Uitspraak ​201211136/1/R4


Volledige tekst

​201211136/1/R4.
Datum uitspraak: 7 augustus 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1A] en [appellante sub 1B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]), wonend te Leiden,
2. de stichting Stichting Aalmarktgebied (hierna: Stichting Aalmarktgebied), gevestigd te Leiden, en [appellant sub 2A], beweerdelijk handelend namens de vereniging Bond Heemschut, Vereniging tot bescherming van cultuurmonumenten in Nederland (hierna: Bond Heemschut), gevestigd te Amsterdam,
3. [appellant sub 3], wonend te [woonplaats], en anderen,

en

de raad van de gemeente Leiden,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 6 november 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Aalmarkt-Mandenmakerssteeg e.o. Deel 3 Stadsgehoorzaalblok" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], Stichting Aalmarktgebied, [appellant sub 2A], beweerdelijk handelend namens Bond Heemschut, en [appellant sub 3] en anderen beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant sub 1], [appellant sub 3] en anderen, de raad en de naamloze vennootschap ASR Vastgoed Ontwikkeling N.V. (hierna: ASR) hebben nadere stukken ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 juni 2013, waar [appellant sub 1A] en [appellante sub 1B], bijgestaan door mr. R.F. Thunnissen, advocaat te Den Haag, Stichting Aalmarktgebied, vertegenwoordigd door [appellant sub 2A] en R.K. Onel, bijgestaan door J.J. Gijsman, [appellant sub 2A] beweerdelijk handelend namens Bond Heemschut, [appellant sub 3], bijgestaan door mr. M. van Grafhorst, en de raad, vertegenwoordigd door mr. C.M.E. Verhaegh, advocaat te Den Haag, en mr. P.T. van Woensel, wethouder, bijgestaan door drs. M.J. Burger en P. Stokkermans, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting gehoord ASR, vertegenwoordigd door mr. R.J.G. Bäcker en mr. M.J. Woodward, advocaten te Rotterdam, bijgestaan door mr. H. Seesink, werkzaam bij ASR.

Overwegingen

1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

Het plan

2. Het plan is onderdeel van het Aalmarktproject in de binnenstad van Leiden. Dit project voorziet in de ontwikkeling van het Aalmarktgebied als onderdeel van het kernwinkelgebied in de binnenstad van Leiden. Ten behoeve van het project zijn drie bestemmingsplannen vastgesteld, waaronder het onderhavige. Het plan omvat onder meer de juridisch-planologische regeling voor de aanleg van de voorziene doorgang tussen de Breestraat en de Aalmarkt en de sloop van het rijksmonument Breestraat 68/68a en de wijziging van het rijksmonument Breestraat 70 ten behoeve van deze doorgang.

Ontvankelijkheid

Machtigingen

3. De raad en ASR betwisten dat [appellant sub 2A] gemachtigd is om namens de Bond Heemschut beroep in te stellen. ASR stelt voorts dat [appellant sub 2A] ten tijde van het indienen van het beroepschrift niet gemachtigd was om namens Stichting Aalmarktgebied beroep in te stellen.

3.1. Ingevolge artikel 7, vierde lid, van de statuten van Bond Heemschut, kan het dagelijks bestuur personen machtigen om de vereniging te vertegenwoordigen of doen vertegenwoordigen voor bepaalde in die machtiging met name genoemde handelingen.

3.2. Het beroepschrift van Stichting Aalmarktgebied en [appellant sub 2A], beweerdelijk handelend namens Bond Heemschut, is ondertekend door [appellant sub 2A], voorzitter van Stichting Aalmarktgebied. Bij brief 2 januari 2013 is [appellant sub 2A] door de Afdeling onder meer in de gelegenheid gesteld om voor 31 januari 2013 aan te tonen dat zij bevoegd is om namens Stichting Aalmarktgebied en Bond Heemschut beroep in te stellen. Deze bevoegdheid kon worden aangetoond door toezending van een (kopie van een) maximaal één jaar oud, gewaarmerkt uittreksel uit het Handelsregister, door toezending van de statuten en door toezending van een machtiging. [appellant sub 2A] heeft haar vertegenwoordigingsbevoegdheid voor Stichting Aalmarktgebied bij brief van 12 januari 2013, derhalve binnen de gestelde termijn, aangetoond. [appellant sub 2A] heeft echter geen machtiging overlegd waaruit blijkt dat zij bevoegd is om namens Bond Heemschut beroep in te stellen. Het beroep van Stichting Aalmarktgebied en [appellant sub 2A], beweerdelijk handelend namens Bond Heemschut is dan ook niet-ontvankelijk, voor zover ingesteld door [appellant sub 2A], beweerdelijk handelend namens Bond Heemschut.

3.3. Het beroep van Stichting Aalmarktgebied en [appellant sub 2A], beweerdelijk handelend namens Bond Heemschut, voor zover ingediend door Stichting Aalmarktgebied, zal in de hierna volgende overwegingen worden aangeduid als het beroep van Stichting Aalmarktgebied.
Belanghebbendheid

4. Verder betwisten de raad en ASR dat [appellant sub 3] en anderen belanghebbenden zijn bij het bestreden besluit.

4.1. Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), zoals deze bepaling luidde ten tijde van belang, kan door een belanghebbende bij de Afdeling beroep worden ingesteld tegen een besluit omtrent vaststelling van een bestemmingsplan.

Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt verstaan onder belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

4.2. [appellant sub 3] woonde gedurende de beroepstermijn in Santpoort-Zuid. De woningen van de mede-indieners van het beroepschrift bevinden zich op een afstand van ongeveer 800 m tot 2 km van het plangebied. Mede gelet op de aard en omvang van de ruimtelijke ontwikkelingen die op het door [appellant sub 3] en anderen bestreden plandeel mogelijk worden gemaakt is deze afstand naar het oordeel van de Afdeling te groot om een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang te kunnen aannemen.

Voorts hebben [appellant sub 3] en anderen geen feiten of omstandigheden aangevoerd in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat ondanks deze afstand een objectief en persoonlijk belang van hen rechtstreeks door het besluit zou worden geraakt. Het belang waarin [appellant sub 3] en anderen stellen te worden geraakt - behoud van het historische centrum van Leiden - is geen belang waarmee zij zich in voldoende mate onderscheiden van anderen. Een louter subjectief gevoel van betrokkenheid bij een besluit, hoe sterk dat gevoel ook is, is daarvoor niet voldoende.

De conclusie is dat [appellant sub 3] en anderen geen belanghebbenden zijn bij het bestreden besluit als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb en dat zij daartegen ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wro, zoals deze bepaling luidde ten tijde van belang, geen beroep kunnen instellen.

Het beroep is niet-ontvankelijk.

Beroepsgronden

Bestreden plandeel

5. Zowel [appellant sub 1] als Stichting Aalmarktgebied kunnen zich niet met het plan verenigen, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Verkeer - Verblijf" dat ziet op de gronden aan de Breestraat 68/68A en 70 (gedeeltelijk) en de in het verlengde daarvan gelegen gronden tot aan de aansluiting op de Aalmarkt. Met dit plandeel is voorzien in een nieuwe doorgang van de Breestraat naar de Aalmarkt met aan weerszijden van de doorgang winkelruimten met daarboven woningen. Ten behoeve van de realisering van deze doorgang zal het pand van [appellant sub 1] aan de Breestraat 68/68A, alsmede een gedeelte van het naastgelegen pand aan de Breestraat 70, moeten worden gesloopt. Beide panden aan de Breestraat zijn aangewezen als rijksmonument. Het gehele plangebied, inclusief de desbetreffende gronden aan de Breestraat, kent als dubbelbestemming "Waarde - Cultuurhistorie".

6. Ingevolge artikel 6, lid 6.1, aanhef en onder a, b en f, van de planregels, zijn de voor "Verkeer - Verblijf" aangewezen gronden bestemd voor verkeer- en verblijfsvoorzieningen en parkeren met bijbehorende voorzieningen. Onder de bestemming zijn woonstraten en pleinen, voet- en rijwielpaden en ter plaatse van de aanduiding "[sba-ovb] - specifieke bouwaanduiding - overbouwing" overbouwingen toegestaan.

Ingevolge artikel 9, lid 9.1, van de planregels, zijn de gronden met de bestemming "Waarde - Cultuurhistorie", behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, het herstel en de bescherming van de met het beschermd stadsgezicht verbonden cultuurhistorische waarden, zoals nader omschreven in de toelichting bij de aanwijzing tot Beschermd Stadsgezicht Leiden binnen de Singels en in de toelichting die het onderhavige bestemmingsplan vergezelt.

Nut en noodzaak

7. [appellant sub 1] betoogt dat de voorziene doorgang geen meerwaarde heeft. Volgens hem is er geen behoefte aan de extra winkelruimte die aan de doorgang is voorzien. Verder kan het winkelend publiek tussen de Breestraat en Haarlemmerstraat gebruik maken van de bestaande Mandenmakerssteeg, waardoor ook in zoverre de noodzaak voor de voorziene doorgang ontbreekt, aldus [appellant sub 1].

7.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de voorziene doorgang met extra winkelruimte tussen de Breestraat en de Aalmarkt wel degelijk meerwaarde heeft. Het onderhavige bestemmingsplan vormt de juridisch-planologische uitwerking van het stadsvernieuwingsplan Aalmarkt e.o., welk plan een nadere uitwerking is van het "Programma Binnenstad". Met dit programma wil de gemeente het kernwinkelgebied versterken en de bereikbaarheid van het centrum verbeteren. Het doel van het stadsvernieuwingsplan is de herontwikkeling van het Aalmarktgebied, waarbij het behoud van het historische karakter van het gebied en het versterken van het kernwinkelgebied van Leiden als uitgangspunten zijn genomen, aldus de raad. Gelet op deze visie betoogt de raad dat de voorziene doorgang meerwaarde heeft en noodzakelijk is, omdat een brede en kwalitatief goede winkelstraat wordt toegevoegd aan de binnenstad van Leiden. De voorziene doorgang zorgt er volgens de raad voor dat de twee grote winkelstraten in het Leidse centrum, de Haarlemmerstraat en de Breestraat, met elkaar worden verbonden. De raad betoogt dat hierdoor, alsmede met de extra winkelruimte, het kernwinkelgebied in Leiden wordt versterkt, waardoor onder meer de concurrentiepositie van de binnenstad wordt verbeterd. Dit blijkt volgens hem ook uit het rapport "Onderbouwing noodzaak en urgentie ontwikkeling Stadsgehoorzaalblok" van 30 mei 2013 van Jones Lang LaSalle (hierna: onderbouwing Stadsgehoorzaalblok). Voorts stelt de raad dat de naastgelegen Mandenmakerssteeg niet dezelfde functie kan vervullen als de voorziene doorgang, omdat hier onvoldoende winkelruimte kan worden gerealiseerd, deze steeg te smal is en verschillende beeldbepalende monumenten aan de steeg liggen.

7.2. Hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd over de noodzaak en de meerwaarde van de doorgang geeft onvoldoende aanleiding voor het oordeel dat de door de raad gehanteerde veronderstellingen en uitgangspunten onjuist zijn, zowel wat betreft de noodzaak van de nieuwe doorgang, als wat betreft de meerwaarde van de daaraan voorziene winkelruimte. Evenmin geeft het aangevoerde aanleiding voor het oordeel dat het standpunt van de raad, dat de bestaande Mandenmakerssteeg niet dezelfde functie kan vervullen kan de voorziene doorgang, onjuist is. Er bestaat dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de voorziene doorgang tussen de Breestraat en de Aalmarkt met de voorziene winkelruimte meerwaarde heeft en voldoende noodzakelijk is.

Het betoog faalt.

Beschermd stadsgezicht en cultuurhistorische waarden

8. [appellant sub 1] en Stichting Aalmarktgebied kunnen zich niet verenigen met de gevolgen die het plan heeft voor de cultuurhistorische waarden in de binnenstad van Leiden. [appellant sub 1] stelt zich op het standpunt dat ten onrechte rijksmonumenten worden gesloopt, waaronder zijn pand aan de Breestraat 68/68A. Stichting Aalmarktgebied betoogt - samengevat weergegeven - dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met de aantasting van cultuurhistorische waarden, waaronder het beschermd stadsgezicht, die het gevolg is van het plan. Stichting Aalmarktgebied brengt hierbij ook naar voren dat de raad in zoverre ten onrechte geen eigen afweging heeft gemaakt. Volgens Stichting Aalmarktgebied wordt het beschermd stadsgezicht aangetast door de doorbraak in de historische bebouwing, de sloop en wijziging van een tweetal rijksmonumenten, de overbouwing van de Joost van Zonneveldpoort en de knik in de voorziene doorgang tussen de Breestraat en de Aalmarkt. Ook overigens is volgens Stichting Aalmarktgebied onvoldoende rekening gehouden met de cultuurhistorische waarden door het doorbreken van de gevelwand aan de Breestraat en de gemeenschappelijke gevel van de rijksmonumenten Breestraat 68/68A en 70. Gelet op het voorgaande is het plan vastgesteld in strijd met artikel 3.1.6, vierde lid, aanhef en onder a, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro), aldus Stichting Aalmarktgebied. Tot slot meent Stichting Aalmarktgebied dat de bestemming "Verkeer - Verblijf" ondergeschikt is aan de bestemming "Waarde - Cultuurhistorie", waardoor het plan ten onrechte voorziet in de sloop van de rijksmonumenten.

8.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het plan leidt tot een kwalitatieve verbetering van het plangebied. De raad betoogt hiertoe dat de aanwijzing van de Leidse binnenstad als beschermd stadsgezicht niet betekent dat er geen ontwikkelingen meer mogelijk zijn in de binnenstad, maar dat het beschermd stadsgezicht is gebaat bij versterking van het winkelgebied in de binnenstad. Daarbij wijst de raad op de instemmende reacties op het plan van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en de VROM-inspectie (thans: Inspectie Leefomgeving en Milieu). Verder stelt de raad dat het plan niet kan worden gerealiseerd zonder de sloop en wijziging van de rijksmonumenten Breestraat 68/68A en 70. Volgens de raad is de ligging van de voorziene doorgang zo gekozen dat de doorgang wordt aangelegd op de locatie die de minste schade meebrengt voor de historische bebouwing. Voorts betoogt de raad dat in de plantoelichting is aangegeven hoe de cultuurhistorische waarden in het plangebied zijn betrokken in de belangenafweging. Hiermee is volgens de raad voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1.6, vierde lid, aanhef en onder a, van het Bro.

8.2. Zoals hiervoor onder 5 is overwogen, voorziet het plan voor de gronden aan de Breestraat 68/68a en 70 in de bestemmingen "Verkeer - Verblijf" en "Waarde - Cultuurhistorie". De bestemming "Verkeer - Verblijf" is de hoofdbestemming en de bestemming "Waarde - Cultuurhistorie" is een dubbelbestemming. De keuze van de raad voor de hoofdbestemming "Verkeer - Verblijf" brengt met zich dat de panden aan de Breestraat 68/68a en 70 onderscheidenlijk zullen moeten worden gesloopt en gewijzigd. Anders dan Stichting Aalmarktgebied blijkbaar veronderstelt, staat de dubbelbestemming "Waarde - Cultuurhistorie" aan die keuze op zichzelf niet in de weg.

8.3. Ingevolge artikel 3.1.6, vierde lid, aanhef en onder a, van het Bro, voor zover hier van belang, dient een plan vergezeld te gaan van een plantoelichting, waarin is neergelegd een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.

8.4. In 1981 is een groot deel van de binnenstad van Leiden, waaronder het plangebied, aangewezen als beschermd stadsgezicht in de zin van de Monumentenwet 1988. Uit de plantoelichting, het stedenbouwkundig plan bij de plantoelichting "Aalmarktgebied Leiden binnenstad" van 6 oktober 2010 van Rijnboutt Architectuur, Stedenbouw, Strategie en Landschap (hierna: stedenbouwkundig plan) en de het bij de plantoelichting overlegde onderzoek "De Aalmarkt, structuur in ontwikkeling; bouwhistorische verkenning van het Aalmarktgebied" van de dienst Monumenten en Archeologie van de gemeente van maart 2011 blijkt het volgende. Het Aalmarktgebied kenmerkt zich door verscheidenheid in bebouwing. Naast kleinschalige bebouwing heeft ook grootschalige bebouwing, zoals het stadhuis en de stadsgehoorzaal, in het gebied een plaats. De historische bebouwing is in de loop der eeuwen veelal gemoderniseerd en vervangen door nieuwbouw. Het gebied is volgens het stedenbouwkundig plan verwaarloosd. Voorts is langs de Aalmarkt de gevel sinds 1976 onderbroken ter hoogte van de voorziene doorgang. Hierover is in het stedenbouwkundig plan opgemerkt dat dit "Van Nelle gat" kan worden gebruikt voor de ontwikkeling van nieuwe winkelruimte.

8.5. Blijkens de plantoelichting is de grotendeels aanwezige middeleeuwse stedenbouwkundige structuur het uitgangspunt geweest voor het plan en zijn de bestaande cultuurhistorische kwaliteiten gebruikt voor de versterking van het winkelgebied in de binnenstad. In de plantoelichting is voorts toegelicht dat in het kader van het plan het bestaande "Van Nelle gat" opnieuw wordt ingericht en de overige historische panden in de omgeving van de voorziene doorgang worden gerestaureerd. Deze inspanning kan blijkens de plantoelichting niet worden gerealiseerd zonder de voorziene doorgang. Het rijksmonument De Waag aan de Aalmarkt kan, gelet op de grote cultuurhistorische waarde, niet worden aangepast en de Mandenmakerssteeg is ongeschikt voor een doorgang voor het winkelend publiek, gelet op de hoge concentratie rijksmonumenten en de beperkte ruimte voor winkels en winkelend publiek. Het ontwikkelen van nieuwe winkelruimte en de gewenste doorgang bleek op die locaties dan ook niet mogelijk. Onder deze omstandigheden hebben de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en de VROM-inspectie aangegeven zich niet te zullen verzetten tegen het bestemmingsplan. Verder volgt uit de planverbeelding dat bij de Joost van Zonneveldpoort weliswaar enige overhangende bebouwing mogelijk is, maar dat de poort niet kan worden overbouwd.

8.6. Gelet op het vorenoverwogene wordt in hetgeen [appellant sub 1] en Stichting Aalmarktgebied hebben aangevoerd geen aanleiding gezien voor het oordeel dat de raad het beschermd stadsgezicht, de cultuurhistorische waarden in het plangebied en de sloop en wijziging van twee rijksmonumenten onvoldoende in zijn besluitvorming heeft betrokken of ter zake geen eigen, zelfstandig oordeel heeft gevormd. Voorts ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan geen onevenredige aantasting van het beschermd stadsgezicht met zich brengt. Evenmin bestaat aanleiding voor het oordeel dat de raad het plan in strijd met artikel 3.1.6, vierde lid, aanhef en onder a, van het Bro heeft vastgesteld.

Het betoog faalt.

Omgevingsvergunning

9. Volgens Stichting Aalmarktgebied is het plan niet uitvoerbaar, omdat de benodigde omgevingsvergunning voor het slopen van het rijksmonument Breestraat 68/68a en het wijzigen van het rijksmonument Breestraat 70 nog niet is verleend. Volgens Stichting Aalmarktgebied had de vergunningverlening als voorwaardelijke verplichting in het plan moeten worden opgenomen.

9.1. Volgens de raad staat de procedure voor de omgevingsvergunning voor de sloop en de wijziging van de rijksmonumenten Breestraat 68/68a en 70 los van deze bestemmingsplanprocedure, waarbij de raad ter zitting heeft toegelicht dat verwacht wordt dat de benodigde omgevingsvergunning wordt verleend.

9.2. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) is het slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een beschermd monument zonder omgevingsvergunning verboden.

9.3. Uit artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wabo volgt dat eerst een omgevingsvergunning moet worden verleend voordat tot de sloop en wijziging van de rijksmonumenten Breestraat 68/68a en 70 mag worden overgegaan. De verlening van de benodigde omgevingsvergunning kan niet via de bestemmingsplanprocedure worden geregeld. Reeds daarom heeft de raad ter zake niets in de planregels hoeven op te nemen.

Voor zover Stichting Aalmarktgebied betoogt dat het plan niet uitvoerbaar is omdat de benodigde omgevingsvergunning nog niet is verleend, wordt overwogen dat er geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad er op voorhand niet in redelijkheid van heeft kunnen uitgaan dat de benodigde omgevingsvergunning zal worden verleend.

Het betoog faalt.

Financiële uitvoerbaarheid

10. [appellant sub 1] betoogt voorts dat de financieel-economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet vaststaat. Volgens hem is er, gelet op de economische crisis en de huidige leegstand, geen behoefte aan nieuwe winkelruimte in de binnenstad van Leiden.

10.1. Volgens de raad zijn er geen redenen om te twijfelen aan de financiële uitvoerbaarheid, waarbij hij wijst op de in de onderbouwing Stadsgehoorzaalblok genoemde behoefte aan winkelruimte en de vergevorderde onderhandelingen met een winkelketen over de huur van winkelruimte aan de voorziene doorgang.

10.2. In het kader van een beroep tegen een bestemmingsplan kan een betoog dat ziet op de uitvoerbaarheid van dat plan, waaronder ook de financieel-economische uitvoerbaarheid is begrepen, slechts leiden tot vernietiging van het bestreden besluit indien en voor zover het aangevoerde leidt tot de conclusie dat de raad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat het plan niet kan worden uitgevoerd binnen de planperiode van in beginsel tien jaar.

10.3. Uit hoofdstuk 9 van de plantoelichting blijkt dat ten tijde van het bestreden besluit het kostenverhaal was verzekerd via een overeenkomst tussen de projectontwikkelaar en de gemeente. De omstandigheid dat er in de binnenstad van Leiden leegstaande winkelruimte is, betekent, wat daar verder ook van zij, op zichzelf niet dat aan de in het plan voorziene ontwikkelingen geen behoefte is en betekent evenmin dat het plan financieel niet uitvoerbaar is. Het betoog van [appellant sub 1] geeft dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat op voorhand niet hoeft te worden getwijfeld aan de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan.

Het betoog faalt.

Conclusie en proceskosten

11. De beroepen zijn, voor zover ontvankelijk, ongegrond.

12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het beroep van de stichting Stichting Aalmarktgebied en [appellant sub 2A], beweerdelijk handelend namens vereniging Bond Heemschut, Vereniging tot bescherming van cultuurmonumenten in Nederland, voor zover ingesteld door [appellant sub 2A], beweerdelijk handelend namens vereniging Bond Heemschut, Vereniging tot bescherming van cultuurmonumenten in Nederland, niet-ontvankelijk;

II. verklaart het beroep van [appellant sub 3] en anderen niet-ontvankelijk;

III. verklaart de beroepen van [appellant sub 1A] en [appellante sub 1B], en de stichting Stichting Aalmarktgebied en [appellant sub 2A], beweerdelijk handelend namens de vereniging Bond Heemschut Vereniging tot bescherming van cultuurmonumenten in Nederland, voor zover ingesteld door de stichting Stichting Aalmarktgebied, ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van staat.

w.g. Simons-Vinckx w.g. Drouen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2013

431-767.