Uitspraak 201300245/1/R3


Volledige tekst

201300245/1/R3.
Datum uitspraak: 12 juni 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant] en anderen, allen wonend te 's-Hertogenbosch,

en

de raad van de gemeente 's-Hertogenbosch,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 9 oktober 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Boschveld" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 mei 2013, waar [appellant] en anderen, bij monde van [appellant], en de raad, vertegenwoordigd door drs. L.J.A. Erps, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

2. Het beroep van [appellant] en anderen is gericht tegen het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" aan de ‘s-Gravesandestraat. Zij voeren aan dat de maximaal toegestane bouwhoogte te groot is en dat het plandeel zal leiden tot een vermindering van de lichtval in hun woningen en het zicht vanuit hun woningen. De toegelaten maximumbouwhoogte bedraagt 15 m, terwijl de feitelijk aanwezige bebouwing tussen de 6 en 10 m hoog is. Verder leidt het plandeel volgens hen tot een ernstige optische versmalling van de ’s-Gravesandestraat en mogelijk een aantasting van het bestaande groen. De raad heeft volgens hen bij de vaststelling van het plandeel aangesloten bij de maximale bouwmogelijkheden van het vorige plan zonder te beoordelen of de maximaal toegestane bouwhoogte aanvaardbaar is in de huidige situatie.

2.1. Bij het bestreden besluit heeft de raad naar aanleiding van de door [appellant] en anderen ingediende zienswijze uitsluitend gesteld dat gekozen is voor een maximale hoogtebepaling bij het plan van 15 m overeenkomstig de bestaande bouwrechten onder het voorgaande bestemmingsplan en de aanvullende werking van de bouwverordening op dat plan, zonder in te gaan op de belangen van [appellant] en anderen met betrekking tot de lichtval in en het zicht vanuit hun woningen.

De raad heeft hiermee miskend dat hij bij de vaststelling van een plan moet beoordelen of de bestaande bouwmogelijkheden nog in overeenstemming zijn met een goede ruimtelijke ordening of dat gewijzigde omstandigheden en inzichten aanleiding geven tot wijziging van de voorheen geldende maximaal toegestane bouwhoogte. Hier komt bij dat tegenover de woningen van [appellant] en anderen in de feitelijk bestaande situatie bebouwing aanwezig is met een hoogte van 6 m tot 10 m en de raad in zijn verweerschrift en ter zitting te kennen heeft gegeven dat er geen concrete plannen zijn met betrekking tot deze gronden en dat naar het zich laat aanzien het daar staande kerkgebouw zal worden gehandhaafd. Onder deze omstandigheden is niet aannemelijk dat binnen de planperiode gebruik gemaakt zal worden van de mogelijkheden die het plandeel biedt met betrekking tot de maximaal toegestane bouwhoogte. Gelet op het vorenstaande heeft de raad onvoldoende beoordeeld of de bouwmogelijkheden onder het vorige plan in de huidige situatie nog in overeenstemming zijn met een goede ruimtelijke ordening. Gelet op het voorgaande heeft de raad de keuze om de maximaal toegestane bouwhoogte binnen het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" aan de ’s-Gravesandestraat vast te stellen op 15 m onzorgvuldig voorbereid.

3. In hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" aan de ’s-Gravesandestraat, is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.

4. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

5. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het beroep gegrond;

II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente 's-Hertogenbosch van 9 oktober 2012 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Boschveld", voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" aan de 's-Gravesandestraat;

III. draagt de raad van de gemeente 's-Hertogenbosch op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;

IV. gelast dat de raad van de gemeente 's-Hertogenbosch aan [appellant] en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan één van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.

Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, ambtenaar van staat.

w.g. Simons-Vinckx w.g. Matulewicz
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2013

45-656.