Uitspraak 200708908/1


Volledige tekst

200708908/1.
Datum uitspraak: 10 september 2008

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], waarvan de vennoten zijn [vennoot A] en [vennoot B], gevestigd te [plaats],

tegen de uitspraak in zaak nr. 07/139 van de rechtbank Zwolle
van 13 november 2007 in het geding tussen:

[appellante]

en

het college van burgemeester en wethouders van Deventer.

1. Procesverloop

Bij besluit van 8 juni 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Deventer (hierna: het college) [appellante] (hierna: het Eethuis) onder oplegging van een dwangsom gelast het reclamebord met de [tekst], geplaatst op een aanhangwagen langs de A1, ter hoogte van afslag […] te [plaats], te verwijderen.

Bij besluit van 28 december 2006 heeft het college het door het Eethuis daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 13 november 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Zwolle (hierna: de rechtbank) het door het Eethuis daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft het Eethuis bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 december 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 16 januari 2008.

Het Eethuis heeft een nader stuk ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 augustus 2008,
waar het Eethuis, vertegenwoordigd door [vennoot A], en het college, vertegenwoordigd door F.W.H.M. Helmich, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 40, eerste lid, van de Woningwet is het verboden te bouwen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (bouwvergunning).

2.2. Het betoog van het Eethuis dat het reclamebord niet bouwvergunningplichtig is omdat het op een aanhangwagen is bevestigd en niet met de grond is verbonden, faalt.

2.3. Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Woningwet wordt onder bouwen verstaan: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.

Het begrip "bouwwerk" is in de Woningwet niet omschreven. Gelet hierop en op het feit dat in de modelbouwverordening een bruikbare definitie is gegeven, is zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 17 oktober 2001 in zaak nr. 200004512/1; Gst. 2002, 7172, 11), aansluiting gezocht bij de in de modelbouwverordening gegeven definitie van het begrip "bouwwerk". Deze luidt: "elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren". Om die reden kunnen mobiele objecten eveneens als bouwwerken worden aangemerkt, mits zij bedoeld zijn om gedurende langere tijd op dezelfde plaats te functioneren. Aan deze kenmerken voldoet het reclamebord, dat inclusief de aanhangwagen als ondersteuningsconstructie, ruim twee meter hoog is.

De rechtbank is er derhalve terecht van uitgegaan dat het reclamebord bouwvergunningplichtig is.

2.4. Vaststaat dat het Eethuis niet beschikt over een bouwvergunning voor het reclamebord, zodat het college ter zake handhavend kon optreden.

Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.

2.5. De rechtbank is tot het juiste oordeel gekomen dat geen concreet uitzicht op legalisatie van het reclamebord bestaat, omdat het college een strikt handhavingsbeleid voert tegen "weilandreclame", terwijl voorts niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die voor het college aanleiding hadden behoren te zijn om van handhaving af te zien.

Het betoog van het Eethuis dat de rechtbank heeft miskend dat het college het gelijkheidsbeginsel heeft geschonden faalt. Het college heeft verklaard dat ook tegen andere langs de A1 geplaatste reclameborden wordt opgetreden. Zo zijn de reclameborden van "Thermen Bussloo" en McDonald's inmiddels verwijderd. Wat betreft het reclamebord van [belanghebbende] heeft het college ter zitting bij de rechtbank aangegeven dat na de uitkomst van de beroepszaak de mogelijkheden tot het optreden tegen dit reclamebord zal worden bezien. Inmiddels heeft het college [belanghebbende] onder oplegging van een dwangsom gelast het reclamebord te verwijderen.

De niet nader onderbouwde stelling van het Eethuis dat het als gevolg van het verwijderen van het reclamebord omzetverlies zal lijden heeft het college, gezien het consistente handhavingsbeleid en het voorkomen van precedentwerking, niet als een bijzondere omstandigheid behoeven aan te merken.

2.6. De slotsom moet zijn dat er geen grond is voor het oordeel dat het college niet tot handhavend optreden mocht besluiten. De rechtbank is tot dezelfde conclusie gekomen.

2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat.

w.g. Slump w.g. Boot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 10 september 2008

202.