Uitspraak 200605774/1


Volledige tekst

200605774/1.
Datum uitspraak: 25 april 2007

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de vereniging "Vereniging Vrienden van het Rembrandtpark" en de vereniging "Vereniging Milieucentrum Amsterdam", beide gevestigd te Amsterdam,
appellanten,

tegen de uitspraak in de zaken nos. AWB 06/2958 en 06/2959 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 27 juni 2006 in het geding tussen:

appellanten

en

het dagelijks bestuur van het stadsdeel Slotervaart van de gemeente Amsterdam.

1. Procesverloop

Bij besluit van 24 mei 2006 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Slotervaart van de gemeente Amsterdam (hierna: het dagelijks bestuur) aan dit stadsdeel krachtens artikel 17, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) vrijstelling verleend voor het aanleggen van een tijdelijke bouwweg op een terrein in het zuidelijk deel van het Rembrandtpark, gelegen aan de Cornelis Lelylaan en de Nachtwachtlaan te Amsterdam.

Bij uitspraak van 27 juni 2006, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam (hierna: de voorzieningenrechter), voor zover van belang, het daartegen door appellanten ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 3 augustus 2006, bij de Raad van State ingekomen op 4 augustus 2006, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 1 september 2006. Deze brieven zijn aangehecht.

Bij brief van 29 november 2006 heeft het dagelijks bestuur van antwoord gediend.

Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellanten en het dagelijks bestuur. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 maart 2007, waar appellanten, vertegenwoordigd door drs. C. van Oosten en M. Schöttelndreier, gemachtigden, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. B.A. Jong, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. De in geding zijnde bouwweg dient ter ontsluiting van het zogenoemde Andreasterrein ten behoeve van bouwverkeer. Op dit voormalige ziekenhuisterrein, waarvan de noordzijde grenst aan het Rembrandtpark, is een bouwproject voorzien dat de oprichting van 500 woningen en een hotel omvat.

2.2. Het perceel waarop de bouwweg is geprojecteerd heeft ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Rembrandtpark" (hierna: het bestemmingsplan) de bestemming "Doeleinden van recreatie: openbaar groen (parken, plantsoenen en bermen met bijbehorende paden en waterlopen)". Vaststaat en niet in geschil is dat de aanleg van de weg in strijd is met die bestemming. Het besluit van 24 mei 2006 strekt ertoe vrijstelling te verlenen van die bestemming.

Het bestemmingsplan bevat geen aanlegvergunningenstelsel als bedoeld in artikel 14 van de WRO. Voorts is gebleken dat bij Koninklijk Besluit van 5 januari 1978, nr. 34 inzake de goedkeuring van het bestemmingsplan, alsnog goedkeuring is onthouden aan artikel 14 van de planvoorschriften waarin onder meer met betrekking tot de gronden bestemd voor "Doeleinden voor recreatie: openbaar groen (parken, plantsoenen en bermen met bijbehorende paden en waterlopen)", was voorzien in een gebruiksbepaling op grond waarvan slechts een gebruik was toegestaan als omschreven in de onderdelen 1 en 2 van die bepaling.

Zoals de voormalige Afdeling rechtspraak reeds heeft geoordeeld (onder meer bij uitspraak van 11 september 1981, no. A-3.1535 (1979); AB 1982, 21) kan een bestemming op zichzelf geen beletsel vormen voor de uitvoering van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, welke daarmee niet in overeenstemming zijn. Derhalve was voor de aanleg van de bouwweg geen vrijstelling als bedoeld in artikel 17 van de WRO vereist, zodat er voor de bij het besluit van 24 mei 2006 verleende vrijstelling geen grondslag bestond. De voorzieningenrechter heeft dat niet onderkend.

2.3. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling zal, doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, het beroep van appellanten gegrond verklaren en het besluit van 24 mei 2006 vernietigen aangezien daarbij ten onrechte toepassing is gegeven aan artikel 17 van de WRO.

2.4. Het dagelijks bestuur dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 27 juni 2006 in de zaken nos. AWB 06/2958 en 06/2959;

III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;

IV. vernietigt het besluit van het dagelijks bestuur van het Stadsdeel Slotervaart van de gemeente Amsterdam van 24 mei 2006, kenmerk R80/0136 BWT 2005;

V. veroordeelt het dagelijks bestuur van het Stadsdeel Slotervaart van de gemeente Amsterdam tot vergoeding van bij appellanten in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 966,00 (zegge: negenhonderdzesenzestig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door het stadsdeel Slotervaart van de gemeente Amsterdam aan appellanten onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;

VI. gelast dat het stadsdeel Slotervaart van de gemeente Amsterdam aan appellanten het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 703,00 (zegge: zevenhonderddrie euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Voorzitter, en mr. R. van der Spoel en mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, Leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Willems, ambtenaar van Staat.

w.g. Van den Brink w.g. Willems
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 25 april 2007

412