Uitspraak 201210616/1/R4


Volledige tekst

201210616/1/R4.
Datum uitspraak: 26 juni 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1], wonend te Geesbrug, gemeente Coevorden,
2. [appellant sub 2A] en [appellante sub 2B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 2]), beiden wonend te [woonplaats],

en

de raad van de gemeente Coevorden,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 18 september 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Witte Menweg 4b, Geesbrug" gewijzigd vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Daartoe in de gelegenheid gesteld, hebben [belanghebbenden] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De raad heeft nadere stukken ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 april 2013, waar [appellant sub 2], vertegenwoordigd door mr. ing. B. Rademaker, en de raad, vertegenwoordigd door drs. J. Hennessy-Jager, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts zijn ter zitting [belanghebbenden], bijgestaan door mr. S.D. van Reenen, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand, gehoord.

Overwegingen

1. Het plan voorziet in een actuele juridisch-planologische regeling voor de horecagelegenheid "Gasterij Het Geeserveld" (hierna: de Gasterij). Met het plan is beoogd het huidige gebruik van de Gasterij te legaliseren en voorts te voorzien in een kleinschalige uitbreidingsmogelijkheid voor de horecafunctie.

1.1. De Gasterij is gelegen aan het begin van de entreeweg naar het bungalowpark "Het Zuiderveld" (hierna: het bungalowpark), dat geen onderdeel uitmaakt van het plan en bestaat uit 95 vrijstaande bungalows op kavels ter grootte van ongeveer 1.000 m². De bebouwingsoppervlakte van de Gasterij bedraagt ongeveer 165 m². [appellant sub 2] en [appellant sub 1] zijn beiden eigenaar van een bungalow op het bungalowpark. Het perceel van [appellant sub 2] grenst aan het perceel waarop de Gasterij is gevestigd.

1.2. De bedrijfsvoering was in strijd met de voorheen op grond van het bestemmingsplan "Buitengebied Oosterhesselen" geldende bestemming "Jonge Veldontginningen" met de nadere aanduiding "verblijfsrecreatie". Teneinde het gebruik van de Gasterij te legaliseren heeft de raad op 8 september 2009 het bestemmingsplan "Witte Menweg 4b, Geesbrug (Gasterij Het Geeserveld)" vastgesteld. De Afdeling heeft bij uitspraak van 29 juni 2011, in zaak nr. 201007465/1/R1, zelfvoorziend goedkeuring onthouden aan dit plan. De raad heeft vervolgens het bestreden plan vastgesteld, teneinde alsnog te voorzien in een actuele juridisch-planologische regeling voor de Gasterij.

2. De raad stelt zich op het standpunt dat [appellant sub 1] en [appellant sub 2] gedeeltelijk niet-ontvankelijk moeten worden geacht in hun beroep. Daartoe voert de raad aan dat [appellant sub 1] geen zienswijzen naar voren heeft gebracht ten aanzien van zijn beroepsgrond die betrekking heeft op de behoefte aan een recreatieve voorziening, en [appellant sub 2] geen zienswijzen naar voren heeft gebracht ten aanzien van zijn beroepsgrond die betrekking heeft op het aspect milieuzonering.

2.1. Uit artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) vloeit voort dat een belanghebbende geen beroep kan instellen tegen onderdelen van een besluit waarover hij geen zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten.

2.2. De door de raad bedoelde beroepsgronden hebben betrekking op besluitonderdelen ten aanzien waarvan een zienswijze naar voren is gebracht. Binnen de door de wet en de goede procesorde begrensde mogelijkheden, staat geen rechtsregel eraan in de weg dat bij de beoordeling van het beroep gronden worden betrokken die na het nemen van het bestreden besluit zijn aangevoerd en niet als zodanig in de uniforme openbare voorbereidingsprocedure met betrekking tot het desbetreffende besluitonderdeel naar voren zijn gebracht. Gelet hierop zijn [appellant sub 1] en [appellant sub 2] ontvankelijk in hun beroep, ook voor zover het de genoemde beroepsgronden betreft.

3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

4. De raad voert aan dat [appellant sub 1] en [appellant sub 2] in hun beroepschrift ten aanzien van een aantal beroepsgronden hebben volstaan met een verwijzing naar de inhoud van de naar voren gebrachte zienswijzen.

4.1. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben zich in het beroepschrift ten aanzien van de bedoelde beroepsgronden niet beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijzen en hebben in het beroepschrift redenen aangevoerd waarom de reactie op de desbetreffende zienswijzen in het bestreden besluit onjuist zou zijn. Er bestaat dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat bedoelde beroepsgronden in zoverre falen.

5. [appellant sub 2] betoogt dat het ongewenst is in geïsoleerde trajecten aparte bestemmingsplannen te ontwikkelen voor de Gasterij en het bungalowpark. Planologische gebruiksmogelijkheden van de Gasterij zouden beter kunnen worden meegenomen in het in voorbereiding zijnde plan voor het bungalowpark, aangezien het horecabedrijf in ruimtelijk opzicht onlosmakelijk deel uitmaakt van het bungalowpark en een samenhangende ruimtelijke visie voor het park gewenst is. [appellant sub 1] voert aan dat het restaurant door het plan ten onrechte buiten het park wordt gesteld.

5.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het aspect permanente bewoning van recreatiewoningen in verschillende parken binnen de gemeente een brede afweging vergt, waardoor een separate regeling voor de gronden waarop het bungalowpark en de Gasterij zijn gevestigd in de rede ligt. De raad stelt zich verder op het standpunt dat hij legalisatie van de Gasterij op korte termijn wenselijk acht, nu verzoeken zijn ingediend om handhavend op te treden tegen het restaurant. De raad wenst te voorkomen dat zienswijzen gericht tegen de planologische regulering ten aanzien van het ene perceel leiden tot vertraging van de planologische regulering van de andere percelen.

5.2. De Afdeling begrijpt de betogen van [appellant sub 2] en [appellant sub 1] aldus dat zij zich niet kunnen verenigen met de planbegrenzing. Hieromtrent overweegt de Afdeling dat gelet op de systematiek van de Wro, de raad beleidsvrijheid toekomt bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Deze vrijheid strekt echter niet zo ver dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening of anderszins in strijd is met het recht.

De raad heeft ter zitting toegelicht dat met het plan een zelfstandige horecafunctie wordt beoogd, waarbij het restaurant geen onderdeel meer is van het park. [appellant sub 2] en [appellant sub 1] hebben niet aannemelijk gemaakt dat tussen het bungalowpark en de Gasterij een zodanige ruimtelijke samenhang bestaat dat de desbetreffende percelen in één plan hadden moeten worden gevat. De Afdeling ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde plangrens strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. De betogen falen.

6. [appellant sub 2] en [appellant sub 1] kunnen zich niet verenigen met de in het plan opgenomen bestemming "Horeca". Deze bestemming is volgens [appellant sub 2] ten onrechte gericht op het legaliseren van de huidige bedrijfsvoering, die volgens [appellant sub 2] het karakter heeft van een horecafunctie waarbij het primair gaat om de ontvangst van externe groepen bezoekers die samenkomen en waarbij het gebruik van maaltijden, in buffetvorm, bijzaak is.

[appellant sub 2] betoogt dat in het plan ten onrechte geen verplichting is opgenomen om de bedrijfsvoering enkel te richten op verblijfs- en dagrecreanten. Het exploiteren van een restaurant dat zich niet enkel richt op deze doelgroep, kan volgens [appellant sub 2] planologisch gezien beter plaatsvinden in de kern van een van de omliggende dorpen. Volgens [appellant sub 1] is de behoefte aan een recreatieve voorziening als de Gasterij niet onderbouwd.

[appellant sub 2] voert onder verwijzing naar de uitspraak van 29 juni 2011, in zaak nr. 201007465/1/R1, aan dat de raad niet duidelijk heeft gemaakt welke aanpassingen zijn doorgevoerd om het plan alsnog rechtmatig te maken en niet heeft gemotiveerd waarom de vestiging van het horecabedrijf in de nieuwe opzet ter plaatse wel planologisch aanvaardbaar is. Volgens [appellant sub 2] raakt legalisering van de huidige bedrijfsvoering hem onevenredig. De toegekende functie leidt, ook met de naar aanleiding van de uitspraak van 29 juni 2011 aangebrachte beperkingen, tot ernstige geluidhinder vanwege het horecabedrijf ten gevolge van feesten, het terras, de kinderspeelplaats alsmede het luidruchtige vertrek van gasten in de late avond en nacht. Hierdoor hebben vaste huurders van zijn bungalow laten weten niet langer gebruik te willen maken van de accommodatie. [appellant sub 1] voert aan dat de rust wordt aangetast door verkeersbewegingen van en naar de Gasterij.

Voor zover de raad heeft verwezen naar de brochure "Bedrijven en milieuzonering" uit 2009 van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG-brochure) ter onderbouwing dat het woon- en leefklimaat niet wordt aangetast, betoogt [appellant sub 2] dat het bedrijf ten onrechte is gerangschikt onder milieucategorie 1, nu het geen normaal restaurant betreft, maar een gelegenheid die mede wordt gebruikt voor de ontvangst van groepen bezoekers, waardoor milieucategorie 2 beter past bij deze functie. Voorts is de omgeving van het plangebied volgens hem geen normale stedelijke omgeving, maar een uiterst stil en rustig gebied.

6.1. De raad stelt zich op het standpunt dat een regeling waarbij de Gasterij zich enkel kan richten op verblijfs- en dagrecreanten onwenselijk is, nu de huidige bedrijfsvoering van de Gasterij volgens de raad een meerwaarde vormt voor de aanwezige recreatieve voorzieningen in de regio.

De raad voert verder aan dat naar aanleiding van de uitspraak van 29 juni 2011 in het plan waarborgen zijn opgenomen om geluidoverlast te beperken. Daartoe voert de raad aan dat de horecabestemming beperkende voorschriften bevat ten aanzien van de openingstijden alsmede het ten gehore brengen van muziek of versterkte spraak. Voorts is de situering en omvang van het terras gereguleerd en is de mogelijkheid van een groot overdekt terras uitgesloten. Bij het onderzoeken van de door de Gasterij veroorzaakte geluidhinder is stemgeluid afkomstig van het terras in beschouwing genomen, aldus de raad.

Bij de totstandkoming van het plan zijn volgens de raad de aanbevolen richtafstanden van de VNG-brochure correct toegepast. Daartoe voert hij aan dat tussen een bedrijf uit milieucategorie 1 en een gevoelige functie in een rustig buitengebied een richtafstand kan worden aangehouden van 10 meter. Hoewel een recreatiebungalow geen gevoelige functie is, bedraagt de afstand tussen de grens van het plangebied en de meest nabijgelegen bungalow meer dan 10 meter, aldus de raad.

Volgens de raad is een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het bungalowpark door het plan gewaarborgd. Daartoe wijst de raad op het rapport van het verrichte geluidonderzoek, dat als bijlage aan het plan is gehecht. In dit rapport is aansluiting gezocht bij het Activiteitenbesluit milieubeheer en wordt geconcludeerd dat het toegestane gebruik niet leidt tot overschrijding van de geluidnormen in dit Besluit.

6.2. In de uitspraak van 29 juni 2011, in zaak nr. 201007465/1/R1, heeft de Afdeling als volgt overwogen:

"In de plantoelichting staat dat de bedrijfsvoering een aanvulling is op het provinciaal en gemeentelijk beleid dat is gericht op het versterken van de toeristische en recreatieve bedrijven voor verblijfs- en dagrecreatie. Verder staat zowel in de plantoelichting dat het begrip restaurant restrictief moet worden uitgelegd als dat het restaurant tevens gebruikt kan worden voor een zakelijk arrangement, waaronder het houden van vergaderingen, het geven van workshops, trainingen en recepties. Gelet hierop en nu de raad ter zitting te kennen heeft gegeven dat het restaurant een verblijfs- en dagrecreatieve functie heeft, is onvoldoende onderbouwd of het gebruik anders dan voor verblijfs- en dagrecreatie op deze plaats en in deze omvang overeenkomt met het beleid van de gemeente en strekt tot een goede ruimtelijke ordening. Hierbij betrekt de Afdeling dat het plan gebruik van het restaurant anders dan voor verblijfs- en dagrecreatie niet uitsluit. Verder is zowel in de planvoorschriften als in de Algemene Plaatselijke Verordening geen bepaling omtrent openingstijden opgenomen. Evenmin is gebleken dat anderszins een regeling is getroffen voor de openingstijden. Voorts zijn er geen beperkingen in het plan opgenomen wat betreft de situering en de omvang van het terras. Ingevolge artikel 3.1 van de planvoorschriften in samenhang bezien met de plankaart kan tot op de grens van het perceel van [appellant sub 2] een terras worden gerealiseerd. Daarbij acht de Afdeling van belang dat het stemgeluid als gevolg van het terras niet is meegewogen bij de belangenafweging ten aanzien van de recreanten die in de bungalows verblijven. Dit klemt te meer nu het gebruik van het terras kan worden geïntensiveerd omdat uit lid 3.2.1 gelezen in verbinding met lid 3.2.5 en artikel 1, aanhef en onder 19, van de planvoorschriften volgt dat buiten het bouwvlak een overkapping is toegestaan. Het plan sluit niet uit dat een groot overdekt terras kan worden gerealiseerd. Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat het besluit in zoverre in strijd met artikel 3:46 van de Awb niet deugdelijk is gemotiveerd."

6.3. Blijkens de verbeelding is aan het perceel waar de Gasterij is gevestigd de bestemming "Horeca" toegekend.

Ingevolge artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn gronden met de bestemming "Horeca" onder andere bestemd voor een restaurant alsmede dagrecreatie, ten behoeve van het nabijgelegen recreatieterrein.

Ingevolge artikel 1, lid 1.25, van de planregels wordt onder een restaurant verstaan een horecabedrijf gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.

Ingevolge artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder c, van de planregels mogen gronden met de bestemming "Horeca" ter plaatse van de aanduiding "terras" worden gebruikt voor terrassen.

Ingevolge artikel 3, lid 3.2.1, aanhef en onder b, van de planregels mogen overkappingen uitsluitend binnen het bouwvlak of ter plaatse van de aanduiding "terras" worden gebouwd.

Ingevolge artikel 3, lid 3.5, aanhef en onder a, d, e, f en g, van de planregels wordt tot een gebruik, strijdig met de bestemming "Horeca", in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor een terras, anders dan ter plaatse van de aanduiding "terras", het gebruik van de gronden en bouwwerken voor emballage, anders dan in een gebouw, het gebruik van gronden en bouwwerken voor het hebben van gasten tussen 23.00 uur en 7.00 uur, het gebruik van gronden en bouwwerken voor het in gebouwen ten gehore brengen van muziek, anders dan achtergrondmuziek alsmede het gebruik van gronden en bouwwerken voor het buiten gebouwen ten gehore brengen van muziek of versterkte spraak.

Ingevolge artikel 1, lid 1.6, van de planregels wordt onder achtergrondmuziek verstaan: muziek, waarvan het geluidniveau het aanwezige stemgeluid niet overstijgt.

6.4. Voor zover [appellant sub 2] betoogt dat het plan voorziet in een horecafunctie waarbij het primair gaat om de ontvangst van externe groepen bezoekers die samenkomen en waarbij het gebruik van maaltijden bijzaak is, stelt de Afdeling vast dat ingevolge artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder a, sub 1, van de planregels in zoverre enkel een restaurant is toegestaan, hetgeen een horecabedrijf betreft gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.

Nu gelet op de omvang van het mogelijk gemaakte horecagebruik niet aannemelijk is dat grootschalige activiteiten zullen plaatsvinden, en nu het standpunt van de raad dat de mogelijk gemaakte bedrijfsvoering een meerwaarde vormt voor de aanwezige voorzieningen in de regio de Afdeling niet onaannemelijk voorkomt, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er op zichzelf geen reden is om een regeling op te nemen waarbij de Gasterij zich enkel kan richten op verblijfs- en dagrecreanten en heeft de raad de betrokken bestemming op zichzelf passend kunnen achten. In hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad de behoefte aan een recreatieve voorziening als de Gasterij in onvoldoende mate heeft onderbouwd.

Ten aanzien van de betogen van [appellant sub 2] en [appellant sub 1] dat geen goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd, overweegt de Afdeling als volgt. De raad heeft blijkens paragraaf 4.5 van de plantoelichting de VNG-brochure toegepast. Volgens de VNG-brochure is een rustig buitengebied (eventueel inclusief verblijfsrecreatie), een stiltegebied of een natuurgebied een met een rustige woonwijk vergelijkbaar omgevingstype qua aanvaardbare milieubelasting. Gelet hierop kan [appellant sub 2] niet worden gevolgd in zijn betoog dat de raad van een onjuiste typering van de omgeving is uitgegaan in de zin van de VNG-brochure.

In de VNG-brochure is opgenomen dat, anders dan door de raad is aangevoerd, verblijfsrecreatie als een gevoelige functie kan worden aangemerkt. Restaurants, cafetaria’s, café’s en bars zijn in de brochure opgenomen onder milieucategorie 1. Nu bij dergelijke functies doorgaans ook groepen personen worden ontvangen, heeft [appellant sub 2] niet aannemelijk gemaakt dat de Gasterij onder een hogere milieucategorie zou moeten worden geschaard. Evenmin zijn bijzondere omstandigheden aangevoerd die niet zijn verdisconteerd in de VNG-brochure en nopen tot het afwijken van de brochure, waardoor de raad terecht is uitgegaan van een richtafstand van 10 meter. De Afdeling stelt vast dat aan de genoemde afstand is voldaan.

De raad heeft voorts een akoestisch onderzoek laten verrichten, waarbij is onderzocht of voor het plan belemmeringen bestaan ten aanzien van het aspect geluid. Volgens het onderzoeksrapport voldoen de bij het plan mogelijk gemaakte activiteiten aan de tot uitgangspunt genomen waarden van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Bij het onderzoek zijn de verkeersbewegingen van en naar de Gasterij alsmede het stemgeluid van de bezoekers van de Gasterij, daaronder begrepen de spelende kinderen, meegenomen. Volgens het onderzoek worden de tot uitgangspunt genomen waarden van het Activiteitenbesluit milieubeheer ter hoogte van bungalow 83 in de huidige situatie enkel overschreden ten gevolge van het sorteren van flesjes in kratten op het buitenterrein. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben niet aannemelijk gemaakt dat het onderzoek zodanige onjuistheden bevat dan wel leemten vertoont dat de raad zich hierop bij het nemen van het bestreden besluit niet heeft mogen baseren.

Naar aanleiding van het verrichte onderzoek heeft de raad in artikel 3, lid 3.5, aanhef en onder d, van de planregels het voorschrift opgenomen dat tot een gebruik, strijdig met de horecabestemming in ieder geval wordt gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken voor emballage, anders dan in een gebouw. Verder is het ingevolge artikel 3, lid 3.5, aanhef en onder f en g, van de planregels niet toegestaan om in gebouwen muziek ten gehore brengen anders dan achtergrondmuziek. Het gebruik van gronden en bouwwerken voor het buiten gebouwen ten gehore brengen van muziek of versterkte spraak is evenmin toegestaan. Ingevolge artikel 3, lid 3.5, aanhef en onder e, van de planregels is het gebruik van gronden en bouwwerken voor het hebben van gasten tussen 23:00 uur en 7:00 uur niet toegestaan. Door middel van artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder c, in samenhang met artikel 3, lid 3.5, aanhef en onder a, van de planregels zijn in het plan voorschriften opgenomen waarbij de maximale oppervlakte en de situering van een terras zijn gereguleerd, waardoor de mogelijkheid van het realiseren van een terras tot op de grens van het perceel van [appellant sub 2] is uitgesloten. In artikel 3, lid 3.2.1, aanhef en onder b, van de planregels voorziet het plan tevens in een beperkende regeling ten aanzien van overkappingen, waardoor deze enkel binnen het bouwvlak of ter plaatse van de aanduiding "terras" mogen worden gerealiseerd.

In hetgeen [appellant sub 2] en [appellant sub 1] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan aldus voorziet in waarborgen die het aannemelijk maken dat de toegestane functies niet zullen leiden tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat. De betogen falen.

7. [appellant sub 1] betoogt dat door het plan niet is gegarandeerd dat er voldoende parkeerplaatsen beschikbaar blijven voor de eigenaren en bezoekers van de bungalows, omdat de parkeerplaatsen zowel door gasten van het restaurant als de eigenaren en bezoekers van de bungalows mogen worden gebruikt. Door het parkeren door gasten van het restaurant kunnen ook belemmeringen optreden bij het parkeren ten behoeve van het legen van de postbussen, aldus [appellant sub 1].

7.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het plan voorziet in de parkeerbehoefte van bezoekers van zowel het bungalowpark als de Gasterij. De vrees voor een gebrek aan parkeergelegenheid bij het legen van de postbussen is ongegrond, aldus de raad.

7.2. Het plan biedt ruimte aan 15 insteekhavens en 4 langsparkeerplaatsen tegenover de receptie van het bungalowpark alsmede 6 tot 8 parkeerplaatsen nabij de Gasterij. In totaal biedt het plan ruimte voor 27 parkeerplaatsen, waarmee volgens een berekening in de plantoelichting wordt voorzien in de parkeerbehoefte van bezoekers van zowel de Gasterij, de receptie van het bungalowpark als de bedrijfswoning. Bij deze berekening heeft de raad de kencijfers van het CROW gehanteerd, zoals weergegeven in de publicatie "Parkeerkencijfers - Basis voor parkeernormering". Het vorenstaande in aanmerking genomen is door [appellant sub 1] niet aannemelijk gemaakt dat het plan ertoe leidt dat ter plaatse onvoldoende parkeergelegenheid beschikbaar is voor de eigenaren en bezoekers van het bungalowpark, zodat geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat met deze plaatsen alleen mocht worden voorzien in de parkeerbehoefte van de eigenaren en bezoekers van de bungalows en niet tevens voor de gasten van het restaurant. Het betoog faalt.

8. [appellant sub 1] betoogt dat de statutaire doelstellingen van de "Coöperatieve vereniging van eigenaren Bungalowpark "Zuiderveld" UA" (hierna: de vereniging) aan verhuur van parkeerplaatsen in de weg staan. Ook heeft de algemene ledenvergadering de verhuur van parkeerplaatsen niet goedgekeurd. Voorts zijn in het plan passages opgenomen over muziek die in strijd zijn met artikel 13, lid 1, onder n, van het huishoudelijk reglement van het bungalowpark, aldus [appellant sub 1].

8.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de vraag of het plan in overeenstemming is met de regelgeving van het bungalowpark niet ter discussie staat in deze beroepsprocedure. De raad stelt zich verder op het standpunt dat de vereniging een zienswijze naar voren heeft gebracht waarin zij aangeeft bereid te zijn parkeergelegenheid beschikbaar te stellen aan de Gasterij. Voorts heeft de vereniging een convenant gesloten met de exploitant van de Gasterij, onder andere teneinde geluidoverlast te beperken.

8.2. Ten aanzien van de door [appellant sub 1] aangehaalde statuten en het huishoudelijk reglement stelt de Afdeling voorop dat volgens vaste jurisprudentie (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 14 juli 2010 in zaak nr. 200903222/1/R3) voor het oordeel van de bestuursrechter dat een privaatrechtelijke belemmering aan de vaststelling van een bestemmingsplan in de weg staat, slechts aanleiding is wanneer deze een evident karakter heeft. De burgerlijke rechter is immers de eerst aangewezene om de vraag te beantwoorden of een privaatrechtelijke belemmering in de weg staat aan de uitvoering van een activiteit, waarbij de bewijslast wordt beheerst door de in die procedure geldende regels.

8.3. Ingevolge artikel 3 van de statuten heeft de vereniging onder andere ten doel het onderhouden, beheren, repareren en aanleggen van de wegen, parkeerplaatsen, leidingen en rioleringen op het bungalowpark.

Ingevolge artikel 13, lid 1, onder n, van het huishoudelijk reglement is het verboden geluidhinder te veroorzaken door gebruik van radio of andere geluidsdragende apparatuur en/of instrumenten.

8.4. Gelet op de aard en inhoud van de statuten en het huishoudelijk reglement en de daarbij van toepassing zijnde besluitvormingsprocedures en rechtsmiddelen, heeft [appellant sub 1] niet aannemelijk gemaakt dat zich een evidente privaatrechtelijke belemmering voordoet die niet binnen de planperiode kan worden opgelost en in zoverre in de weg staat aan de verwezenlijking van het plan. Het betoog faalt.

9. De beroepen zijn ongegrond.

10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart de beroepen ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, ambtenaar van staat.

w.g. Helder w.g. Kuipers
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2013

271-783.