Uitspraak 201002921/1/H2


Volledige tekst

201002921/1/H2.
Datum uitspraak: 11 mei 2011

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op de hoger beroepen van:

1. de besliscommissie van het Schadeschap luchthaven Schiphol,
2. [appellant sub 2], wonend te Aalsmeer,

tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 16 februari 2010 in zaak nr. 09/4871 in het geding tussen:

[appellant sub 2]

en

de besliscommissie.

1. Procesverloop

Bij besluit van 27 maart 2006 heeft de besliscommissie aan [appellant sub 2] een schadevergoeding toegekend van € 32.500,00 vanwege het aanwijzingsbesluit voor het vijfbanenstelsel.

Bij besluit van 24 augustus 2009 heeft de besliscommissie het door [appellant sub 2] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en aan [appellant sub 2] tevens aanvullend € 3.890,00 aan nadeelcompensatie toegekend vanwege het aanwijzingsbesluit voor het vierbanenstelsel.

Bij uitspraak van 16 februari 2010, verzonden op 17 februari 2010, heeft de rechtbank het door [appellant sub 2] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 24 augustus 2009 vernietigd en bepaald dat de besliscommissie een nieuw besluit op bezwaar dient te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben de besliscommissie bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 maart 2010, en [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 maart 2010, hoger beroep ingesteld.

De besliscommissie heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant sub 2] heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 juli 2010, waar de besliscommissie, vertegenwoordigd door mr. B.P.M. van Ravels, advocaat te Breda, en [appellant sub 2], in persoon en bijgestaan door mr. A.H.J. van den Biesen, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.

Bij tussenuitspraak van 10 november 2010 in zaak nr. 201002921/1/T1/H2 (hierna: de tussenuitspraak) heeft de Afdeling de besliscommissie opgedragen binnen 20 weken na verzending van deze tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek te herstellen. Deze uitspraak is aangehecht.

Bij schrijven van 17 februari 2011, bij de Raad van State ingekomen op 18 februari 2011, heeft de besliscommissie het besluit van 24 augustus 2009 gehandhaafd.

Bij brief van 4 maart 2011 heeft [appellant sub 2] een zienswijze naar voren gebracht.

De Afdeling heeft de zaak op een tweede zitting behandeld op 22 maart 2011, waar de besliscommissie, vertegenwoordigd door mr. B.P.M. van Ravels, advocaat te Breda, en [appellant sub 2], in persoon en bijgestaan door mr. A.H.J. van den Biesen, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. In de tussenuitspraak is overwogen dat de besliscommissie het besluit van 24 augustus 2009 in strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), onvoldoende daadkrachtig heeft gemotiveerd. Verwezen wordt in dit verband naar hetgeen in de tussenuitspraak onder 2.8.1. is overwogen.

De besliscommissie is vervolgens opgedragen het gebrek in het door de rechtbank vernietigde besluit op bezwaar van 24 augustus 2009 te herstellen met inachtneming van hetgeen in de tussenuitspraak onder 2.14 is overwogen.

2.2. In de tussenuitspraak is meer in het bijzonder geoordeeld dat de besliscommissie haar keuze voor een vergoeding van 1% tot 6% waardedaling van een woning per 5 Ke toename in geluidbelasting niet heeft voorzien van een toereikende motivering. Aan dit systeem ligt de aanname ten grondslag dat het aanwijzingsbesluit feitelijk niet heeft geleid tot een toename van geluidbelasting en derhalve evenmin tot waardevermindering van de woningen. Deze aanname berust echter niet op een vergelijkend onderzoek naar de waarde van woningen ten tijde van de vaststelling van de geluidzones in het aanwijzingsbesluit voor het zogenoemde vierbanenstelsel.

Volgens de tussenuitspraak behoort de besliscommissie in beginsel, uitgaande van de uitspraak van 9 april 2008 in zaak nr. 200705041/1, een aantal typen woningen, zoals onder meer hoekwoningen, tussenwoningen en vrijstaande woningen, te selecteren, die buiten de geluidzones maar wel in het invloedsgebied van Schiphol zijn gelegen. De besliscommissie dient vast te stellen wat de waarde van die woningen is geweest op de peildatum, de vaststelling van de geluidzones in het aanwijzingsbesluit. De besliscommissie dient eveneens vast te stellen wat de waarde op de peildatum is geweest van vergelijkbare typen woningen die binnen de verschillende geluidzones liggen. Vervolgens dient de besliscommissie na te gaan of het verschil in waarde, mede gelet op het normaal maatschappelijk risico en de voorzienbaarheid, voor vergoeding in aanmerking komt. Evenwel kan de besliscommissie ook kiezen voor een andere methode, zoals omschreven in 2.14 van de tussenuitspraak.

2.3. De besliscommissie heeft naar aanleiding van de tussenuitspraak een commissie van onafhankelijke deskundigen verzocht het in de tussenuitspraak voorgeschreven onderzoek te doen. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het advies van 10 januari 2011, zoals nader toegelicht bij brief van 16 februari 2011. Volgens het advies is het niet mogelijk gebleken op de peildatum een verschil in waarde vast te stellen tussen woningen die in het invloedsgebied van Schiphol maar buiten de geluidzones liggen en vergelijkbare typen woningen die binnen de verschillende geluidzones liggen. Er kan dus geen verschil in waarde worden vastgesteld dat is gerelateerd aan de factor geluid. Voor een redelijk denkende en handelende koper wegen andere factoren dan geluid kennelijk zwaar mee in zijn beslissing om op een bepaalde locatie te gaan wonen.

Nu op grond van de nieuwe beoordeling tussen de diverse typen woningen geen waardeverschil als gevolg van het in het Aanwijzingsbesluit vastgestelde geluidzones kan worden vastgesteld, handhaaft de besliscommissie - in aanmerking genomen het verbod van reformatio in peius, hetgeen in dit geval betekent dat de belanghebbende niet als gevolg van het door hem ingestelde bezwaar of beroep in een slechtere positie mag komen te verkeren - de eerder toegekende vergoeding.

2.4. Deze motivering is voldoende om de toekenning van het bedrag van € 3.890,00 aan nadeelcompensatie bij besluit van 24 augustus 2009 te kunnen dragen. Met de resultaten van het uitgevoerde onderzoek heeft de besliscommissie het gebrek in de motivering voor het verstrekken van vergoeding, gebaseerd op de maatstaf 1% tot 6% waardedaling per 5 Ke-stijging, hersteld. In dit systeem strekt compensatie er niet toe om een niet te constateren waardeverschil op te heffen, maar komt aan bewoners binnen de geluidzones een vergoeding toe omdat zij anders dan bewoners van buiten de zones gesitueerde woningen geen bescherming kunnen ontlenen aan de buiten de zones geldende norm van minder dan 35 Ke.

Nu het op basis van de in de tussenuitspraak voorgeschreven vergelijking niet mogelijk is gebleken om op de peildatum een verschil vast te stellen in waarde tussen de onderzochte woningen binnen de geluidzones en woningen van dat type die buiten de geluidzones maar binnen de invloedsfeer van Schiphol zijn gelegen, betekent dit niet, anders dan [appellant sub 2] betoogt, dat de besliscommissie vervolgens genoodzaakt zou zijn te kiezen voor de tweede, in 2.14 van de tussenuitspraak genoemde methode. In de tussenuitspraak is de besliscommissie uitdrukkelijk de keuze gelaten nader onderzoek te doen naar de omvang van waardevermindering van woningen ten gevolge van de in het aanwijzingsbesluit vastgestelde geluidzones.

[appellant sub 2] heeft artikelen en brieven overgelegd waarin wordt betoogd dat verhoging van geluidniveau leidt tot vermindering van marktwaarde van woningen. Daarmee is echter niet komen vast te staan dat het vaststellen van de geluidzones in het aanwijzingsbesluit voor het vierbanenstelsel van invloed is geweest op de waarde van de woningen binnen de geluidzones in vergelijking met vergelijkbare woningen buiten de geluidzones.

Uit de door [appellant sub 2] overgelegde brief van 9 maart 2011 van prof. Sikkel volgt dat als de commissie meer woningen in haar onderzoek had betrokken de uitkomsten van het onderzoek betrouwbaarder zouden zijn geweest. Dit betekent echter niet dat het onderzoek dermate onzorgvuldig is uitgevoerd en het advies zodanige gebreken bevat dat het nadere besluit daarop niet kon worden gebaseerd.

2.5. Gelet op hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen, zijn de hoger beroepen van [appellant sub 2] en de besliscommissie ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. Nu de besliscommissie bij haar schrijven van 17 februari 2011 het gebrek in de motivering waarom aan [appellant sub 2] een vergoeding is toegekend volgens de maatstaf 1% tot 6% waardedaling per 5 Ke-stijging, heeft hersteld, ziet de Afdeling aanleiding om de rechtsgevolgen van het besluit van 24 augustus 2009 met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb in stand te laten. De besliscommissie behoeft, anders dan de rechtbank heeft overwogen, geen nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.

2.6. De besliscommissie dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. bevestigt de aangevallen uitspraak;

II. bepaalt dat de rechtsgevolgen van het besluit van 24 augustus 2009 geheel in stand blijven;

III. veroordeelt de besliscommissie van het Schadeschap luchthaven Schiphol tot vergoeding van bij [appellant sub 2] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 759,00 (zegge: zevenhonderdnegenenvijftig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

IV. bepaalt dat van de besliscommissie van het Schadeschap luchthaven Schiphol een griffierecht van € 448,00 (zegge: vierhonderdachtenveertig euro) wordt geheven.

Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. J.A. Hagen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.A.E. Planken, ambtenaar van staat.

w.g. Drupsteen w.g. Planken
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 11 mei 2011

299.