient volgens hen de voorlopige voorziening op grond waarvan voorbereidende werkzaamheden mogen worden verricht op gronden waaraan in het inpassingsplan de bestemming "Verkeer" is toegekend, te worden beëindigd. Stichting Stop Buitenring en anderen wijzen er voorts op dat provinciale staten de werkzaamheden met betrekking tot natuurcompensatie wensen uit te breiden. Volgens hen gaat de openheid van het landschap verloren door deze natuurcompensatie.
4. Provinciale staten hebben zich op het standpunt gesteld dat het van groot belang is verdere vertraging van de realisering van het inpassingsplan zo veel mogelijk te voorkomen. Door voortzetting en uitbreiding werkzaamheden, kunnen de financiële gevolgen voor de provincie zo veel mogelijk worden beperkt, aldus provinciale staten.
5. In de uitspraak van 16 november 2012 heeft de voorzitter de inwerkingtreding van de plandelen met de bestemming "Natuur" gekoppeld aan de toezegging dat uitsluitend op de gebieden die op de kaarten bij die uitspraak staan aangegeven, zou worden gestart met werkzaamheden. Provinciale staten hebben uiteengezet deze werkzaamheden te willen uitbreiden naar andere gronden met de bestemming "Natuur" om de vertraging door de aanhouding van de bodemzaak zo veel mogelijk te beperken. Het betreft het inrichten van percelen als natuur ten behoeve van natuurcompensatie in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur en de Flora- en faunawet. Gelet op de aard van deze werkzaamheden ziet de voorzitter na afweging van de betrokken belangen geen grond voor het oordeel dat de uitbreiding van de werkzaamheden dient te leiden tot schorsing van de plandelen met de bestemming "Natuur". Daarbij neemt de voorzitter in aanmerking dat deze werkzaamheden niet onomkeerbaar zijn.
6. Bij uitspraak van heden in zaak nr. 201207642/11/R1 heeft de voorzitter na afweging van de betrokken belangen de schorsing die bij uitspraak van 16 november 2012 is uitgesproken gedeeltelijk opgeheven. Daarbij heeft de voorzitter onder meer het belang van provinciale staten om vertraging naar aanleiding van de aanhouding van de bodemzaak te beperken meegewogen. In de omstandigheid dat de periode tot aan de bodemuitspraak langer zal duren dan ten tijde van de uitspraak van 16 november 2012 kon worden voorzien, ziet de voorzitter dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de reeds in werking getreden plandelen van het inpassingsplan alsnog dienen te worden geschorst. Evenmin geeft de aanhouding van de bodemzaak aanleiding de voorlopige voorziening met betrekking tot de voorbereidende werkzaamheden op de gronden waaraan in het inpassingsplan de bestemming "Verkeer" is toegekend, te beëindigen. Daarbij neemt de voorzitter in aanmerking dat deze werkzaamheden geen onomkeerbare gevolgen zullen hebben voor de Natura 2000-gebieden Geleenbeekdal en Brunssummerheide.
7. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. L. Brand, ambtenaar van staat.
w.g. Van Buuren w.g. Brand
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 september 2013
575.
Provincie Limburg mag een begin maken met een deel van de aanleg 'Buitenring Parkstad Limburg'
Dat blijkt uit een uitspraak van vandaag (4 september 2013). Dit betekent dat de provincie Limburg mag beginnen met de aanleg van een deel van het tracé van de buitenring ten noordwesten van Brunssum. Ook mag zij een begin maken met de uitbreiding van de rotonde Avantis ten zuiden van Heerlen en Kerkrade. Provinciale staten van Limburg hadden om een gedeeltelijke opheffing van de schorsing gevraagd die de Raad van State in november 2012 had opgelegd. De Raad van State heeft het inpassingsplan destijds bijna helemaal geschorst.
Opheffing schorsing
De Raad van State is van oordeel dat met een gedeeltelijke opheffing van de schorsing van het inpassingsplan in afwachting van een definitieve uitspraak 'geen onomkeerbare gevolgen zijn te verwachten' voor de Natura 2000-gebieden 'Brunssummerheide' en 'Geleenbeekdal'. Daarbij is van belang dat de provincie uitdrukkelijk heeft toegezegd dat het tracégedeelte ten noordwesten van Brunssum niet eerder in gebruik zal worden genomen dan dat de Raad van State een definitieve uitspraak heeft gedaan in deze zaak. Dit weggedeelte ligt op één à twee kilometer van de beschermde natuurgebieden. Bovendien heeft de provincie aangegeven dat als het inpassingsplan toch niet zal kunnen worden uitgevoerd, dit weggedeelte zal worden ingepast in de bestaande verkeersstructuur. Dat geldt ook voor de uitbreiding van de rotonde Avantis waarop het tweede deel van het verzoek van de provincie betrekking heeft. Bij de opheffing van de schorsing voor dit beperkte tracégedeelte heeft de Raad van State onder meer betrokken dat de bestaande rotonde op vijf tot zeven kilometer afstand ligt van de beschermde natuurgebieden en dat de provincie een financieel belang heeft bij een start van de uitbreiding van de rotonde.
Aanleiding opheffingsverzoek
Aanleiding voor het verzoek van de provincie om de schorsing op te heffen is de beslissing van de Raad van State in mei van dit jaar om de einduitspraak over het inpassingsplan aan te houden. De Raad van State heeft in een andere zaak over het tracébesluit A2 's‑Hertogenbosch-Eindhoven zogenoemde prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie in Luxemburg. De Raad van State wil van het Hof van Justitie in Luxemburg uitleg over de Europese Habitatrichtlijn en verwacht dat de antwoorden van het Hof van Justitie ook relevant zijn voor deze zaak over de buitenring. Volgens de provincie leidt de aanhouding tot ernstige vertraging waardoor zij schade zal lijden.
Verzoek Stichting Stop Buitenring
Naar aanleiding van het verzoek van de provincie Limburg heeft één van de bezwaarmakers, Stichting Stop Buitenring, de Raad van State gevraagd de delen van het inpassingsplan die niet waren geschorst, alsnog te schorsen. Dat verzoek is vandaag in een andere uitspraak afgewezen.
Lees de volledige tekst van de uitspraak met zaaknummer 201207642/11 (verzoek opheffing schorsing provincie) en de uitspraak met zaaknummer 201207642/12 (verzoek schorsing stichting).