Raad van State wil uitleg over 'integratievoorwaarden' in Europese gezinsherenigingsregels

Gepubliceerd op 1 april 2014

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in twee hogerberoepszaken van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie zogenoemde prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie in Luxemburg. De procedures hebben betrekking op de weigering door de staatssecretaris om een Azerbeidzjaanse en een Nigeriaanse vrouw tot Nederland toe te laten, omdat zij het Nederlandse inburgeringsexamen in het buitenland niet hadden gehaald. De vrouwen moeten het inburgeringsexamen afleggen, omdat zij bij hun echtgenoten in Nederland willen wonen. De Raad van State wil in deze twee zaken uitleg van het Hof over de Europese gezinsherenigingsrichtlijn waarin is geregeld dat lidstaten van de Europese Unie van vreemdelingen mogen verlangen dat zij aan zogenoemde integratievoorwaarden voldoen, vóórdat zij tot Nederland worden toegelaten.

Vragen

De Raad van State constateert dat uit de richtlijn niet blijkt hoe ver de staatssecretaris mag gaan bij het stellen van integratievoorwaarden. De Raad van State wil daarom van het Hof weten of het toelaatbaar is dat de staatssecretaris van vreemdelingen verlangt dat zij over een bepaald kennisniveau beschikken van de Nederlandse taal en van de samenleving vóórdat zij tot Nederland worden toegelaten. Daarnaast wil de Raad van State uitleg over de vraag onder welke omstandigheden de toegang van vreemdelingen tot Nederland mag worden geweigerd als zij stellen niet in staat te zijn om het inburgeringsexamen af te leggen. Ten slotte wil de Raad van State van het Hof weten of het toelaatbaar is dat een examenkandidaat € 350 moet betalen voor iedere keer dat hij het inburgeringsexamen aflegt en dat de eenmalige kosten voor het pakket om het examen voor te bereiden € 110 bedragen.

Schorsing behandeling

De behandeling van de hogerberoepszaken bij de Raad van State wordt geschorst in afwachting van de antwoorden van het Hof in Luxemburg. Dit duurt over het algemeen ongeveer één tot anderhalf jaar. Daarna zal de Raad van State de behandeling van deze zaken voortzetten en uiteindelijk hierin definitieve uitspraken doen.

Lees hier de volledige tekst van de verwijzingsuitspraak met zaaknummers 201211916/1 en 201300404/1.