Uitspraak 201208366/1/R1


Volledige tekst

201208366/1/R1.
Datum uitspraak: 29 mei 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. de stichting Stichting tot bevordering en instandhouding van de landschappelijke waarden natuurgebied 't Naaldenveld en omstreken, gevestigd te Bloemendaal, en anderen,
2. [appellanten sub 2], beiden wonend te Bloemendaal,

en

de raad van de gemeente Bloemendaal,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 11 juli 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Aerdenhout 2012" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben de Stichting en anderen en [appellanten sub 2] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De vereniging Golfclub Mariënweide heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De raad heeft nadere stukken ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 maart 2013, waar de Stichting en anderen, vertegenwoordigd door mr. U. Aloni, advocaat te Amsterdam, [appellanten sub 2], vertegenwoordigd door mr. S.A.B. Boer, advocaat te Amsterdam, en de raad, vertegenwoordigd door mr. J.J.M.M. Vissers, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is Golfclub Mariënweide, vertegenwoordigd door drs. J.C. Hazen, voorzitter van de golfclub, en mr. H.A.M. Lamers, ter zitting als partij gehoord.

Buiten bezwaren van partijen zijn ter zitting nog stukken in het geding gebracht.

Overwegingen

1. Het plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor het grootste deel van de bebouwde kom van Aerdenhout en een deel van het buitengebied.

Het beroep van de Stichting en anderen

2. Het beroep van de Stichting en anderen is gericht tegen de plandelen met de bestemming "Sport" en de bestemming "Recreatie", met de functieaanduiding "golfbaan", voor het perceel Zwaluwenweg 11.

3. Centraal op het perceel Zwaluwenweg 11 is het hockeycomplex van hockeyvereniging Rood-Wit gesitueerd. De betreffende gronden hebben de bestemming "Sport". Aan gronden gelegen rondom het hockeycomplex is de bestemming "Recreatie", met de functieaanduiding "golfbaan", toegekend. Deze gronden worden gebruikt ten behoeve van de golfsport door Golfclub Mariënweide.

Het beroep tegen het plandeel met de bestemming "Sport"

4. De Stichting en anderen betogen dat het college van burgemeester en wethouders onder meer in een brief van 23 januari 2003, gericht aan omwonenden van het hockeycomplex aan de Zwaluwenweg 11, heeft toegezegd dat de gemeente geen toestemming zal verlenen voor het oprichten van lichtmasten bij de drie kunstgrasvelden waarvoor aanlegvergunning zal worden verleend aan de hockeyclub. Het college heeft daarbij onder meer gewezen op de omstandigheid dat de gemeente eigenaar is van de gronden waarop het hockeycomplex is gesitueerd en dat tussen haar en de hockeyclub een overeenkomst zal worden gesloten waarin staat dat geen lichtmasten mogen worden opgericht in de nabijheid dan wel rondom de drie nieuwe kunstgrasvelden. Nu de raad een plan heeft vastgesteld dat het oprichten van nieuwe lichtmasten toelaat, heeft hij in strijd gehandeld met het vertrouwensbeginsel, aldus de Stichting en anderen.

4.1. De raad stelt dat het college in 2003 het oprichten van lichtmasten bij de drie toentertijd vergunde kunstgrasvelden onwenselijk achtte, hoewel het toen geldende bestemmingsplan dat wel toestond. In 2008 is het college hiervan teruggekomen. Aan de hockeyclub is op voorstel van het college en na instemming van de raad alsnog privaatrechtelijke toestemming verleend voor het plaatsen van twaalf lichtmasten bij de in 2003 vergunde kunstgrasvelden.

4.2. Ingevolge artikel 13, lid 13.1.1, van de planregels zijn de voor "Sport" aangewezen gronden bestemd voor:

a. sportdoeleinden;

b. kinderopvang;

c. voorzieningen ten behoeve van sportdoeleinden, zoals kantines, kleedruimtes, bergingen en dugouts;

met daarbij behorende:

d. ondersteunende horeca;

e. wegen en paden;

f. parkeervoorzieningen;

g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

h. groenvoorzieningen.

Ingevolge lid 13.2.1 geldt ten aanzien van de in lid 13.1.1 bedoelde gronden dat:

a. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak;

[…].

Ingevolge lid 13.2.2 geldt ten aanzien van de in lid 13.1.1 bedoelde gronden dat:

a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten hoogste 1,2 m mag bedragen;

b. de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 16 m mag bedragen;

c. de bouwhoogte van vlaggenmasten en ballenvangers ten hoogste 6 m mag bedragen;

d. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde ten hoogste 3 m mag bedragen.

Ingevolge lid 13.4.1 is verboden om buiten het bouwvlak de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag:

[…]

b. het omzetten van grasvelden naar kunstgrasvelden en het verharden van de gronden, met een oppervlakte groter dan 50 m².

Ingevolge lid 13.4.3 zijn de werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 13.4.1 uitsluitend toelaatbaar indien door de uit te voeren werkzaamheden geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de landschappelijke waarde van de gronden, waaronder met name begrepen de openheid en doorzichten van het landschap.

4.3. Ingevolge het voorheen geldende bestemmingsplan "Het Naaldenveld 1993" was aan het perceel Zwaluwenweg 11 de bestemming "Recreatieve doeleinden (R)" met de subbestemming "(Rv) veld- en ruitersporten", met de nadere aanwijzing "(z) zonder gebouwen" toegekend.

Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de planvoorschriften waren de op de plankaart als zodanig aangewezen gronden bestemd voor het uitoefenen van veld- en ruitersporten.

Ingevolge het tweede lid waren op die gronden toegelaten:

a. clubgebouwen;

b. bergingen;

c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Ingevolge het derde lid mochten bouwwerken als bedoeld in het tweede lid uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van de op de plankaart en de hierna gegeven aanwijzingen:

a. ter plaatse van de nadere aanduiding "(z) zonder gebouwen" mogen geen gebouwen worden opgericht;

[…]

d. de bouwhoogte van lichtmasten mag ten hoogste 18 m bedragen;

e. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 6 m bedragen;

f. tribunes zijn niet toegestaan.

Ingevolge het vierde lid was verboden om op of in de gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college (aanlegvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

- het omzetten van natuurgras in kunstgras.

Ingevolge het zevende lid kon een vergunning als bedoeld in het vierde lid slechts worden verleend indien dat noodzakelijk was voor een doelmatig beheer van de gronden en voor zover geen schade toegebracht werd aan de landschappelijke en natuurlijke waarden van de gronden.

4.4. Bij besluit, verzonden op 6 februari 2003, heeft het college aan de hockeyclub vergunning verleend voor het aanleggen van drie kunstgrasvelden ten behoeve van veldhockey op het perceel

Zwaluwenweg 11. Ten tijde van die vergunningverlening waren op het hockeycomplex twee kunstgrasvelden aanwezig.

Bij besluit van 19 mei 2011 heeft het college aan de hockeyclub omgevingsvergunning verleend voor het aanleggen van een kunstgrasveld. Het betreft een trainingsveld, met een oppervlakte van ongeveer een zesde deel van een regulier speelveld. Dit kunstgrasveld is gesitueerd in het westelijke deel van het perceel, in de nabijheid van het clubgebouw (hierna: het oefenveld).

Bij besluit van 18 oktober 2011 heeft het college aan de hockeyclub omgevingsvergunning verleend voor het plaatsen van twaalf lichtmasten bij de drie kunstgrasvelden die in 2003 zijn aangelegd en bij het oefenveld.

4.5. De Afdeling overweegt dat de toezegging van het college waaraan de Stichting en anderen refereren, betrekking heeft op de benodigde privaatrechtelijke medewerking door de gemeente voor het oprichten van nieuwe lichtmasten op het perceel Zwaluwenweg 11. Deze toezegging, die gedaan is door het college en niet door de raad, heeft geen betrekking op de in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening aan de raad toegekende bevoegdheid om bestemmingsplannen vast te stellen. Daarnaast is het college in 2008 teruggekomen op zijn standpunt om aan hockeyclubs in de gemeente geen privaatrechtelijke toestemming te verlenen voor het oprichten van lichtmasten bij (kunst)grasvelden.

Wat betreft de als zodanig bestemde kunstgrasvelden en lichtmasten, waarvoor het college in 2003 onderscheidenlijk in 2011 vergunning heeft verleend, overweegt de Afdeling dat een rechtsgeldige bouw- en omgevingsvergunning bestaande rechten zijn waaraan bij de vaststelling van een bestemmingsplan in beginsel niet voorbij kan worden gegaan.

In hetgeen de Stichting en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad door het vaststellen van het plan, dat in het oprichten van lichtmasten voorziet, in strijd heeft gehandeld met het vertrouwensbeginsel.

5. De Stichting en anderen betogen dat het plan voorziet in en zal leiden tot een meer intensief gebruik van het hockeycomplex aan de Zwaluwenweg 11. Zij wijzen in dit verband op de ruimere mogelijkheden voor het aanleggen van kunstgrasvelden ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan. In het voorheen geldende bestemmingsplan was voor het aanleggen van kunstgras altijd een vergunning noodzakelijk, ongeacht de oppervlakte van het beoogde kunstgrasveld. Onder de vigeur van het plan is een omgevingsvergunning pas vereist bij het aanleggen van een oppervlakte aan kunstgras van meer dan 50 m². Ook is de materiële toets voor het verlenen van een omgevingsvergunning lichter dan in het voorheen geldende plan, aldus de Stichting en anderen.

Het plan voorziet daarnaast in ruimere bouwmogelijkheden voor ballenvangers en licht- en vlaggenmasten en, anders dan het voorheen geldende bestemmingsplan, verzet het thans voorliggende plan zich niet tegen de bouw van tribunes bij de hockeyvelden. Ook hierdoor wordt een meer intensief gebruik van het hockeycomplex gefaciliteerd. Wat betreft de lichtmasten betogen de Stichting en anderen dat de raad ten onrechte is afgeweken van het advies van Buro Adrichem als opgenomen in het rapport "Sportvelden in Bloemendaal" van 23 november 2010 (hierna: het rapport Adrichem).

Nu het plan een uitbreiding althans een intensivering van het gebruik van het hockeycomplex mogelijk maakt, had de raad volgens de Stichting en anderen de gevolgen daarvan voor het woon- en leefklimaat in de omgeving van het perceel Zwaluwenweg 11 dienen te onderzoeken. Dit klemt te meer nu in de bestaande situatie al problemen bestaan met de verkeersintensiteit en de parkeerbehoefte ter plaatse. Ook heeft de raad ten onrechte geen onderzoek verricht naar de gevolgen van de planregeling voor de flora en fauna, aldus de Stichting en anderen.

5.1. Volgens de raad is voor het omzetten van grasvelden naar kunstgrasvelden bij oppervlakten van 50 m² of minder geen vergunning meer vereist. Praktisch bezien kan dit niet leiden tot een vergroting van het kunstgrasareaal van het hockeycomplex omdat nagenoeg alle gronden met de bestemming "Sport" op het perceel Zwaluwenweg 11 reeds voorzien zijn van kunstgras. Alleen een strook grond naast het clubgebouw in het noordwesten van het perceel is voorzien van natuurgras. Op deze plek kan geen kunstgrasveld worden aangelegd, gelet op de beschikbare ruimte, aldus de raad.

Wat betreft de mogelijkheden om bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op te richten stelt de raad zich op het standpunt dat deze zijn beperkt ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan "Het Naaldenveld 1993". De uitgangspunten voor de hoogte van lichtmasten als opgenomen in het rapport Adrichem zijn overgenomen in het plan.

Gelet op de omstandigheid dat het plan niet voorziet in nieuwe ontwikkelingen voor het hockeycomplex op het perceel Zwaluwenweg 11, behoefde geen onderzoek verricht te worden naar de door de Stichting en anderen genoemde aspecten, aldus de raad.

5.2. Wat betreft de in het plan voorziene mogelijkheden voor het aanleggen van kunstgrasvelden, overweegt de Afdeling als volgt. De vijf hockeyvelden en het oefenveld op het perceel Zwaluwenweg 11 zijn alle voorzien van kunstgras. Door aan deze gronden de bestemming "Sport" toe te kennen heeft de raad in zoverre aansluiting gezocht bij het bestaande vergunde gebruik. Zoals hiervoor in 4.5 is overwogen kan de raad in beginsel niet voorbijgaan aan bestaande rechten bij het vaststellen van een bestemmingsplan. De Afdeling stelt evenwel vast dat ook aan de gronden direct ten noordwesten en noorden van het clubhuis de bestemming "Sport" is toegekend. Op deze gronden, die grenzen aan het perceel Zwaluwenweg 13 en langs de Zwaluwenweg liggen, is onder meer begroeiing aanwezig. Hoewel op deze plaats gelet op de beschikbare ruimte geen volwaardig hockeyspeelveld kan worden aangelegd, laat het plan ter plaatse een oefenvoorziening toe. Gedacht kan worden aan een vergelijkbare voorziening als het in 2011 vergunde oefenveld. Anders dan in het voorheen geldende bestemmingsplan laat het voorliggende plan voorts toe dat bij een oppervlakte van 50 m² of minder kunstgras kan worden aangelegd, zonder dat daarvoor een vergunning is benodigd van het bevoegde gezag.

5.3. Ten aanzien van de in het plan opgenomen mogelijkheden voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt het volgende. Het thans voorliggende plan voorziet in minder grote bouwhoogten voor lichtmasten en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van vlaggenmasten, dan het voorheen geldende bestemmingsplan "Het Naaldenveld 1993". Lichtmasten mogen maximaal 16 m hoog zijn. In het voorheen geldende bestemmingsplan was dat 18 m. De maximale hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde is thans 3 m, waar dat voorheen 6 m was. De maximale hoogte van vlaggenmasten en ballenvangers is niet gewijzigd. Het plan verzet zich niet tegen het bouwen van extra lichtmasten, naast de 24 die reeds vóór planvaststelling met vergunning zijn opgericht. De planregeling voor het perceel Zwaluwenweg 11 voorziet immers in de planregels noch met de verbeelding in een beperking van het aantal lichtmasten op de gronden met de bestemming "Sport". Ook wat betreft het aantal ballenvangers en vlaggenmasten zijn in het plan geen beperkingen opgenomen. Daarnaast laat het thans voorliggende plan toe dat tribunes tot een hoogte van 3 m worden opgericht.

5.4. In het rapport Adrichem, dat in opdracht van de gemeente is opgesteld, worden met het oog op de landschappelijke inpassing uitgangspunten geformuleerd voor het hockeycomplex op het perceel Zwaluwenweg 11. De uitgangspunten hebben betrekking op onder meer de aanleg van kunstgras en de oprichting van licht- en vlaggenmasten. Ten aanzien van lichtmasten is het uitgangspunt geformuleerd dat nieuwe lichtmasten alleen mogen worden toegepast buiten de zichtlijn over de Nachtegalenlaan. Voorts dienen de masten zo laag mogelijk te zijn. In het rapport Adrichem wordt een hoogte van maximaal 16 m geadviseerd. De lichtmasten blijven hierdoor onder de boomgrens, hetgeen tot gevolg heeft dat de hinder voor de omgeving wordt beperkt. Voorts geldt als algemeen uitgangspunt dat het aantal lichtmasten zo beperkt mogelijk dient te zijn.

De in het plan opgenomen maximale hoogte voor lichtmasten van 16 m is in overeenstemming met het uitgangspunt als opgenomen in het rapport Adrichem. De Afdeling stelt evenwel vast dat in het rapport tevens wordt uitgegaan van een zo beperkt mogelijk aantal lichtmasten op het hockeycomplex. Dit uitgangspunt is niet gevolgd in het plan. Immers, zoals hiervoor in 5.3 reeds is overwogen, worden in het plan geen beperkingen gesteld aan het aantal lichtmasten.

5.5. Uit hetgeen hiervóór in 5.2, 5.3 en 5.4 is overwogen volgt dat het plan een meer intensief gebruik van het hockeycomplex aan de Zwaluwenweg 11 mogelijk maakt. Het kunstgrasareaal kan worden uitgebreid, waardoor meer leden op hetzelfde tijdstip de hockeysport kunnen beoefenen. Een oefenveld op deze locatie zou aanmerkelijke gevolgen kunnen hebben voor het woon- en leefklimaat ter plaatse van het perceel Zwaluwenweg 13. Dat, zoals de raad ter zitting heeft verklaard, op de gronden direct ten noordwesten van het clubhuis onder meer de toegangspaden tot het hockeycomplex en een fietsenstalling zijn gesitueerd, en dat de hockeyclub niet het voornemen heeft om op deze gronden en de gronden langs de Zwaluwenweg kunstgras aan te leggen, doet geen afbreuk aan de planologische mogelijkheden ter plaatse.

Het plan laat het oprichten van nieuwe lichtmasten toe. Uit de ter zitting overgelegde luchtfoto van het hockeycomplex, waarop de positie van de bestaande 24 lichtmasten is weergegeven, volgt dat twee kunstgrasvelden in beperkte mate zijn voorzien van lichtmasten. Het is niet onaannemelijk dat deze velden alsnog optimaal worden voorzien van kunstlicht, waarmee een meer intensief gebruik van deze velden wordt gefaciliteerd. Ook staat het plan er niet aan in de weg dat bij een eventueel nieuw aan te leggen oefenveld in de directe nabijheid van het perceel Zwaluwenweg 13 lichtmasten worden opgericht, zoals dat thans het geval is bij het in 2011 vergunde oefenveld direct ten zuiden van het clubhuis.

De in het plan voorziene mogelijkheid tot het oprichten van tribunes kan leiden tot meer toeschouwers tijdens speeldagen. Dit kan gevolgen hebben voor onder meer het geluid vanwege het hockeycomplex, de verkeersafwikkeling en de parkeerbehoefte.

Er bestaat naar het oordeel van de Afdeling geen verband tussen het plaatsen van nieuwe vlaggenmasten en een meer intensief gebruik van het hockeycomplex. De Stichting en anderen hebben ter zitting gesteld dat nieuwe vlaggenmasten zullen leiden tot ernstige geluidhinder in de perioden dat het waait. Hoewel niet uit te sluiten valt dat een behoefte ontstaat aan extra vlaggenmasten, is niet waarschijnlijk dat op het hockeycomplex een zeer groot aantal vlaggenmasten wordt opgericht. Niet valt in te zien dat daaraan een behoefte bestaat. Het is zodoende niet aannemelijk dat extra vlaggenmasten zullen leiden tot ernstige geluidhinder.

Ook de ballenvangers leiden op zich niet tot een meer intensief gebruik van het hockeycomplex. Het aantal ballenvangers en de positie daarvan zijn vooral afhankelijk van de configuratie van de kunstgrasvelden. De ballenvangers dienen primair de veiligheid op en rondom de velden.

5.6. Omdat de planregeling een meer intensief gebruik van het hockeycomplex mogelijk maakt, had de raad in het kader van de te verrichten belangenafweging niet mogen voorbijgaan aan de ruimtelijke gevolgen daarvan. De raad heeft na het vaststellen van het plan alsnog een onderzoek laten uitvoeren naar de gevolgen van het plan voor het in de directe nabijheid van het perceel Zwaluwenweg 11 gelegen Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid, maar hiermee kan niet worden volstaan. De gevolgen voor het woon- en leefklimaat zijn ten onrechte niet onderzocht. Dat er reeds in de bestaande situatie knelpunten zijn volgt bijvoorbeeld uit de Nota van Zienswijzen, waarin staat vermeld dat de beschikbare parkeercapaciteit onvoldoende is, hetgeen op speeldagen leidt tot overlast. De stelling van de raad dat het voorheen geldende planologische regime voorzag in vergelijkbare of, bijvoorbeeld ten aanzien van lichtmasten, ruimere mogelijkheden, doet niet af aan voornoemde onderzoeksverplichting. Nu de mogelijkheden die het voorheen geldende planologische regime bood niet zijn verwezenlijkt, dienen de ruimtelijke gevolgen van het thans voorliggende plan zelfstandig te worden beoordeeld. De raad had daarbij dienen uit te gaan van een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden. Nu de raad geen onderzoek heeft verricht naar de ruimtelijke gevolgen van de in het plan voorziene ontwikkelingen voor het hockeycomplex ten opzichte van de bestaande legale situatie ten tijde van het vaststellen van het plan, heeft de raad in strijd gehandeld met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid.

6. De Stichting en anderen betogen dat in het bestemmingsplan expliciet moet worden opgenomen dat voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, een omgevingsvergunning krachtens artikel 2.1, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) noodzakelijk is, om te voorkomen dat bouwwerken illegaal worden opgericht.

6.1. De raad heeft terecht afgezien van het opnemen van een bouwverbod behoudens omgevingsvergunning in het bestemmingsplan, omdat daarin reeds wordt voorzien in de Wabo. Een aparte regeling in het plan is - daargelaten of dat mogelijk is - niet nodig om handhavend op te kunnen treden tegen het bouwen zonder de daartoe vereiste vergunning. Het betoog faalt.

Het beroep tegen het plandeel met de bestemming "Recreatie"

7. De Stichting en anderen voeren aan dat de raad aan de gronden op het perceel Zwaluwenweg 11, die feitelijk in gebruik zijn als golfterrein, de bestemming "Natuur" of een daarmee gelijk te stellen bestemming had dienen toe te kennen. In dit verband wijzen zij op de bij notariële akte van 11 april 2005 gesloten gedoogovereenkomst tussen de gemeente, de golfclub en een van hen, appellant sub 1 A]. Daarin is vastgelegd dat het gebruik van de gronden ten behoeve van de golfsport op termijn wordt gestaakt en dat het illegale clubhuis van de golfvereniging wordt afgebroken. Het plan voorziet echter in een continuering van het gebruik van de gronden ten behoeve van de golfsport. Bovendien heeft de raad het bestaande illegale clubhuis als zodanig bestemd. Door een dergelijke planregeling vast te stellen heeft de raad in strijd gehandeld met het door hem opgewekte vertrouwen, aldus de Stichting en anderen.

7.1. Volgens de raad zijn de gronden op het perceel Zwaluwenweg 11 rondom het hockeycomplex bestemd overeenkomstig het sinds 1985 bestaande feitelijke gebruik. Deze gronden worden gebruikt ten behoeve van de golfsport. Gelet op het bestaande legale gebruik van de gronden is de meest passende bestemming "Recreatie", met de functieaanduiding "golfbaan", aldus de raad.

7.2. Ingevolge artikel 12, lid 12.1.1, van de planregels zijn de voor "Recreatie" aangewezen gronden bestemd voor:

a. dagrecreatieve voorzieningen en activiteiten,

met daarbij behorende:

b. ondersteunende horeca;

c. wegen en paden;

d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

e. groenvoorzieningen;

f. parkeerterreinen.

Ingevolge lid 12.1.2 zijn de ter plaatse van de aanduiding "golfbaan" in lid 12.1.1 bedoelde gronden uitsluitend bestemd voor een golfbaan met natuurlijk gras, met de daarbij behorende voorzieningen. Ingevolge lid 12.2.1 geldt ten aanzien van de in lid 12.1.1 bedoelde gronden dat:

a. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak;

[…].

Ingevolge lid 12.2.2 geldt ten aanzien van de in lid 12.1.1 bedoelde gronden dat:

a. de bouwhoogte van erfafscheidingen ten hoogste 1,2 m mag bedragen;

b. de bouwhoogte van speelvoorzieningen ten hoogste 5 m mag bedragen;

c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 3 m mag bedragen;

d. de hoogte van vlaggenmasten niet meer dan 6 m mag bedragen;

e. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - ballenvanger" de hoogte van ballenvangers niet meer dan 6 m mag bedragen.

7.3. Bij notariële akte van 11 april 2005 is een "gedoogovereenkomst" gesloten tussen de gemeente, de golfclub en [appellant sub 1 A]. In deze overeenkomst staat dat partijen onder meer in overweging nemen dat:

- het gebruik van het clubhuis van Golfclub Marënweide op grond van het huidige bestemmingsplan niet is toegestaan en dat dit derhalve dient te worden afgebroken;

- de Golfclub Mariënweide voornemens is om te verhuizen naar een nieuwe locatie op Woestduin;

- de gemeente onder voorwaarden bereid is de huisvesting van de golfclub voor een beperkte periode op de huidige locatie te gedogen.

In de overeenkomst staat verder dat partijen onder meer overeenkomen dat:

- de gemeente de tijdelijke huisvesting van de Golfclub Mariënweide op de huidige locatie gedoogt tot uiterlijk augustus 2009;

- [appellant sub 1 A] zijn beroepschriften tegen het gebruik van het clubhuis van de Golfclub Mariënweide intrekt en geen bezwaar maakt tegen het gedoogbesluit.

7.4. Niet in geschil is dat de gronden rondom het hockeycomplex op het perceel Zwaluwenweg 11 vanaf 1985 gebruikt worden voor de golfsport. Dat gebruik was toegelaten op grond van het voorheen geldende bestemmingsplan "Het Naaldenveld 1993". Ter zitting is vast komen te staan dat voor het clubgebouw in het zuidoosten van het perceel Zwaluwenweg 11 met vrijstelling krachtens artikel 17 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, bouwvergunning is verleend voor een periode van vijf jaar, welke periode ten tijde van het sluiten van de gedoogovereenkomst was geëxpireerd.

7.5. De raad heeft ter zitting toegelicht dat de gedoogovereenkomst bezien moet worden in samenhang met de in het verleden bestaande plannen om de golfclub te verhuizen naar een andere locatie elders in de gemeente. Dit wordt niet alleen aangegeven in de gedoogovereenkomst van 11 april 2005, maar ook in het besluit van het college van 12 juni 2003, waarbij is besloten op de bezwaren van onder meer de Stichting tegen het besluit tot vergunningverlening voor het aanleggen van drie kunstgrasvelden op het perceel Zwaluwenweg 11. In het besluit op bezwaar staat dat het deel van het perceel ten zuiden van de kunstgrasvelden, dat feitelijk in gebruik is als golfterrein, nadat de golfclub over een ander golfterrein beschikt, niet langer gebruikt zal worden voor recreatie, maar een natuurbestemming krijgt.

Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad in de gedoogovereenkomst van 11 april 2005 geen aanleiding hoeven zien aan de gronden van het perceel Zwaluwenweg 11, die gebruikt worden als golfterrein, de bestemming "Natuur" of een daarmee vergelijkbare bestemming toe te kennen. Evenmin verzet die overeenkomst zich tegen het als zodanig bestemmen van het clubgebouw. Ten tijde van het sluiten van de overeenkomst zijn partijen immers uitgegaan van een verhuizing van de golfclub en de bereidheid van het gemeentebestuur om de aanwezigheid van de golfclub ter plaatse te gedogen kan niet los gezien worden van genoemd uitgangspunt. Nu de destijds voorgenomen verhuizing geen doorgang heeft gevonden, heeft de raad in redelijkheid kunnen afzien van het onverkort gevolg geven aan de gedoogovereenkomst. Daarbij betrekt de Afdeling ook dat de Stichting en anderen niet hebben gesteld dat de gemeente rechtens enig verwijt gemaakt kan worden voor het niet plaatsgevonden hebben van de verhuizing.

8. Het plan voorziet volgens de Stichting en anderen ten onrechte in een intensivering van het gebruik, zoals de mogelijkheid om licht- en vlaggenmasten en ballenvangers te plaatsen en het clubgebouw en een berging op te richten. Ook is de oppervlakte van het golfterrein vergroot door het bestemmen van gronden ter plaatse van het clubhuis voor "Recreatie". Anders dan de raad stelt is volgens hen de planregeling voor het golfterrein niet louter conserverend van aard. Gelet hierop heeft de raad niet mogen afzien van het verrichten van onderzoek naar onder meer de gevolgen voor het woon- en leefklimaat, aldus de Stichting en anderen.

8.1. Volgens de raad voorziet het plan niet in nieuwe ontwikkelingen wat betreft de gronden die in gebruik zijn als golfterrein. Het clubgebouw is als zodanig bestemd omdat de activiteiten van de golfclub van maatschappelijke waarde zijn en een clubgebouw van belang is voor de continuering van de golfsport ter plaatse. Sportbeoefening wordt gezien als een instrument voor het verwezenlijken van het welzijnsbeleid. Het als zodanig bestemmen van het clubhuis heeft niet een uitbreiding van de golfclub tot doel, maar het faciliteren van het bestaande gebruik, aldus de raad.

8.2. Het plan voorziet onder meer in het als zodanig bestemmen van het clubhuis en een berging. Daartoe is aan een deel van de gronden in het zuidoosten van het perceel Zwaluwenweg 11 de bestemming "Recreatie", met functieaanduiding "golfbaan" toegekend, met een bouwvlak. Lichtmasten zijn in het plan niet expliciet toegelaten of uitgesloten, zodat daarvoor de algemene regeling voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt. Derhalve kunnen op alle gronden met de bestemming "Recreatie" lichtmasten worden opgericht met een hoogte van maximaal 3 m. Vlaggenmasten mogen een maximale hoogte hebben van 6 m. Voor ballenvangers geldt dat op één locatie in het westen van het perceel, voorzien is in de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - ballenvanger". Op deze plaats is een ballenvanger met een hoogte van 6 m toegelaten. Voor het overige vallen ballenvangers onder de algemene regeling voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde. In het plan worden geen beperkingen gesteld aan het aantal licht- en vlaggenmasten en ballenvangers.

8.3. Naar het oordeel van de Afdeling is niet onaannemelijk dat het in het plan voorziene clubgebouw, dat in planologisch opzicht als een nieuwe ontwikkeling moet worden aangemerkt, kan leiden tot een intensivering van het gebruik van het golfterrein. In de Nota van Zienswijzen heeft de raad gesteld dat de golfclub ongeveer 270 leden heeft en dat het clubgebouw onder meer wordt gebruikt om na wedstrijden gezamenlijk te eten. Af en toe worden er ook kleine evenementen gereorganiseerd. Ook stelt de raad dat het clubhuis van belang is voor het bestaan en behoud van de golfclub. De Afdeling acht aannemelijk dat een golfvereniging met clubgebouw aantrekkelijker is voor (potentiële) leden dan een golfvereniging zonder clubgebouw. Een clubgebouw kan derhalve een ledenaantrekkende werking hebben. Daarnaast heeft het gebruik van het clubgebouw als zodanig tot gevolg dat op een relatief beperkte oppervlakte een groot aantal personen tegelijkertijd aanwezig kan zijn. Evenementen kunnen gedeeltelijk in de avonduren plaatsvinden. Dat kan leiden tot hinder voor de omgeving. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich zonder nader onderzoek niet op het standpunt kunnen stellen dat een clubgebouw ter plaatse vanuit ruimtelijk oogpunt aanvaardbaar is.

Het plan maakt voorts mogelijk het gehele golfterrein te voorzien van lichtmasten. Gelet op de maximaal toegelaten bouwhoogte van lichtmasten is niet aannemelijk dat het golfterrein ook na zonsondergang optimaal gebruikt zal kunnen worden. Het is echter niet onaannemelijk dat de lichtmasten een beperkt gebruik in de avonduren kunnen faciliteren en dat het plan ook in zoverre kan leiden tot een intensivering van het gebruik. De raad heeft dit niet onderkend, waardoor hij ten onrechte heeft nagelaten onderzoek te verrichten naar de gevolgen van mogelijke lichtmasten voor de omgeving.

Wat de planregeling ten aanzien van vlaggenmasten en ballenvangers betreft geldt hetgeen hiervoor in 5.5 is overwogen in het kader van het beroep tegen de planregeling voor het hockeycomplex. Niet aannemelijk is gemaakt dat de aanwezigheid van vlaggenmasten leidt tot een meer intensief gebruik van het golfterrein, noch dat daarvan ernstige geluidhinder zal uitgaan. De ballenvangers dienen vooral de veiligheid en hun bestaan is complementair aan het gebruik van het golfterrein als zodanig.

Uit het voorgaande volgt dat de raad wat betreft het als zodanig bestemmen van het clubgebouw en het vaststellen van de planregeling voor de lichtmasten voor het golfterrein heeft gehandeld in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid.

Conclusie

9. Uit hetgeen de Afdeling heeft overwogen in 5.6 en 8.3 volgt dat het beroep gegrond is. Het bestreden besluit dient in zoverre wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) te worden vernietigd voor zover lichtmasten en tribunes zijn toegestaan op het perceel Zwaluwenweg 11 en voor zover kunstgras is toegestaan op de gronden van het perceel Zwaluwenweg 11 ten noordwesten van het clubhuis van de hockeyclub. Voorts dient het besluit wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd waar het betreft het plandeel met de bestemming "Recreatie", met de functieaanduiding "golfbaan", voor de gronden in het zuidoosten van het perceel Zwaluwenweg 11, ter plaatse van het bestaande clubgebouw van de golfvereniging.

Gelet hierop behoeft de beroepsgrond die ziet op de gevolgen van de planregeling voor de waarde van de nabijgelegen woningen geen bespreking.

10. Teneinde onomkeerbare gevolgen voor de omgeving te voorkomen, ziet de Afdeling aanleiding een voorlopige voorziening te treffen. De Afdeling ziet tevens aanleiding om de raad op te dragen binnen 52 weken na en met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe planregeling vast te stellen voor het perceel Zwaluwenweg 11.

Het beroep van [appellanten sub 2]

11. Het beroep van [appellanten sub 2] is gericht tegen het plandeel met de bestemming "Natuur-1" voor het perceel [locatie], kadastraal bekend gemeente Bloemendaal, sectie […], nummers […] en […].

11.1. [appellanten sub 2] betogen dat de raad de bergruimte/tuinkamer op het perceel als zodanig had dienen te bestemmen. De raad heeft het gebouw en het gebruik van de gronden onder het overgangsrecht gebracht, terwijl niet aannemelijk is dat het bestaande gebruik binnen de planperiode beëindigd zal worden en dat de bergruimte/tuinkamer, die legaal is opgericht, zal worden verwijderd. Gelet daarop is de aan de gronden toegekende bestemming "Natuur-1" niet uitvoerbaar.

Voorts betogen [appellanten sub 2] dat een woonbestemming ter plaatse, al dan niet na wijziging of uitwerking, in overeenstemming is met de "Structuurvisie Bloemendaal". Het college heeft bij brief van 8 oktober 2011 te kennen gegeven in principe bereid te zijn medewerking te verlenen aan het toekennen van een woonbestemming voor de gronden. Mogelijk wordt daarbij de bergruimte/tuinkamer bestemd als bijgebouw bij een op te richten hoofdgebouw, aldus [appellanten sub 2].

11.2. Volgens de raad is niet aannemelijk dat de aan het perceel [locatie] toegekende bestemming "Natuur-1" verwezenlijkt zal worden binnen de planperiode van tien jaar. De tuinkamer/berging op het perceel is ten onrechte onder de werking van het overgangsrecht gebracht, aldus de raad.

11.3. Nu de raad zich in zoverre op een ander standpunt stelt dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan en niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven, moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit wat dit onderdeel betreft niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. Het beroep van [appellanten sub 2] is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb.

11.4. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

Proceskosten

12. De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten van de Stichting en anderen en [appellanten sub 2] te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart de beroepen van de stichting Stichting tot bevordering en instandhouding van de landschappelijke waarden natuurgebied 't Naaldenveld en omstreken en anderen en [appellanten sub 2] gegrond;

II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Bloemendaal van 11 juli 2012 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Aerdenhout 2012" voor zover:

a. lichtmasten en tribunes zijn toegestaan op het perceel Zwaluwenweg 11;

b. het aanleggen van kunstgras is toegestaan op het deel van het perceel Zwaluwenweg 11, zoals weergegeven op de bij deze uitspraak behorende kaart I;

c. het betreft het plandeel met de bestemming "Recreatie" met de functieaanduiding "golfbaan", zoals weergegeven op de bij deze uitspraak behorende kaart II;

d. het betreft het plandeel met de bestemming "Natuur-1" voor het perceel [locatie], kadastraal bekend gemeente Bloemendaal, sectie C, nummers 2126 en 2157;

III. draagt de raad van de gemeente Bloemendaal op om binnen 52 weken na de verzending van deze uitspraak en met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen ten aanzien van de onder II.a., II.b. en II.c. genoemde planonderdelen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze en binnen de daarvoor geldende termijn bekend te maken en mede te delen;

IV. treft de voorlopige voorziening dat de bouw van lichtmasten en tribunes niet is toegestaan op de gronden van het perceel Zwaluwenweg 11 en het aanleggen van kunstgras niet is toegestaan op het deel van het perceel Zwaluwenweg 11, zoals weergegeven op de bij deze uitspraak behorende kaart I;

V. bepaalt dat de onder IV. opgenomen voorlopige voorziening vervalt op het tijdstip van inwerkingtreding van het door de raad vast te stellen besluit zoals bedoeld onder III.;

VI. draagt de raad van de gemeente Bloemendaal op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II.d. wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;

VII. veroordeelt de raad van de gemeente Bloemendaal tot vergoeding van bij:

- de stichting Stichting tot bevordering en instandhouding van de landschappelijke waarden natuurgebied 't Naaldenveld en omstreken en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 944,00 (zegge: negenhonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;

- [appellanten sub 2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 944,00 (zegge: negenhonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;

VIII. gelast dat de raad van de gemeente Bloemendaal aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht vergoedt aan:

- de stichting Stichting tot bevordering en instandhouding van de landschappelijke waarden natuurgebied 't Naaldenveld en omstreken en anderen € 310,00 (zegge: driehonderdtien euro), met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;

- [appellanten sub 2] € 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro), met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.

Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, ambtenaar van staat.

w.g. Hoekstra w.g. Bechinka
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 29 mei 2013

371-739.


2012p08366_1a


2012p08366_1b